ECLI:NL:RBROT:2017:4119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
10/732066-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige verkrachting en mishandeling door ex-partner met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling van zijn ex-partner. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door raadsman mr. J.Y. Taekema. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van meerdere terechtzittingen, waarbij het bewijs werd gewogen. De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, had gevorderd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde, maar vroeg wel om bewezenverklaring van de andere tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank vond voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van de verkrachting en mishandeling. De feiten vonden plaats op 27 juni 2014 te Rotterdam, waar de verdachte zijn ex-partner met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen en haar mishandelde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank weegt mee dat de verdachte de feiten heeft gepleegd in de aanwezigheid van hun kind, wat de impact van zijn daden vergroot. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen, wat leidde tot een strafvermindering van 6 maanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/732066-14
Datum uitspraak: 31 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te ' [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 30 september 2014, 27 november 2014, 6 februari 2015 en 17 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 en feit 2 subsidiair, wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs naast (en gelet op) de wisselende verklaringen van aangeefster.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat wel voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.2.3.
Beoordeling
Kort nadat een melding door de politie was ontvangen van [naam 1] , dat haar zus, [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ), zou zijn mishandeld en misbruikt, zijn politiemensen ter plaatse gegaan naar de woning van [naam slachtoffer] . Zij hebben nauwgezet vastgelegd wat hun bevindingen ter plaatse waren, zowel ten aanzien van de situatie in de woning van [naam slachtoffer] als met betrekking tot de uitlatingen die zij toen heeft gedaan ter zake van hetgeen haar was overkomen. De inhoud van deze bevindingen komen overeen met de strekking van een whatsapp-bericht dat door [naam slachtoffer] kort voordien was gestuurd aan haar zus, namelijk dat zij was mishandeld en verkracht. In haar verklaring heeft [naam 1] bevestigd dat haar zus [naam slachtoffer] in een telefoongesprek na het whatsapp-bericht aan het gillen was en [naam slachtoffer] aan deze getuige doorgaf dat “hij de deur had opengedaan”. Daarnaast kent de rechtbank bewijswaarde toe aan de omstandigheid dat [naam slachtoffer] de whatsapp-tekst heeft gewist omdat zij bang was dat verdachte deze tekst mogelijk zou lezen en dan te weten zou komen dat [naam slachtoffer] haar zus had gealarmeerd.
[naam slachtoffer] heeft zich ook in het uitgebreide informatief gesprek zeden met twee zedenrechercheurs nader en uitgebreid uitgelaten. In dat gesprek is [naam slachtoffer] er door de verbalisanten bij herhaling op gewezen dat zij de waarheid diende te spreken, en [naam slachtoffer] heeft toen ook telkens bevestigd dat zij dat begreep en deed. [naam slachtoffer] heeft kort tevoren een brief van verdachte gekregen met foto’s erop van haar en verdachte, en politieambtenaren hebben die brief ook aangetroffen. Aanvankelijk heeft verdachte zelf ook verklaard dat hij een dergelijke brief heeft gegeven aan [naam slachtoffer] op de dag voorafgaand aan zijn aanhouding. Uit de inhoud van deze brief volgt ondubbelzinnig dat [naam slachtoffer] geen enkel relatie meer wilde met verdachte, behalve de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor hun kind. Ook de zus van [naam slachtoffer] bevestigt dat [naam slachtoffer] in bijzijn van de getuige eerder die dag aan verdachte duidelijk heeft gemaakt dat zij geen relatie meer wilde met verdachte. De rechtbank kent, gelet op het bovenstaande, vooral (bewijs)waarde toe aan de op 27 juni 2014 bij de politie afgelegde verklaringen van [naam slachtoffer] en niet aan haar latere, afgezwakte verklaringen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van
zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ;
het geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of heeft/hebben
bestaan uit het
- open trappen van van een deur en/of
- ( dreigend) naar die [naam slachtoffer] zwaaien met een mes en/of
- daarbij zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat haar zoontje [naam 2] hetzelfde gebeurt
als die [naam slachtoffer] is overkomen (daarmee verwijzend naar de vader van [naam slachtoffer] die
werd doodgestoken toen zij een kind was) en/of
- zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat hij, verdachte, heet water heeft gekookt en in
haar gezicht zal gooien als ze niet naar hem zou luisteren en/of
- gooien van een asbak in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] schoppen tegen het linkerbeen en/of
- die [naam slachtoffer] gebieden zich te ontkleden en toen die [naam slachtoffer] dat weigerde haar
de woorden toevoegen "nou dan wordt het een verkrachting", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- de kleding van het lichaam van die [naam slachtoffer] rukken/trekken en/of
die [naam slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd slaan en/of
stompen en/of
- met een mes (een) stekende beweging(en) naar die [naam slachtoffer] maken, althans die
[naam slachtoffer] dreigend een mes voorhouden, althans dreigend een mes tonen en/of
- ( aldus) een dusdanig bedreigende situatie voor die [naam slachtoffer] heeft doen
ontstaan waartegen die [naam slachtoffer] -onvoldoende- weerstand heeft kunnen bieden;
2 subsidiair.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon/ zijn levensgezellin, genaamd [naam slachtoffer] , met een mes in of nabij de
linkerborst heeft gestoken en/of (meermalen) in het gezicht, althans op/tegen
het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of , waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair

verkrachting

2 subsidiair

mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige verkrachting in de woning van zijn voormalige partner. Hierbij heeft hij haar gedreigd te zullen steken met een mes. Nadat de verdachte de deur van de slaapkamer had ingetrapt en kleding van het lichaam van het slachtoffer had getrokken kon zij niet langer weerstand bieden aan het gewelddadig handelen van verdachte en vond de verkrachting plaats. Verdachte heeft aangeefster bovendien mishandeld door haar een aantal maal in het gezicht te stompen en te slaan.
Pas nadat het slachtoffer kans zag zich aan verdachte te onttrekken in haar badkamer kon zij telefonisch via haar zus de hulp van de politie inroepen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Een verkrachting heeft meestal tot gevolg dat een slachtoffer nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur ondervindt. Bovendien is het de verdachte ook extra aan te rekenen dat het door hem toegepaste fysieke geweld tegen het slachtoffer heeft plaatsgevonden in bijzijn van hun tweejarig kind.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapporten
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 23 september 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van dit rapport.
De psycholoog drs. [naam deskundige] heeft op 24 juli 2014 gerapporteerd dat de verdachte niet aan zijn onderzoek heeft willen meewerken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
De verdediging heeft (indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen) verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (langer dan de duur van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd) achterwege te laten. Inmiddels is volgens de raadsman sprake van een “oude zaak” en de voorlopige hechtenis van de verdachte is al op 6 februari 2015 door de rechtbank geschorst. Hierdoor zal een hernieuwde opsluiting van de verdachte thans geen redelijk doel meer treffen.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij de rechtbank nog opmerkt als het (LOVS-) oriëntatiepunt voor verkrachting een gevangenisstraf van 2 jaren geldt.
Hoewel het lange tijdsverloop, zowel in absolute zin als voor wat betreft de duur van de schorsing, valt te betreuren, laat de ernst van de feiten de oplegging van een straf als door de verdediging (subsidiair) is bepleit, niet toe. Daarbij is, in het nadeel van verdachte, van belang dat hij de delicten heeft gepleegd tegen zijn ex-partner in haar eigen woning.
De verdachte is in de onderhavige zaak op 27 juni 2014 voor het eerst gehoord en in verzekering gesteld waarmee de termijn is aangevangen waaraan wordt afgemeten of is voldaan aan een berechting binnen een redelijke termijn. Tussen 27 juni 2014 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en 9 maanden.
Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van ruim negen maanden. Daarbij is tevens in strafmatigende zin meegewogen dat de voorlopige hechtenis van de verdachte meer dan twee jaar geschorst is geweest (tot de uitspraak), en dat er geen enkele noodzaak is gebleken voor dit lange tijdsverloop.
Dit alles leidt er toe dat de geconstateerde overschrijding dient gecompenseerd te worden door een vermindering van de op te leggen vrijheidsstraf met 6 maanden.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 24 maanden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden opleggen.

8.Voorlopige hechtenis

Tijdens de behandeling ter terechtzitting op 17 maart 2017 heeft de rechtbank beslist dat de schorsing van de voorlopige hechtenis zal voortduren tot het moment waarop de rechtbank op 31 maart 2017 te 13.00 uur (eind)uitspraak zal doen in de onderhavige strafzaak. Tevens wordt bepaald dat de verdachte hierbij in persoon aanwezig dient te zijn. Aan de verdachte is hiervan ter terechtzitting van 17 maart 2017 mondelinge mededeling gedaan.
De rechtbank ziet, gelet op haar oordeel en de inhoud van het vonnis, geen aanleiding de schorsing na de uitspraak nog langer te doen voortduren. De schorsing van de voorlopige hechtenis zal daarom niet opnieuw worden verlengd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en H. de Doelder, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Nederlof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2017.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot
het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van
zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] ;
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het
- open trappen van van een deur en/of
- ( dreigend) naar die [naam slachtoffer] zwaaien met een mes en/of
- daarbij zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat haar zoontje [naam 2] hetzelfde gebeurt
als die [naam slachtoffer] is overkomen (daarmee verwijzend naar de vader van [naam slachtoffer] die
werd doodgestoken toen zij een kind was) en/of
- zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat hij, verdachte, heet water heeft gekookt en in
haar gezicht zal gooien als ze niet naar hem zou luisteren en/of
- gooien van een asbak in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] schoppen tegen het linkerbeen en/of
- die [naam slachtoffer] gebieden zich te ontkleden en toen die [naam slachtoffer] dat weigerde haar
de woorden toevoegen "nou dan wordt het een verkrachting", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- de kleding van het lichaam van die [naam slachtoffer] rukken/trekken en/of
die [naam slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd slaan en/of
stompen en/of
- met een mes (een) stekende beweging(en) naar die [naam slachtoffer] maken, althans die
[naam slachtoffer] dreigend een mes voorhouden, althans dreigend een mes tonen en/of
- ( aldus) een dusdanig bedreigende situatie voor die [naam slachtoffer] heeft doen
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of
bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , te dwingen tot
het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, het volgende heeft gedaan:
- een (slaapkamer)deur open getrapt en/of
- ( dreigend) naar/in de richting van die [naam slachtoffer] gezwaaid met een mes en/of
- daarbij tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat haar zoontje [naam 2] hetzelfde gebeurt
als die [naam slachtoffer] is overkomen (daarmee verwijzend naar de vader van [naam slachtoffer] die
werd doodgestoken toen zij een kind was) en/of
- tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte, heet water heeft gekookt en in
haar gezicht zal gooien als ze niet naar hem zou luisteren en/of
- een asbak in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft gegooid en/of
- geschopt tegen het linkerbeen van die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] opgedragen zich te ontkleden en toen die [naam slachtoffer] dat weigerde haar
de woorden toevoegen "nou dan wordt het een verkrachting", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- de kleding van het lichaam van die [naam slachtoffer] gerukt/getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] (meermalen) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd geslagen en/of
gestompt en/of
- met een mes (een) stekende beweging(en) naar die [naam slachtoffer] gemaakt, althans die
[naam slachtoffer] dreigend een mes voorgehouden, althans dreigend een mes getoond en/of
- geprobeerd zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer] te duwen,
- ( aldus) een bedreigende situatie voor die [naam slachtoffer] heeft doen
ontstaan waartegen die [naam slachtoffer] (onvoldoende) weerstand kon bieden;
terwiji de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;"
Artikel 242 jo 45 Wetboek van Strafrecht"
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon/ zijn
levensgezellin, genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes in of
nabij de linker borst, althans in het (linker) bovenlichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302/304 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon/ zijn levensgezellin, genaamd [naam slachtoffer] , met een mes in of nabij de
linkerborst heeft gestoken en/of (meermalen) in het gezicht, althans op/tegen
het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of , waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht)