ECLI:NL:RBROT:2017:4082

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/661097-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en overtredingen van de Opiumwet na onvoldoende bewijs van wetenschap en betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen en overtredingen van de Opiumwet. De verdachte was aangehouden na een onderzoek naar aanleiding van een schietincident, waarbij hij in een woning werd aangetroffen waar verdovende middelen en een geldbedrag van € 3.610,- aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van vier maanden.

De verdachte verklaarde echter dat hij onder invloed van alcohol de woning van zijn broer was binnengegaan en daar in slaap was gevallen. Hij ontkende kennis te hebben van de aangetroffen verdovende middelen en het geld, en vermoedde dat anderen misbruik hadden gemaakt van de goedgelovigheid van zijn broer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte als (mede)bewoner van de woning kon worden aangemerkt, en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat hij op de hoogte was van de aangetroffen goederen.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd besloten dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de weegschaal en het geld, moesten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien niet was vastgesteld wie dat was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J.H. Janssen als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/661097-15
Datum uitspraak: 16 februari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Dingley heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak
Standpunt officier van justitie
Tijdens een onderzoek naar aanleiding van een schietincident, is - in een tapgesprek -gehoord dat de verdachte over vuurwapens sprak. Vervolgens is op 29 april 2015 binnengetreden op het adres [adres delict] te Rotterdam. Het vermoeden was dat de verdachte daar zou verblijven. In de woning werd de verdachte aangehouden en werden op diverse plaatsen verdovende middelen aangetroffen. Later werd ook nog een bedrag van
€ 3.610, - aangetroffen in de wasdroger. Gelet op het proces-verbaal van doorzoeking en het aantreffen van de verdachte in desbetreffende woning acht de officier van justitie de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ’s ochtends vroeg onder invloed de woning van zijn broer binnen is gegaan, vervolgens direct naar de woonkamer is gegaan en daar meteen op een matras in slaap gevallen is en pas wakker is geworden toen het arrestatieteam binnenviel. Andere informatie over de handelingen van de verdachte die nacht/ochtend is er niet.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij van de in de woning aangetroffen verdovende middelen en geld niets wist en deze goederen niet heeft gezien. Hij vermoedt dat anderen van de goedgelovigheid van zijn broer misbruik hebben gemaakt.
Vastgesteld wordt dat de broer van de verdachte stond ingeschreven op het adres [adres delict] te Rotterdam en de verdachte niet. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte feitelijk als (mede)bewoner van de woning van zijn broer moet worden aangemerkt. De broer van verdachte is niet door de politie gehoord, zodat van zijde van de hoofdbewoner van het pand iedere informatie omtrent de aangetroffen goederen ontbreekt.
Tegen die achtergrond kan wetenschap bij de verdachte van de aangetroffen goederen slechts worden vastgesteld op grond van een conclusie dat de verdachte de goederen op 29 april 2015 in de woning moet hebben gezien. Uit het proces-verbaal van doorzoeking blijkt niet (duidelijk) hoe en waar de in de woning de gevonden hard drugs zijn aangetroffen. Het geld en de hasjiesj zijn in de wasdroger respectievelijk een kast in de gang aangetroffen. Dat de verdachte de goederen wel moet hebben gezien die nacht kan op grond van die vaststellingen niet worden getrokken.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen weegschaal en het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat het geld buiten het bestek van deze strafzaak valt, en het geld bewaard moet blijven ten behoeve van de rechthebbende.
Beoordeling
Nu niet is gebleken wie de rechthebbende van het aangetroffen geld is zal daarvan de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • de weegschaal (elektronisch);
  • geld € 3.610 ,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Cupido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 april 2015 te Rotterdam, van (een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 3.610 euro, in elk geval enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(Artikel 420bis sub a Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 april 2015 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 85,1 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 1,5 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(Artikel 2/C juncto artikel 10 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 29 april 2015 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 141,9 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel 3/C juncto artikel 11 Opiumwet)