ECLI:NL:RBROT:2017:4081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/661269-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld en mishandeling met vrijspraak voor diefstal met geweld

Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de PI Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling, terwijl hij vrijgesproken werd van diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere het geven van een kopstoot en het slaan van twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de diefstal met geweld niet wettig en overtuigend was, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank vond voldoende bewijs voor de openlijke geweldpleging en mishandeling, onderbouwd door getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een vechtpartij op straat, waarbij hij samen met een medeverdachte een man en een begeleidster van een stichting had mishandeld. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met aftrek van voorarrest, vanwege de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van de samenleving voorop staat en dat de maatregel ook bedoeld is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661269-16
Datum uitspraak: 16 februari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet.
raadsvrouw mr. S. van Buuren, advocaat te Westmaas.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. Dingley heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
Waardering van het bewijs
Feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging wordt geoordeeld dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent het ten laste gelegde feit. De verklaring van de aangever verliest volgens de verdediging betrouwbaarheid door zijn later afgelegde tegenstrijdige verklaringen. Bovendien vindt diens verklaring geen steun in de camerabeelden, nu daarop niet te zien is dat de verdachte geweld gebruikt. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
Blijkens het proces-verbaal van uitkijken van de camerabeelden trappen de verdachte en medeverdachte de aangever. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen inzake het cameratoezicht zijn de juiste personen - de verdachte en medeverdachte - aangehouden hetgeen door de verdachte ook wordt bevestigd.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen
.
Feit 2
Standpunt verdediging
De verdediging ontkent het ten laste gelegde feit. De verdediging wijst erop dat geen letsel is te zien op de neus van aangeefster, hetgeen verwacht mag worden wanneer haar – zoals zij verklaart – een kopstoot is gegeven. De verdediging betwist dat het letsel dat wel te zien is (aan de binnenkant van de lip van aangeefster) door de verdachte is veroorzaakt. Voorts wijst de verdediging erop dat de getuige heeft verklaart dat hij niet zeker weet of aangeefster door de verdachte is geraakt. Er is al met al onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde. De verdacht dient daarom te worden vrijgesproken.
Beoordeling feit 2
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar een kopstoot op haar neus en vervolgens een vuistslag tegen haar mond heeft gegeven. Die aangifte vindt steun in de getuigenverklaring van [naam getuige] , die verklaart te hebben gezien dat verdachte aangeefster een vuistslag op haar gezicht en een kopstoot gaf, en in de door de aangeefster zelf gemaakte foto’s, waarop letsel aan haar lip is te zien.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, op de Jacob Catsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam en/of de benen van die [naam slachtoffer 1] en/of het slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of het gooien van een blikje, althans een hard voorwerp, tegen en/of in de richting van, die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Rotterdam, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door - met zijn, verdachtes, vingers/hand in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] te duwen/drukken en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] een kopstoot te geven en/of
- ( met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen
ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:

1.Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

2.Mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering maatregel
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vechtpartij op straat. Onder invloed van alcohol hebben de verdachte en de medeverdachte een man die zijn hondje aan het uitlaten was, geschopt. Daarnaast heeft de verdachte een begeleidster van een stichting die zich inzet voor kwetsbare, dakloze Rotterdammers mishandeld tijdens een door haar geleide activiteit. Deze beide geweldsmisdrijven brengen naast angstgevoelens bij de slachtoffers tevens, gelet op het openlijke karakter ervan, gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Acht is geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 januari 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Betrokkene, die de status stelselmatige dader draagt, vertoont al vanaf jonge leeftijd gedragsproblemen. Hij heeft nauwelijks opleiding genoten en nooit gewerkt. Hij lijkt zich aangetrokken te voelen tot negatief gedrag en een vriendenkring waar een negatieve invloed vanuit gaat. Voorts zijn er sterke vermoedens van een forse verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek en is er sprake van problematisch middelengebruik. Ook zijn er aanwijzingen voor gebrekkige oplossingsvaardigheden en een zelfgerichte houding. Gezien de vermoedens van een verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek, is meerdere keren geprobeerd om een persoonlijkheidsonderzoek (NIFP en ASVZ) af te nemen, maar betrokkene heeft hieraan niet meegewerkt. Eerdere reclasseringstoezichten hebben ook geen vruchtbare resultaten opgeleverd. Vanwege betrokkene zijn negatieve houding ten opzichte van behandeling en onderzoek was er geen adequaat beeld van betrokkene ’s persoonlijkheid en functioneren en kon er steeds geen passende behandeling worden aangeboden. Gelet op het hoge recidive risico en de hulpverleningsgeschiedenis van betrokkene, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan de verdachte een ISD-maatregel op te leggen, teneinde de kans op recidive te verkleinen.
Psychiater [naam deskundige 1] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2016. In dit rapport concludeert hij dat vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen contra-indicatie voor het opleggen van de ISD-maatregel bestaat.
Psycholoog [naam deskundige 2] heeft op 21 juli 2016 gerapporteerd dat er geen contra-indicatie is voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2017 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel, of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en taakstraffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering en de psycholoog dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de maximale duur van twee jaren, met aftrek van de duur van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Daarbij is mede gelet op ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend wordt na te noemen maatregel passend en geboden geacht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op 38m, 38n, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde maatregel in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Cupido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekstgewijzigdetenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam en/of de benen van die [naam slachtoffer 1] en/of het slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of het gooien van (een) blikje(s), althans (een) hard(e) voorwerp(en), tegen en/of in de richting van die [naam slachtoffer 1] ;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, op de Jacob Catsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam en/of de benen van die [naam slachtoffer 1] en/of het slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of het gooien van een blikje, althans een hard voorwerp, tegen en/of in de richting van, die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Rotterdam, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door - met zijn, verdachtes, vingers/hand in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] te duwen/drukken en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] een kopstoot te geven en/of
- ( met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen

tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen;