Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/661269-16
Datum uitspraak: 16 februari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet.
raadsvrouw mr. S. van Buuren, advocaat te Westmaas.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. Dingley heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
Waardering van het bewijs
Feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging wordt geoordeeld dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent het ten laste gelegde feit. De verklaring van de aangever verliest volgens de verdediging betrouwbaarheid door zijn later afgelegde tegenstrijdige verklaringen. Bovendien vindt diens verklaring geen steun in de camerabeelden, nu daarop niet te zien is dat de verdachte geweld gebruikt. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
Blijkens het proces-verbaal van uitkijken van de camerabeelden trappen de verdachte en medeverdachte de aangever. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen inzake het cameratoezicht zijn de juiste personen - de verdachte en medeverdachte - aangehouden hetgeen door de verdachte ook wordt bevestigd.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen
.
Feit 2
Standpunt verdediging
De verdediging ontkent het ten laste gelegde feit. De verdediging wijst erop dat geen letsel is te zien op de neus van aangeefster, hetgeen verwacht mag worden wanneer haar – zoals zij verklaart – een kopstoot is gegeven. De verdediging betwist dat het letsel dat wel te zien is (aan de binnenkant van de lip van aangeefster) door de verdachte is veroorzaakt. Voorts wijst de verdediging erop dat de getuige heeft verklaart dat hij niet zeker weet of aangeefster door de verdachte is geraakt. Er is al met al onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde. De verdacht dient daarom te worden vrijgesproken.
Beoordeling feit 2
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar een kopstoot op haar neus en vervolgens een vuistslag tegen haar mond heeft gegeven. Die aangifte vindt steun in de getuigenverklaring van [naam getuige] , die verklaart te hebben gezien dat verdachte aangeefster een vuistslag op haar gezicht en een kopstoot gaf, en in de door de aangeefster zelf gemaakte foto’s, waarop letsel aan haar lip is te zien.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, op de Jacob Catsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen schoppen/trappen tegen het lichaam en/of de benen van die [naam slachtoffer 1] en/of het slaan tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of het gooien van een blikje, althans een hard voorwerp, tegen en/of in de richting van, die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Rotterdam, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door - met zijn, verdachtes, vingers/hand in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] te duwen/drukken en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] een kopstoot te geven en/of
- ( met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen
ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 2] pijn en/of letsel heeft bekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op: