ECLI:NL:RBROT:2017:4077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/770012-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen met een bedrag van € 24.000,-

Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van witwassen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 24.000,-, dat afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, dit bedrag op zijn bankrekening heeft laten storten en vervolgens heeft opgenomen en afgegeven aan mededaders. De verdachte was zich bewust van de illegale herkomst van het geld en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen voor de benadeelde partij. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn rol als katvanger in een groter geheel van criminaliteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure en heeft de taakstraf vastgesteld op 60 uur. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/770012-13
Datum uitspraak: 16 februari 2017
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 28 en/of 29 november 2012, te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld) witwassen, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, van één of meer geldbedrag(en), te weten van
24.000 (zegge: vierentwintigduizend) euro, althans enig geldbedrag,
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemd(e) geldbedrag(en) was/waren en/of wie bovengenoemde geldbedrag(en) voorhanden had(den) en/of terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
b. voornoemde geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemde geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, tezamen met anderen, schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 24.000,-. De verdachte heeft zijn bankrekening beschikbaar gesteld teneinde dit geldbedrag, waarvan hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was, op zijn bankrekening te laten storten, en dit bedrag vervolgens op te nemen en af te geven aan deze personen. De verdachte wist zelfs dat hij, op een illegale wijze, bewindvoerder geworden was van een voor hem onbekend persoon. De verdachte heeft niet nagedacht over de consequenties voor deze benadeelde, maar enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte een katvanger was, en dat hij daarmee slechts één onderdeel uitmaakte van een groter geheel.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het verhoor van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 11 juni 2014 verhoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen 11 juni 2014 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 2 jaar en 8 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen van na te noemen duur.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Cupido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 en/of 29 november 2012, te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld) witwassen, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, van één of meer geldbedrag(en), te weten van
24.000 (zegge: vierentwintigduizend) euro, althans enig geldbedrag,
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemd(e) geldbedrag(en) was/waren en/of wie bovengenoemde geldbedrag(en) voorhanden had(den) en/of terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
b. voornoemde geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemde geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikelen 420 bis onder a en b jo 420 quater onder a en b jo 47 van het Wetboek van Strafrecht