ECLI:NL:RBROT:2017:4066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/770013-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in een strafzaak wegens (schuld)witwassen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2017, is de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], niet verschenen op de terechtzitting. De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, omdat deze niet op de juiste wijze aan de verdachte is betekend. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting verricht en vastgesteld dat de dagvaarding inderdaad niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de dagvaarding nietig is. De rechtbank heeft in haar vonnis de dagvaarding dan ook nietig verklaard. De zaak betreft een tenlastelegging van (schuld)witwassen, waarbij de verdachte en/of haar mededaders zouden hebben geprobeerd de herkomst van geldbedragen te verbergen, die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de procedurele fout in de betekening van de dagvaarding niet te herstellen was, wat leidde tot de nietigheid van de dagvaarding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/770013-13
Datum uitspraak: 2 februari 2017
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Geldigheid dagvaarding

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de dagvaarding nietig is, nu deze onjuist aan de verdachte betekend is.
Beoordeling
Niet is gebleken dat dagvaarding op de bij de wet voorgeschreven wijze aan verdachte is
betekend en de verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Conclusie
De dagvaarding is nietig.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. E.G. Fels en M. Cupido, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks
7december 2012, te Dordrecht, althans in Nederland , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld) witwassen, immers heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s), toen aldaar, van één of meer geldbedrag(en), te weten van
25.500 (zegge: vijfentwintigduizend vijfhonderd) euro, althans enig geldbedrag,
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovengenoemd(e) geldbedrag(en) was/waren en/of wie bovengenoemde geldbedrag(en) voorhanden had(den) en/of terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
b. voornoemde geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemde geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikelen 420 bis onder a en b jo 420 quater onder a en b jo 47 van het Wetboek van Strafrecht