ECLI:NL:RBROT:2017:4055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/231709-16/ TUL VV 10/690364-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument met afwijzing van vordering tot tenuitvoerlegging

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2016 in Rotterdam een Nederlands paspoort, dat niet op zijn naam stond, heeft gebruikt. Dit feit werd door de verdachte erkend, waardoor de rechtbank besloot om het ten laste gelegde zonder nadere motivering bewezen te verklaren.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte de voorwaardelijke straf zou ondergaan, maar de rechtbank oordeelde dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals het naleven van reclasseringstoezicht en het vinden van werk, in aanmerking moesten worden genomen. De rechtbank vond het niet wenselijk om de vordering toe te wijzen, gezien de omstandigheden van de verdachte en het feit dat de proeftijd inmiddels was afgelopen.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/231709-16
Parketnummer vordering TUL VV: 10/690364-11
Datum uitspraak: 26 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
  • gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/690364-11, te weten 4 (vier) maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 juli 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten Nederlands paspoort, documentnummer: [nummer] op naam van [naam] geboren op [geboortedatum] , door voornoemd paspoort aan verbalisant [naam verbalisant] te tonen/overhandigen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gelegitimeerd met het paspoort van zijn broer. Het gebruik maken van documenten van anderen ter legitimatie tast het vertrouwen aan dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden in legitimatiebewijzen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Overige omstandigheden
Door de verdediging is aangevoerd dat een gevangenisstraf voor de verdachte niet passend zou zijn. De verdachte heeft zich goed gehouden aan reclasseringstoezicht dat hem voor een andere zaak was opgelegd en heeft inmiddels werk gevonden. Het is van belang dat de verdachte dit werk kan behouden zodat hij de inkomsten kan gebruiken om de aanzienlijke schulden die hij heeft af te lossen. Dit sluit aan bij het voortgangsverslag dat door het Leger de Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering is uitgebracht op 26 april 2016.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de door de verdediging ter terechtzitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 juli 2012 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, waarvan een gedeelte groot 2 (twee) jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar. De proeftijd is ingegaan op 14 december 2012.
Bij uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechterbank van 23 december 2015 is de proeftijd met één jaar verlengd, waardoor de proeftijd op 12 maart 2017 is beëindigd, en zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuw strafbaar feit mag plegen, niet heeft nageleefd. Voorts is zij van mening dat het toewijzen van de gehele vordering onevenredig is gelet op het feit dat de verdachte vandaag voor een geheel andersoortig feit terechtstaat. Toch is de officier van justitie dat, ondanks het advies van de reclassering, de verdachte er iets van moet voelen, nu vastgesteld kan worden dat de verdachte de algemene voorwaarden dat hij geen strafbare feiten meer zal plegen (wederom) heeft overtreden. Zij vordert dan ook dat de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen, te weten voor 4 (vier) maanden.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen, gelet op de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op het feit dat het hierboven bewezen verklaarde feit een heel ander feit is dat dat waarvoor de voorwaardelijke straf was opgelegd, de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte en het voortgangsverslag van de reclassering van 26 april 2017 waarin staat dat de proeftijd inmiddels is afgelopen, de verdachte zich aan alle bijzondere voorwaarden heeft gehouden en de reclassering het niet wenselijk acht de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 juli 2012 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en F.W. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 juli 2016 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten Nederlands paspoort, documentnummer: [nummer] op naam van [naam] geboren op [geboortedatum] , door voornoemd paspoort aan verbalisant [naam verbalisant] te tonen/overhandigen.