ECLI:NL:RBROT:2017:4053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
10/691129-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte], werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van 15 jaar, waarbij hij samen met een medeverdachte handelingen verrichtte die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de seksuele handelingen hebben gepleegd in de periode van 18 tot en met 19 april 2008 te Rotterdam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de verdachte schuldig is aan het bewezen verklaarde feit, de lange duur van de procedure een belangrijke factor is bij het bepalen van de straf. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van € 10.000,-- aan immateriële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij toegewezen, die tot op heden zijn begroot op € 500,00. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691129-08
Datum uitspraak: 10 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. D.H. van den Elzen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de extreme overschrijding van de redelijke termijn, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een overschrijding van de redelijke termijn, gelet op vaste jurisprudentie, niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
4.3.
Beoordeling
Vast staat dat de redelijke termijn is overschreden. Volgens vaste jurisprudentie leidt dit echter niet tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn geen reden is om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te achten.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Partiële vrijspraak
Onder het derde gedachtestreepje is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij en/of zijn mededader de penis in het gezicht van het slachtoffer heeft/hebben gedrukt. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat dit in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam zou hebben plaatsgevonden, de eerste woning waar het slachtoffer met de verdachte, de medeverdachte [naam medeverdachte] en de andere twee jongens naar toe is gegaan. Voorts heeft het slachtoffer verklaard dat op het moment dat de verdachte zijn penis tegen haar gezicht drukte, de andere aanwezige jongens eromheen stonden. Nu alleen het slachtoffer hierover heeft verklaard en geen van de vier aanwezige jongens haar verklaring op dit punt ondersteunt, ontbreekt voor dit deel van de beschuldiging het vereiste steunbewijs en daarom acht de rechtbank dit derde gedachtestreepje niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, in of omstreeks de periode van 18 april 2008 tot en met 19 april 2008 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
- brengen en/of houden van zijn (mededader(s)) penis in de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
- betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] , en/of
- drukken van zijn (mededader(s)) penis in het gezicht van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, een slechthorend meisje van 15 jaar. Zowel de verdachte als de medeverdachte hebben seks gehad met het slachtoffer, waarbij sprake is geweest van het met de penis seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Voorts hebben zij beiden haar borsten betast. De verdachte was ten tijde van het plegen van dit feit 21 jaar, een stuk ouder dan het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijk als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade van deze gebeurtenissen ondervinden. Dit geldt ook voor het slachtoffer, zoals blijkt uit de overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring.
De rechtbank houdt ook rekening met de verklaring van getuige [naam getuige 1] dat hij in de eerste woning de medeverdachte [naam medeverdachte] op agressieve toon tegen het slachtoffer heeft horen zeggen dat zij moest neuken, de verklaring van getuige [naam getuige 2] dat hij de medeverdachte [naam medeverdachte] op dwingende tegen het slachtoffer heeft horen zeggen het slachtoffer zich moest uitkleden, terwijl het slachtoffer verdrietig en boos keek en stil was, alsmede de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer op enig moment hysterisch begon te doen.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Uitgangspunt is dat een feit als het onderhavige onder de hiervoor geschetste omstandigheden leidt tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De berechting van deze zaak heeft echter veel, en veel te lang geduurd.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft volgens vaste rechtspraak als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 23 mei 2008 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de afronding van de behandeling meer dan twee jaar kost. Deze zaak had dus uiterlijk in (mei) 2010 berecht moeten worden. Het is inmiddels zeven jaar later, negen jaar na het feit. Dit moet in de op te leggen straf verdisconteerd worden.
De rechtbank onderkent dat de op te leggen straf voor aangeefster pijnlijk kan zijn. Ook zij heeft immers jaren moeten wachten. Dat neemt niet weg dat de rechtbank na zoveel tijd het niet meer passend vindt dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,-- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, met dien verstande dat zowel de verdachte als de medeverdachte elk worden veroordeeld tot het betalen van € 5.000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdachte
De verdachte heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,--, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen grond te bepalen dat de verdachte en de medeverdachte ieder slechts de helft van de schade hoeven te betalen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 april 2008.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 500,00 (conform het liquidatietarief) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden op de datum dat het strafbare feit is begaan.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 10.000,-- (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 500,00 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 10.000,--(hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 10.000,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 18 april 2008 tot en met 19 april 2008 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
- brengen en/of houden van zijn (mededader(s)) penis in de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
- betasten van de borsten van die [naam slachtoffer] , en/of
- drukken van zijn (mededader(s)) penis in het gezicht van die [naam slachtoffer] .