ECLI:NL:RBROT:2017:4045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
C/10/510395 / HA ZA 16-930
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaald gelaten facturen door interim bestuurder met fiscale implicaties van de Wet DBA

In deze zaak vordert eiseres, een interim bestuurder, betaling van onbetaald gelaten facturen door de gedaagden, 24Care B.V. en 24Care Inkoop B.V. De overeenkomst van opdracht tussen eiseres en 24Care is gesloten voor onbepaalde tijd, met een afgesproken uurtarief van € 55,00. Eiseres heeft haar werkzaamheden steeds achteraf gefactureerd met een betalingstermijn van 30 dagen. Sinds april 2016 zijn de facturen door 24Care c.s. (de gedaagden) deels onbetaald gelaten, waarbij 40% van de facturen is ingehouden. De gedaagden beroepen zich op onduidelijkheid over de fiscale gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) als reden voor het niet betalen van de facturen.

De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en dat de hoogte van de vordering van eiseres, € 27.927,50, niet in geschil is. De rechtbank verwerpt het beroep van 24Care op opschorting en verrekening. De rechtbank stelt vast dat er geen risico op een fiscale naheffing bestaat en dat de gedaagden niet voldoende onderbouwd hebben dat zij recht hebben op opschorting of verrekening. De vordering van eiseres wordt toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en beslagkosten. De proceskosten worden eveneens toegewezen aan eiseres, waarbij 24Care als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten.

Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2017 door mr. M.J.M. van Beckhoven en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/510395 / HA ZA 16-930
Vonnis van 12 april 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Huizen,
eiseres,
advocaat mr. L.R. Ridderbroek te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
24CARE B.V.,
gevestigd te Huizen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
24CARE INKOOP B.V.,
gevestigd te Huizen,
gedaagden,
advocaat mr. T.D.E. Hoekstra te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en 24Care c.s. (‘enkelvoud’) genoemd worden. Gedaagde sub 1 zal hierna 24Care en gedaagde sub 2 24Care Inkoop genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 september 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met productie 1;
  • de brief van 23 november 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de akte met producties 17 en 18 en het begeleidend schrijven van 18 januari 2017 aan de zijde van [eiseres] ;
  • de akte met producties 2 tot en met 5 en het begeleidend schrijven van 25 januari 2017 aan de zijde van 24Care c.s.;
  • de akte met producties 19 tot en met 23 en het begeleidend schrijven van 1 februari 2017 aan de zijde van [eiseres] ;
  • het proces-verbaal van comparitie van 2 februari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en 24Care hebben een overeenkomst van opdracht gesloten voor het voeren feitelijke management en directievoering. Het betrof een overeenkomst voor onbepaalde tijd vanaf 1 maart 2014 waarbij voor de werkzaamheden van [eiseres] een uurtarief € 55,00 (inclusief alle bijkomende kosten om de werkzaamheden te verrichten, exclusief BTW) is gehanteerd.
2.2.
[eiseres] heeft haar werkzaamheden steeds achteraf gefactureerd met een betalingstermijn van 30 dagen.
2.3.
Eerst sinds april 2016 heeft 24Care c.s. facturen van [eiseres] (deels) onbetaald gelaten. Bij het merendeel van de openstaande facturen is 40 procent ingehouden. De reden die 24Care c.s. voor het (deels) onbetaald laten heeft genoemd, is de onduidelijkheid over de fiscale gevolgen van de inwerkintreding van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (hierna: de Wet DBA).
2.4.
Het resterende saldo na aftrek van verrichte deelbetalingen van 60 procent is door [eiseres] als volgt gespecificeerd:
Factuurnummer Factuurdatum Vervaldatum Bedrag
2016-0008 01-04-2016 01-05-2016 € 4.685,12
2016-0010 01-05-2016 31-05-2016 € 4.259,00
2016-0016 01-06-2016 01-07-2016 € 4.359,02
2016-0017 01-07-2016 31-07-2016 € 11.646,25
2016-0019 26-07-2016 25-08-2016
€ 6.921,20
Totaal € 31.870,59
2.5.
Na sommaties heeft 24Care c.s. nog een bedrag van € 3.943,09 voldaan waardoor een bedrag van € 27.927,50, als hoofdsom resteert.
2.6.
Door en namens [eiseres] is 24Care c.s. gesommeerd het openstaande saldo te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat en na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, 24Care c.s. (voor zover mogelijk hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van € 27.927,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en proceskosten.
3.2. 24
Care c.s. voert verweer en verzoekt [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen ofwel de vorderingen af te wijzen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en nakosten met wettelijk rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst van opdracht tussen [eiseres] en 24Care tot stand is gekomen. Nu 24Care Inkoop geen partij is bij de overeenkomst gesloten met [eiseres] , zal de vordering voor zover zij zich richt tegen 24Care Inkoop, wegens gebrek aan rechtsgrond, worden afgewezen.
4.2.
Ook de hoogte van de vordering, een openstaand bedrag van € 27.927,50, is tussen partijen niet in geschil. De reden voor het deels niet betalen van de openstaande facturen is het beroep van 24Care op opschorting en verrekening. Op deze verweren zal hierna worden ingegaan.
Opschorting
4.3. 24
Care stelt allereerst een geslaagd beroep op opschorting te kunnen doen. Door de onduidelijkheid na de inwerkingtreding van de Wet DBA heeft zij 40 procent van de facturen ingehouden op advies van een registeraccountant. Dit om een risico op aansprakelijkheidsstelling door de Belastingdienst uit hoofde van te af te dragen loonbelasting af te dekken.
4.4.
[eiseres] betwist dat 24Care een recht heeft om op te schorten. Wat [eiseres] betreft is er nooit een risico op een fiscale naheffing geweest en voor zover er sprake was van een risico had dat tijdig kunnen worden afgedekt als partijen daarvoor de juiste stappen hadden doorlopen waarvoor [eiseres] zich ook heeft ingespannen. Dat dit niet is gebeurd, komt dan ook voor rekening en risico van 24Care.
4.5.
Voor zover er al onduidelijkheid en een risico op een fiscale naheffing heeft bestaan, heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat een dergelijk risico niet (meer) bestaat. Daartoe heeft [eiseres] onder meer twee brieven van de demissionair Staatssecretaris van Financiën overgelegd waaruit expliciet blijkt dat de implementatie en handhaving van de Wet DBA is opgeschort. Nog afgezien van de vraag of 24Care een opschortingsrecht toekomt zolang de belastingdienst geen naheffing heeft opgelegd, volgt uit het voorgaande dat die situatie zich niet zal gaan voordoen. Het beroep op een opschortingsrecht van 24Care faalt waardoor [eiseres] in beginsel betaling kan verlangen van de openstaande facturen.
Verrekening
4.6.
Vervolgens ligt aan de rechtbank ter beoordeling voor of 24Care zich terecht op verrekening heeft beroepen.
4.7. 24
Care stelt dat zij meerdere vorderingen heeft op IN12 B.V. (hierna: IN12). IN12 is op eigen aangifte failliet verklaard. 24Care stelt dat [eiseres] als enig bestuurder en aandeelhouder van IN12 aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad (bestuurdersaansprakelijkheid). Daartoe voert 24Care aan dat [eiseres] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt nu sprake is van onrechtmatigheid van de faillissementsaanvraag van IN12, selectieve wanbetaling, frustratie van verhaal en overtreding van de Beklamel-norm.
4.8.
[eiseres] heeft het bestaan van een tegenvordering uitgebreid gemotiveerd betwist. Daartoe heeft [eiseres] onder meer een uitgebreide inhoudelijke reactie van haar aan de curator in het faillissement van IN12 overgelegd (productie 20 bij de akte met het begeleidend schrijven van 1 februari 2017 aan de zijde van [eiseres] ).
4.9.
Het beroep op verrekening wordt verworpen. Daartoe overweegt de rechtbank dat artikel 6:136 BW haar de bevoegdheid geeft een vordering, ondanks een beroep op verrekening, toe te wijzen indien de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval voor. De vordering van [eiseres] op 24Care is voor toewijzing vatbaar. Het bestaan en de omvang van de vermeende tegenvordering van 24Care op IN12 en/of [eiseres] staat nog geenszins vast en is ook niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Zo verschillen partijen onder meer van mening over de vraag of verrekening überhaupt mogelijk is gelet op de identiteit van partijen, of er sprake is van het onrechtmatig aanvragen van het faillissement en of er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. Voorts overweegt de rechtbank dat 24Care c.s. eerst bij nadere aanvullende akte voor de comparitie heeft opgeworpen dat [eiseres] ‘een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt, onder meer op grond van selectieve wanbetaling, frustratie van verhaal en overtreding van de Beklamelnorm’. Van een deugdelijke onderbouwing aan de zijde van 24Care is echter niet gebleken, doch zij stelt wel schade te hebben geleden en ‘deze schade omvat in ieder geval – en minimaal – het bedrag van de vorderingen zoals zij heeft geformuleerd’. Desgevraagd heeft 24Care ter comparitie haar stellingen ter zake van de vermeende bestuurdersaansprakelijkheid niet nader concreet onderbouwd. Het had echter op haar weg gelegen – mede gelet op de betwisting aan de zijde van [eiseres] – om de betwisting gemotiveerd te weerspreken en het eerder ingenomen standpunt nader en gemotiveerd te onderbouwen. In het licht van het bovenstaande heeft 24Care c.s. haar reconventionele vordering onvoldoende onderbouwd. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep op verrekening wordt verworpen.
Conclusie en kosten
4.10.
Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.11.
Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze eveneens zal worden toegewezen zoals primair gevorderd.
4.12.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gebleken dat in de aanmaning aan 24Care een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.13.
[eiseres] vordert 24Care tevens te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Voor de beslagkosten zal een bedrag worden toegewezen van € 657,01 aan kosten deurwaarder en € 579,00 aan salaris advocaat, in totaal derhalve € 1.236,01. Het griffierecht wordt niet toegewezen. Dit is verrekend met het ter zake van de aangebrachte dagvaarding verschuldigde griffierecht.
4.14. 24
Care zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten zullen worden vastgesteld op:
  • dagvaarding € 94,17
  • griffierecht € 597,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.138,67

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt 24Care om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 27.927,50 (zegge: zevenentwintigduizendnegenhonderdzevenentwintig euro en vijftig eurocent) te vermeerderen met een bedrag van € 371,18 aan rente tot 2 september 2016, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 27.927,50 vanaf 2 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt 24Care om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.236,01 aan beslagkosten,
5.3.
veroordeelt 24Care in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.138,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2017.
2868/2053