ECLI:NL:RBROT:2017:3866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
5394057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending waarschuwingsplicht ex artikel 7:745 BW met betrekking tot ongeschikte ondervloer door bedrijfsmatig vloertegels verkopende en leggende partij in relatie tot consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap Handelsonderneming Jan Groen B.V. (hierna: Jan Groen). De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk waarbij [eiser] Jan Groen opdracht heeft gegeven om een natuurstenen tegelvloer met vloerverwarming aan te brengen in zijn nieuwbouwwoning. De overeengekomen prijs was € 3.961,91 inclusief btw. Na oplevering van de werkzaamheden in november 2011 zijn er in 2014 scheuren in de tegelvloer zichtbaar geworden. [eiser] heeft Jan Groen en de bouwer van de woning, Blokland B.V., aansprakelijk gesteld voor de schade, maar beide partijen hebben aansprakelijkheid afgewezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Jan Groen tekort is geschoten in zijn waarschuwingsplicht. Als professionele tegelzetter had Jan Groen moeten nagaan of de ondervloer geschikt was voor de aan te brengen tegelvloer en vloerverwarming. De kantonrechter oordeelt dat Jan Groen niet volstond met een visuele inspectie en dat zij [eiser] had moeten informeren over de risico's van de ondervloer. Het rapport van Bureau voor Bouwpathologie bevestigde dat de scheurvorming niet het gevolg was van ondeugdelijke werkzaamheden, maar van het ontbreken van een druk verdelende laag op de ondervloer.

De vordering van [eiser] om Jan Groen te veroordelen tot betaling van € 8.500,00 als vervangende schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter heeft Jan Groen veroordeeld tot betaling van € 6.569,09, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016. Jan Groen is ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5394057 / CV EXPL 16-39527
uitspraak: 19 mei 2017
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam],
eiser bij exploot van dagvaarding van 19 september 2016,
gemachtigde: K.L. Chong te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Handelsonderneming Jan Groen B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
gemachtigde: mr. R.P.E. Halfens te Nieuwegein.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “Jan Groen”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 19 september 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het vonnis van 9 november 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 7 februari 2017 gehouden comparitie van partijen;
  • de faxbrief van 23 februari 2017 namens [eiser];
  • de faxbrief van 24 februari 2017 namens Jan Groen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen, voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven, het volgende vast.
2.1
In september 2011 heeft [eiser] aan Jan Groen opdracht gegeven een natuurstenen tegelvloer met vloerverwarming aan te brengen in de keuken van zijn nieuwbouwwoning voor de prijs van € 3.961,91 inclusief btw.
2.2
De definitieve opdracht vermeldt, voor zover van belang:
“(…)
Uit te voeren werk
(…)
Aanbrengen van vloertegels op vlakke zand/cementvloer.
(…)
AKTIE VLOERVERWARMING € 0,00
(…)
Garanties.
(…)
Wij bieden 5 jaar garantie op de tegelvloer.
(…)
Verder garanderen wij dat de door ons te verrichten aanbrengwerkzaamheden plaatsvinden naar algemene normen van deugdelijkheid.
Schades veroorzaakt door eventuele zettingen in het beton dan wel door andere constructieve gebreken zijn van deze garantie uitgesloten.
(…)”.
2.3
De vloerverwarming is in opdracht van Jan Groen aangebracht door Rothermo Vloerverwarming B.V., waarna Jan Groen de tegelvloer heeft gelegd en het geheel op
14 november 2011 heeft opgeleverd.
2.4
Halverwege 2014 zijn geleidelijk aan scheuren in de tegelvloer zichtbaar geworden. [eiser] heeft zich beklaagd bij zowel de bouwer van de woning Blokland B.V. (verder Blokland) als Jan Groen. Geen van beiden acht zich aansprakelijk voor de scheurvorming.
2.5
In een e-mail van 16 juli 2015 schrijft Blokland aan [eiser] voor zover van belang:
“(…) De vloer is door ons opgeleverd zonder vloerverwarming. Tevens zijn er in de vloer geen voorzieningen opgenomen om de krimp en de werking van de vloer op te vangen. (…) Er is naar alle waarschijnlijkheid na het infrezen van de vloerverwarming geen extra wapening aangebracht om scheurvorming op te vangen. De oorzaak ligt dus in de na oplevering aangebrachte voorzieningen. (…)”.
2.6
Jan Groen schrijft in haar e-mail aan [eiser] van 22 september 2015, voor zover van belang:
“(…) Ik heb de reaktie van de aannemer gezien. (…)
De tegels (2 cm) dik, die gescheurd zijn, zitten nog steeds vast aan de ondervloer. We hebben de tegels dus goed verlijmd. Wanneer er sprake zou zijn van een onjuiste verwerking, dan zouden de tegels losliggen.
Wij denken dat de oorzaak gezocht moet worden in spanning van de ondervloer (constructie). (…) wij kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor spanningen in deze ondervloer. (…)”.
2.7
In opdracht van [eiser] heeft Bureau voor Bouwpathologie BB te Harmelen onderzoek gedaan naar de oorzaak van de gebreken in de tegelvloer. Na opname op locatie op
27 november 2015, waarbij aanwezig waren [eiser], Jan Groen en Blokland, heeft dit Bureau een schriftelijk rapport opgesteld gedateerd 14 januari 2016.
Dit rapport vermeldt met betrekking tot:
a. de schadeoorzaak:
“De onderhavige vloerconstructie bestaat uit een betonnen ribcassette vloer met hierover een zandcementdekvloer hechtend op de betonvloer, op de dekvloer is een tegelvloer aangebracht. De betonnen systeemvloer bestaat uit elementen (…) Na het aanbrengen van de ribcassette elementen, is er een mogelijkheid een druklaag aan te brengen. Deze druklaag verspreid de spanning over een groter veld (….) Deze druklaag ontbreekt in de onderhavige situatie, waardoor onderlinge spanningen tussen de elementen worden doorgegeven aan de dekvloer die hechtend op de betonvloer is aangebracht (niet los/ zwevend). Zo ontstaan er fijne breuklijnen in de dekvloer, (…) De aannemer is niet verplicht een druklaag aan te brengen, echter wordt bij het ontbreken van een druklaag een tegelvloer veelal afgeraden. Ook met een druklaag is het risico op scheurvorming aanwezig, echter is het risico veel kleiner. (…)
Deze scheurvorming is niet het gevolg van de nadien aangebrachte voorzieningen, maar inherent aan de toegepaste systeemvloer zonder druklaag.
(…)
Rechtlijnige scheuren in harde vloerafwerkingen zoals in het onderhavige geval, zijn veel voorkomende problemen als het gaat om dit type systeemvloeren. (…)
Feitelijk is een dergelijke harde of starre vloerafwerking niet geschikt voor systeemvloeren zonder druklaag gezien het hoge risico op deze breuklijnen. (…)”
vaststelling schade op basis van herstel
“Herstel is feitelijk niet mogelijk.
De gekozen vloerafwerking is niet zonder meer toepasbaar op de onderhavige vloerconstructie. Herstel zou moeten bestaan uit het volledig verwijderen van de tegelvloer en de dekvloer. Waarna een zwevende dekvloer kan worden aangebracht, waarin voldoende wapening wordt aangebracht om zowel spanningen vanuit de onderconstructie op te vangen, als spanningen vanuit lengteverandering door temperatuurswisselingen.
Het volledig verwijderen van de tegelvloer, aanbrengen van zwevende dekvloer met vloerverwarming, storten van nieuwe gewapende dekvloer en aanbrengen vloertegels wordt geraamd op circa€ 8.500,-- all-in.
(…)
de vraag of de oorzaak van de scheurvorming ligt in de na oplevering aangebrachte voorzieningen
”Nee, de oorzaak hiervan is gelegen in de ribcassette vloer. Wel zijn de scheuren zichtbaar geworden door een tegelvloer aan te brengen direct op de dekvloer. Als gevolg van de geheel hechtende constructie (dekvloer op betonvloer en tegelvloer op dekvloer), worden breuklijnen ter plaatse van elementnaden doorgezet in de afwerking. (…) “
Verder vermeldt het rapport dat er geen gebreken zijn waargenomen ten aanzien van het lijmen en monteren van de tegels
.

3.Het geschil

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht te verklaren dat Jan Groen is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de overeenkomst met [eiser];
b. Jan Groen te veroordelen tot betaling van € 8.500, 00 inclusief btw als vervangende schadevergoeding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 9 augustus 2016;
c. Jan Groen te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.
3.2
Aan zijn vordering heeft [eiser], naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
De tegelvloer met vloerverwarming beantwoordt niet aan de overeenkomst. Daardoor is Jan Groen tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst. Jan Groen is aansprakelijk voor de schade die [eiser] lijdt als gevolg van de scheurvorming in de tegels omdat Jan Groen:
a. vijf jaar garantie heeft afgegeven op de vloer en de werkzaamheden en binnen die termijn scheurvorming is opgetreden;
b. ook los van de gegeven garantie de tegelvloer met vloerverwarming ondeugdelijk heeft aangebracht of laten aanbrengen, doordat deze niet goed aansluit bij de samenstelling van de ondervloer, waarbij Jan Groen aansprakelijk is voor de fouten van zijn onderaannemer Rothermo;
c. is tekort geschoten in zijn waarschuwingsplicht. Jan Groen, een professionele tegelzetter, wist of behoorde te weten dat de opbouw van de ondervloer van invloed was op de wijze waarop een deugdelijke tegelvloer kan worden gelegd. Jan Groen heeft ten onrechte nagelaten voorafgaand aan het aanbrengen van de tegelvloer met vloerverwarming navraag te doen naar de opbouw van de ondervloer en aan [eiser] mededeling te doen over dan wel hem te waarschuwen voor de relevantie, invloed en eventuele risico’s van de ondervloer. De keuze om dit niet te doen komt voor rekening en risico van Jan Groen. [eiser] heeft niet de deskundigheid om Jan Groen te wijzen op de opbouw van de ondervloer, maar ook al zou [eiser] voldoende deskundig zijn om bepaalde risico’s te kennen, ontslaat dit Jan Groen als opdrachtnemer niet van zijn verplichting om [eiser] op risico’s te wijzen.
3.2.2
[eiser] maakt aanspraak op vervangende schadevergoeding in plaats van herstel, ook de kosten die [eiser] zou hebben moeten maken om een deugdelijke bewapening zoals een zwevende dekvloer aan te brengen. De kosten van herstel bedragen afgerond € 8.500,00 inclusief btw, gebaseerd op de kostenraming van het Bureau voor Bouwpathologie. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016, de datum waarop Jan Groen in verzuim is, omdat zij niet bereid bleek de schade te herstellen.
3.3
Jan Groen heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- aangevoerd.
3.3.1
De scheurvorming is niet ontstaan door ondeugdelijke werkzaamheden met betrekking tot de tegelvloer of vloerverwarming, maar door constructieve gebreken in de ondervloer. Hiervoor is Jan Groen niet verantwoordelijk. Constructieve gebreken zijn ook contractueel uitgesloten. Betwist wordt dat Jan Groen is tekortgeschoten bij de uitvoering van haar werkzaamheden.
3.3.2
Een waarschuwingsplicht geldt voor bijzonderheden, voor zover Jan Groen deze kende of behoorde te kennen. De onderzoeks- en waarschuwingsplicht van Jan Groen zijn beperkt tot enkel een visuele inspectie van de ondervloer voorafgaand aan het leggen van de vloer en omvat geen constructief onderzoek. Bij de uitgevoerde visuele inspectie bleken geen bijzonderheden waarvoor gewaarschuwd diende te worden.
3.3.3
Indien en voor zover Jan Groen aansprakelijk zou zijn betwist zij de berekening van de schade zowel voor wat betreft de omvang als een deel van de gestelde schadeposten. Verder stelt zij dat rekening gehouden moet worden met eigen schuld van [eiser] in de zin van artikel 6:101 BW en de beperking van aansprakelijkheid op grond van artikel XII lid 1 van haar toepasselijke algemene voorwaarden. Voor toewijzing van de wettelijke rente acht Jan Groen geen grondslag aanwezig, omdat de werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd en de schade nog niet is geleden.
3.4
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vordering

4.1.
De overeenkomst die tussen [eiser] en Jan Groen is gesloten is aan te merken als een overeenkomst van aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Jan Groen is in deze relatie als aannemer gehouden een deugdelijke tegelvloer met vloerverwarming aan te brengen. Nu de tegelvloer scheurvorming vertoont, staat vast dat het werk niet deugdelijk is uitgevoerd.
4.2
Uit artikel 7:760, tweede lid BW volgt dat de gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk voor rekening van [eiser] als opdrachtgever komen, indien de ondeugdelijke uitvoering is te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van zaken afkomstig van hem, waaronder begrepen de grond waarop hij het werk laat uitvoeren, tenzij Jan Groen als aannemer haar in artikel 7:754 BW bedoelde waarschuwingsplicht heeft geschonden. Op grond van het bepaalde in artikel 7:754 BW is Jan Groen bij het aangaan of uitvoeren van de overeenkomst tussen partijen verplicht [eiser] te waarschuwen voor gebreken of ongeschiktheid van in dit geval de vloer waarop de tegelvloer met vloerverwarming moest worden aangebracht, voor zover Jan Groen deze gebreken of ongeschiktheid kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Of dit het geval is hangt af van de deskundigheid die van haar als aannemer mocht worden verwacht en van de onder de omstandigheden van het geval van haar te vragen zorgvuldigheid.
4.3
Een dergelijke waarschuwingsplicht rustte in het onderhavige geval op Jan Groen.
Jan Groen heeft immers de positie van professional; zij houdt zich bedrijfsmatig bezig met het verkopen en leggen van vloertegels. Als professionele partij had zij zich er van moeten vergewissen of de aanwezige vloer geschikt was voor het aanbrengen van vloerverwarming en vloertegels. Anders dan zij stelt, kan zij daarbij niet volstaan met af te gaan op hetgeen zichtbaar was. Daarmee miskent zij dat zij als professionele tegelzetter een eigen verantwoordelijkheid heeft en in dat kader op z’n minst navraag dient te doen naar de vloer, bijvoorbeeld bij de bouwer. Zij wordt immers door [eiser] ingehuurd in de veronderstelling dat zij haar vak verstaat en dat zij hem vanuit haar deskundigheid informeert over risico’s, (on)mogelijkheden en te verwachten gevolgen van een tegelvloer en vloerverwarming op de aanwezige ondervloer. De onterechte aanname dat anno 2016 verwacht mag worden dat de vloer in een nieuwbouwwoning geschikt is voor een tegelvloer komt voor rekening en risico van Jan Groen als professional.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Jan Groen is tekortgeschoten in haar waarschuwingsplicht en in beginsel reeds hierom aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. Gelet op dit oordeel behoeft hetgeen Jan Groen nog heeft aangevoerd met betrekking tot -veel verdergaand- constructief onderzoek geen verdere beoordeling en beslissing.
4.4
Het beroep van Jan Groen op uitsluiting van constructieve gebreken wordt verworpen.
Het onder 2.7 weergegeven rapport van het Bureau voor Bouwpathologie, waarvan de inhoud door Jan Groen niet is weersproken, wijst als oorzaak aan voor de scheurvorming het ontbreken van een druk verdelende laag op de zandcementdekvloer die is aangebracht op de betonnen ribcassette vloer. Zonder toelichting van Jan Groen, die ontbreekt, valt niet in te zien dat met het ontbreken van een druk verdelende laag de vloer een constructief gebrek vertoont. Dat geldt te meer nu het rapport ook vermeldt dat de aannemer niet verplicht is een druklaag aan te brengen.
4.5
Jan Groen heeft de door [eiser] gestelde schadeberekening betwist.
4.5.1
Zij acht het niet terecht dat de kosten voor het alsnog aanbrengen van een druklaag
( € 600,00 voor het aanbrengen van een noppenplaat en € 400,00 voor het storten van een dekvloer) voor haar rekening komen. Dit is geen schade maar kosten die [eiser] eerder niet heeft willen uitgeven en heeft bespaard bij de bouw.
Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser] betwist dat hij heeft willen besparen op de benodigde druklaag. [eiser] heeft niet kunnen voorzien dat er extra voorzieningen nodig waren. Hij heeft bij Jan Groen een totaalpakket gekocht en mocht er van uitgaan dat dit inclusief de benodigde drukvloer zou zijn in welk verband hij verwijst naar de vermelding op de website van Jan Groen als “compleet afgewerkt”.
4.5.2
Het gaat hierbij om het antwoord op de vraag of [eiser] de kosten voor een druk verdelende laag, gesteld dat Jan Groen wel aan haar waarschuwingsplicht met betrekking tot de ondervloer zou hebben voldaan, hoe dan ook zou hebben gemaakt om de gevolgen van het gesignaleerde risico van scheurvorming in de vloertegels vanwege het ontbreken van een druk verdelende laag te beheersen. Deze zogenoemde “sowieso kosten” zouden in dat geval voor rekening van [eiser] als opdrachtgever dienen te blijven. In dat kader had het op de weg van Jan Groen gelegen om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat [eiser] bij tijdige informatie zou hebben besloten tot aanschaf van de druk verdelende laag met prijsaanpassing ten opzichte van de huidige “aktieprijs”. Niet valt immers uit te sluiten dat [eiser] af zou hebben gezien van het sluiten van de overeenkomst met Jan Groen. Voor zover Jan Groen al heeft bedoeld te stellen dat [eiser] bij de bouw bewust heeft bespaard op een druk verdelende vloerlaag, heeft zij, nog afgezien van de betwisting door [eiser], in bedoelde zin niet aan haar stelplicht voldaan, waardoor niet aan bewijslevering wordt toegekomen. Dit betekent dat in rechte niet vast staat dat de betreffende kostenposten “sowieso kosten” betreffen. De bedoelde kosten betreffen dan ook nadeel ten gevolge van de schending van de waarschuwingsplicht door Jan Groen, waarvoor zij, nu de hoogte verder niet door haar wordt betwist, aansprakelijk is.
4.5.3
De kostenposten “onvoorzien/opslag etc”, “Algemene bedrijfskosten”, “Algemene bouwplaatskosten”, “Winst & Risico” ad in totaal € 1.183,61 ex btw zijn niet toewijsbaar, nu deze posten door Jan Groen zijn betwist en door [eiser] in het geheel niet zijn onderbouwd, ook niet tijdens de comparitie van partijen. [eiser] heeft aldus niet aan zijn stelplicht voldaan, waardoor niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
4.5.4
Jan Groen stelt dat rekening gehouden dient te worden met het voordeel dat [eiser] heeft gehad van het gebruik en het ongestoorde genot van de huidige tegelvloer vanaf november 2011 tot halverwege 2014, derhalve 2,5 jaar uitgaande van een levensduur van de tegelvloer van 10 jaar en ter comparitie na verweer van [eiser] op dit punt, aangepast tot
20 jaar. [eiser] heeft dit onvoldoende betwist. Rekening zal worden gehouden met een aftrek van 1/8 deel van de op € 3.000,00 gestelde nieuwe tegelvoer, derhalve met € 375,00.
4.5.5
Voorts beroept Jan Groen zich op eigen schuld van [eiser] in de zin van
artikel 6:101 BW. [eiser] heeft Jan Groen niet in kennis gesteld van de informatie die [eiser] via tips en verwijzing heeft gehad van het feit dat de woning enkel een standaard dekvloer heeft en nog verder afgewerkt dient te worden. Zij verwijst hierbij naar de bij dagvaarding als productie 10 overgelegde e-mail van Blokland aan [eiser].
[eiser] heeft gemotiveerd betwist dat hij zou zijn gewaarschuwd door Blokland voor enige beperking van de vloer en stelt onder verwijzing naar de bij dagvaarding als productie 9 overgelegde e-mail van Blokland aan Jan Groen dat de bouwer haar klanten juist doorverwijst naar leveranciers om zich te laten informeren.
4.5.6
De betreffende e-mail van 23 juni 2016 van Blokland aan [eiser] luidt, voor zover thans van belang:
“Wij bouwen woningen met hierin standaard een dekvloer. De keuze van de afwerking van de vloer is voor de bewoner. Wij bemoeien ons hier niet mee maar geven in het woonwenken boekje het advies je te laten adviseren door een leverancier of de door jouw beoogde afwerking geschikt is voor de toegepaste vloer. (…)”
Anders dan Jan Groen stelt, volgt uit productie 10 bij dagvaarding niet dat [eiser] er door Blokland op is gewezen dat er nog afwerkingskosten bij zouden komen omdat de woning standaard met slechts een dekvloer werd opgeleverd door de bouwer.
De kantonrechter acht derhalve geen omstandigheden aanwezig om te beslissen dat er bij [eiser] sprake is van eigen schuld.
4.5.7
Tenslotte stelt Jan Groen met betrekking tot de hoogte van de schade dat deze op grond van de beperking van aansprakelijkheid die volgt uit artikel XII lid 1 van de algemene voorwaarden van Jan Groen gemaximeerd is tot € 4.951,76. [eiser] betwist echter de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, nu deze hem niet ter hand zijn gesteld.
Jan Groen heeft ter comparitie in reactie hierop slechts gesteld dat zij de verwijzing naar bedoeld artikel uit haar algemene voorwaarden handhaaft, zonder verdere onderbouwing. Bij gebreke van die onderbouwing en gelet op de betwisting door [eiser], dient geconcludeerd te worden dat in rechte niet is komen vast te staan dat de algemene voorwaarden van Jan Groen tussen partijen zijn overeengekomen. De grondslag voor de beoogde maximering van de schade ontbreekt derhalve. Het verweer van Jan Groen wordt verworpen.
4.6
Nu de door [eiser] gestelde schadeposten voor het overige niet door Jan Groen zijn betwist is op grond van het voorgaande aan schadevergoeding toewijsbaar € 6.569,09 inclusief btw (€ 5.429,00 ex btw).
4.7
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat vast staat dat Jan Groen niet aan haar schadevergoedingsverplichting jegens [eiser] voldoet. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat dit op 9 augustus 2016 is. Vanaf die verzuimdatum is de gevorderde rente toewijsbaar, nu vast staat dat [eiser] als gevolg van de scheurvorming in de tegelvloer schade heeft geleden. Daaraan doet niet af dat [eiser] in de praktijk wellicht nog geen herstelkosten heeft gemaakt.
4.8
Jan Groen wordt, als de partij die voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld, veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 319,22 aan verschotten en € 500,00 aan salaris voor zijn gemachtigde.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Jan Groen is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de overeenkomst met [eiser];
veroordeelt Jan Groen om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 6.569,09, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 9 augustus 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Jan Groen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
  • € 319,22 aan verschotten,
  • € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
  • beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien Jan Groen niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op:
- € 75,00 € 75,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
362