ECLI:NL:RBROT:2017:3812
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen van de schuldenares
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De schuldenares had in het verleden een schuldsaneringsregeling aangevraagd, welke op 25 mei 2016 was uitgesproken. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenares tekortgeschoten was in haar verplichtingen. Tijdens de zitting op 30 maart 2017 werd duidelijk dat de schuldenares niet had voldaan aan haar informatie- en afdrachtverplichtingen. Ze had de bewindvoerder niet geïnformeerd over een bankrekening bij de Attijariwafabank in Casablanca, waar een aanzienlijk saldo op stond. Ondanks herhaalde verzoeken weigerde de schuldenares om het geld over te maken naar de boedelrekening, wat leidde tot een boedelachterstand van € 10.763,00.
De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling bedoeld is om schuldenaren de kans te geven om hun schulden af te lossen, maar dat dit gepaard gaat met strikte verplichtingen. De schuldenares had geen actie ondernomen om het spaargeld over te maken en haar voorstel om dit in gedeeltes te doen werd als onacceptabel beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares de uitvoering van de schuldsaneringsregeling had gefrustreerd en haar schuldeisers ernstig had benadeeld. Daarom werd de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en e van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er waren geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen faillissement van rechtswege zou plaatsvinden.