ECLI:NL:RBROT:2017:3806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
15.1835-1836
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakomen van verplichtingen door schuldenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van twee schuldenaren. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaren hun informatieplicht niet naar behoren waren nagekomen. Sinds de toelating tot de schuldsaneringsregeling in oktober 2015 hadden de schuldenaren geen informatieformulieren ingediend en ontbraken er belangrijke specificaties met betrekking tot hun financiële situatie. De bewindvoerder meldde een boedelachterstand van € 18.789,01 en nieuwe schulden aan verschillende crediteuren, wat de situatie verder verergerde.

Tijdens de zitting op 13 april 2017 erkenden de schuldenaren dat zij door laksheid en luiheid hun verplichtingen niet waren nagekomen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaren, ondanks hun fulltime werk, onvoldoende actie hadden ondernomen om aan hun verplichtingen te voldoen. De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling bedoeld is om schuldenaren een kans te geven op een schone lei, maar dat hieraan strikte verplichtingen zijn verbonden. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaren hun verplichtingen niet naar behoren waren nagekomen, wat leidde tot de beslissing om de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet.

De rechtbank stelde tevens het salaris van de bewindvoerder vast en benoemde een rechter-commissaris en curator. De uitspraak heeft grote gevolgen voor de schuldenaren, aangezien er nu sprake is van een faillissement van rechtswege. De rechtbank heeft de schuldenaren gewaarschuwd voor de consequenties van hun nalatigheid en heeft hen de mogelijkheid geboden om hun situatie te verbeteren, maar deze kansen zijn niet benut.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 20 april 2017
Bij vonnis van deze rechtbank van 8 oktober 2015 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar en schuldenares],
[adres] ,
[woonplaats] ,
schuldenaren,
bewindvoerder: mr. D. le Pair.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 25 januari 2017 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder en schuldenaren zijn gehoord ter terechtzitting van 13 april 2017.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is onder meer aangevoerd dat schuldenaren hun informatieplicht niet naar behoren zijn nagekomen. Vanaf oktober 2015 tot en met heden heeft de bewindvoerder geen informatieformulieren van schuldenaren ontvangen. Daarnaast ontbreken een aantal specificaties, beschikkingen en informatie met betrekking tot de verkoop van het geschorste voertuig. De bewindvoerder heeft hierdoor geen correcte berekening van de boedelafdracht kunnen maken. Schuldenaren werken beide fulltime, maar hebben nagelaten om hun inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedel. Ten tijde van de voordracht was sprake van een geschatte boedelachterstand van € 18.789,01. Daarnaast hebben schuldenaren nieuwe schulden laten ontstaan aan Oasen voor een bedrag van € 185,02, aan ROC Flevoland voor een bedrag van € 265,22 en aan VGZ voor een bedrag van € 545,76.
De bewindvoerder heeft op 30 maart 2017 een laatste stand van zaken aan de rechtbank toegezonden, waaruit blijkt dat zij de ontbrekende informatie genoemd in de voordracht niet van schuldenaren heeft ontvangen, dat de boedelachterstand naar schatting € 18.445,79 bedraagt en dat zij uit de overgelegde printscreens niet kan opmaken dat de nieuwe schulden zijn voldaan.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting van 13 april 2017 verklaard dat schuldenaren vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling hun informatie- en afdrachtverplichting niet zijn nagekomen. De bewindvoerder heeft ter terechtzitting haar verzoek om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen gehandhaafd.
Ter terechtzitting hebben schuldenaren erkend dat zij onder andere door laksheid, luiheid en privéomstandigheden de verplichtingen niet zijn nagekomen en dat zij geen hulp hebben ingeschakeld voor het nakomen van hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 83.407,25 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dienen schuldenaren gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, hun inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van schuldenaren wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenaren hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zijn nagekomen. Vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling hebben zij de bewindvoerder onvoldoende geïnformeerd, hebben zij nieuwe schulden laten ontstaan en hebben zij een forse boedelachterstand van – naar schatting - € 18.445,79 laten ontstaan. Nu schuldenaren beide fulltime werken, is hun spaarcapaciteit aanzienlijk; ten tijde van hun toelating tot de schuldsaneringsregeling was de verwachting dat schuldenaren hun schuldeisers geheel of nagenoeg geheel zouden kunnen voldoen. Schuldenaren hebben echter alleen in maart, november en december 2016 aan de boedel afgedragen, en vanaf januari 2017, als gevolg waarvan deze hoge boedelachterstand is ontstaan.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaren niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaren van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moeten zijn geweest. Schuldenaren zijn immers door de bewindvoerder en de rechter-commissaris gewezen op de gevolgen van het niet nakomen van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Na de brieven en de verslagen van de bewindvoerder, de brief van de rechter-commissaris van 9 juni 2016 en het verhoor bij de rechter-commissaris op 2 september 2016 hadden schuldenaren voldoende gewaarschuwd moeten zijn voor de consequenties ingeval zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen wederom niet zouden nakomen. Ook na het verhoor met de rechter-commissaris hebben schuldenaren onvoldoende actie ondernomen om de verplichtingen en de tijdens het verhoor gemaakte afspraken na te komen. Zo hebben schuldenaren ervoor gekozen om, in tegenstelling tot de met de rechter-commissaris gemaakte afspraak, slechts één salaris (in plaats van twee) via de werkgever aan de boedel te laten afdragen, en hebben zij nagelaten een voorstel ter voldoening van de boedelachterstand te doen.
Ter terechtzitting hebben schuldenaren erkend dat zij hun verplichtingen onvoldoende zijn nagekomen en dat zij geen hulp hebben ingeschakeld nadat bleek dat zij de verplichtingen niet zelfstandig konden nakomen.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.718,08;
- benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. W.J. Roos-van Toor,
  • stelt aan tot curator:
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van A. Mergen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017. [1]

Voetnoten

1.