ECLI:NL:RBROT:2017:3797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
15.239-240
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van verplichtingen door schuldenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaren. De bewindvoerder had verzocht om deze beëindiging, omdat de schuldenaren hun informatie- en afdrachtplicht niet naar behoren waren nagekomen. Sinds september 2016 hadden de schuldenaren geen informatieformulieren ingediend, waardoor de bewindvoerder geen correcte berekening van de boedelafdracht kon maken. De rechtbank constateerde dat er een aanzienlijke boedelachterstand was ontstaan van naar schatting € 15.270,--. De schuldenaren hadden meerdere voorstellen gedaan om de achterstand in te lopen, maar geen van deze voorstellen was nagekomen. Tijdens de zitting op 13 april 2017 werd door de advocaat van de schuldenaren een verzoek gedaan om de regeling met twee jaar te verlengen, maar dit werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaren voldoende op de hoogte waren van hun verplichtingen en dat de voorgestelde verlenging niet realistisch was. De rechtbank besloot de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd er een rechter-commissaris benoemd en een curator aangesteld, en werd vastgesteld dat er baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van A. Mergen, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 20 april 2017
Bij vonnis van deze rechtbank van 17 april 2015 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar en schuldenares],
[adres],
[woonplaats],
schuldenaren,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 25 januari 2017 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder en schuldenaren, bijgestaan door mr. T. Gümüs, zijn gehoord ter terechtzitting van 13 april 2017.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is onder meer aangevoerd dat schuldenaren hun informatie- en afdrachtplicht niet naar behoren zijn nagekomen. Vanaf september 2016 tot en met heden heeft de bewindvoerder geen informatieformulieren van schuldenaren ontvangen. De bewindvoerder heeft hierdoor geen correcte berekening van de boedelafdracht kunnen maken. Schuldenaren hebben voorts nagelaten om hun inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen. Ten tijde van de voordracht was sprake van een geschatte boedelachterstand van € 11.442,69.
Schuldenaren hebben in hun brief van 2 januari 2017 aan de rechter-commissaris erkend dat zij onvoldoende aan de boedel hebben afgedragen. Dit zou zijn gekomen door onverwachte extra kosten zoals het schoolgeld voor de kinderen, een laptop, gemeentelijke lasten en ook door gezondheidsproblemen van schuldenaar. Schuldenaren stellen voor om naast de reguliere afdracht een bedrag van € 484,00 per maand, de kinderbijslag en het vakantiegeld aan de boedel af te dragen om de boedelachterstand in te lopen.
De bewindvoerder heeft op 3 april 2017 een laatste stand van zaken uitgebracht waarin de bewindvoerder ook in gaat op de brief van 2 januari 2017 van schuldenaren waarin zij een betalingsvoorstel om de boedelachterstand in te lopen doen.
De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om schuldenaren nogmaals een kans te geven om de schuldsaneringsregeling met een schone lei te beëindigen. Schuldenaren hebben ook na ontvangst van de voordracht tot tussentijdse beëindiging niet voldaan aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De informatieformulieren van september en oktober 2016 zijn op 30 december 2016 door de bewindvoerder ontvangen. De informatieformulieren vanaf november 2016 tot en met heden heeft de bewindvoerder niet ontvangen. De boedelachterstand tot en met heden bedraagt naar schatting € 13.402,96. De bewindvoerder wijst er op dat schuldenaren gedurende de schuldsaneringsregeling vele voorstellen hebben gedaan om de boedelachterstand in te lopen. Geen van deze voorstellen is door schuldenaren nagekomen. In 2016 is er maar twee keer aan de boedel afgedragen. Ook het betalingsvoorstel die schuldenaren in de brief van 2 januari 2017 aan de rechter-commissaris hebben gedaan, is door hen niet nagekomen. De bewindvoerder is daarnaast van mening dat het voorstel niet haalbaar is aangezien het niet realistisch is om te verwachten dat schuldenaren kunnen rondkomen van een bedrag dat
€ 485,00 lager is dan het vrij te laten bedrag.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting van 13 april 2017 verklaard dat hij de ontbrekende informatie niet ontvangen heeft en dat de geschatte boedelachterstand € 15.270,-- bedraagt. De bewindvoerder heeft ter terechtzitting zijn verzoek om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen gehandhaafd.
Ter terechtzitting heeft mr. Gümüs verklaard dat schuldenaren alle informatieformulieren aan de bewindvoerder hebben verzonden. Zij hebben echter daar geen bewijsstukken van, aangezien zij geen geld hebben om de formulieren per aangetekende post te versturen. Voorts heeft zij aangevoerd dat schuldenaren de dag vóór deze zitting telefonisch contact hebben opgenomen met Obin en binnenkort een intakegesprek hebben bij Obin voor het aanvragen van beschermingsbewind. Mr. Gümüs heeft bepleit om de regeling met twee jaar te verlengen zodat schuldenaren de regeling met behulp van beschermingsbewind alsnog met een schone lei kunnen beëindigen. Indien de regeling met twee jaar wordt verlengd verzoekt zij daarbij om de voorgaande tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen te laten voor wat zij zijn. Ook zij kan geen voorstel doen om de boedelachterstand in te lopen. Mr. Gümüs verzoekt om schuldenaren opnieuw te beginnen met de schuldsaneringsregeling. Immers met een verlenging van de termijn met twee jaar duurt de regeling weer drie jaar, en dat is de reguliere termijn van een schuldsaneringsregeling, aldus mr. Gümüs.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 37.140,64 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenaren hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zijn nagekomen.
De bewindvoerder heeft de informatieformulieren vanaf november 2016 tot en met heden niet ontvangen en schuldenaren hebben een forse boedelachterstand van – naar schatting –
€ 15.270,-- laten ontstaan.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaren niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaren van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moeten zijn geweest. Schuldenaren zijn immers door de bewindvoerder en de rechter-commissaris gewezen op de gevolgen van het niet nakomen van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Na de brieven en de verslagen van de bewindvoerder en het verhoor bij de rechter-commissaris op 15 juni 2016 hadden schuldenaren voldoende gewaarschuwd moeten zijn voor de consequenties ingeval zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen wederom niet zouden nakomen. Schuldenaren hebben meermaals een voorstel gedaan om de boedelachterstand in te lopen. Schuldenaren hebben tijdens het verhoor met de rechter-commissaris op 15 juni 2016 voorgesteld om de boedelachterstand van dat moment af te betalen met € 250,-- per maand naast de reguliere afdrachtverplichting. Deze afdracht is nooit gedaan. Voor zover schuldenaren de verplichtingen niet zelfstandig kunnen vervullen, geldt dat reeds tijdens het verhoor met de rechter-commissaris is besproken dat zij hulp dienden in te schakelen. Schuldenaren hebben dit nagelaten. Dat schuldenaren binnenkort een intakegesprek hebben met Obin voor een aanvraag beschermingsbewind is naar het oordeel van de rechtbank te laat om het tij nog te keren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen. Schuldenaren hebben gedurende de schuldsaneringsregeling meermaals een betalingsvoorstel gedaan om de boedelachterstand in te lopen. Geen van deze voorstellen zijn schuldenaren nagekomen. Het nu door schuldenaren gedane betalingsvoorstel van
€ 485,-- per maand extra bovenop de reguliere afdracht aan de boedel, acht de rechtbank niet realistisch, nu de eerdere voorstellen ook niet door schuldenaren zijn nagekomen. Schuldenaren hebben verschillende kansen gehad en hebben nagelaten tijdig hulp in te schakelen. Daarbij is de boedelachterstand dusdanig hoog dat de rechtbank van oordeel is dat schuldenaren ook met een maximale verlenging van de termijn niet in staat zullen zijn deze boedelachterstand in te lopen, ook niet met behulp van een beschermingsbewindvoerder. Het voorstel van de advocaat van schuldenaren om de regeling te verlengen met twee jaar en vanaf nu met een soort nieuwe schuldsaneringsregeling van drie jaar te starten, passeert de rechtbank aangezien zij de tekortkomingen van schuldenaren tijdens de schuldsaneringsregeling – die op zichzelf al een laatste kans was om van de schulden af te komen – niet buiten beschouwing kan laten.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom, ingevolge artikel 350, vijfde lid, Fw, sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.
De rechtbank zal een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen. Er zal een postblokkade worden ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.062,67;
- benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. W.J. Roos-van Toor,
  • stelt aan tot curator:
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van A. Mergen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017. [1]

Voetnoten

1.