ECLI:NL:RBROT:2017:3784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
10/701109-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere benzinediefstallen, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling en mishandeling

Op 10 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere benzinediefstallen, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling en mishandeling. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M. Smetsers, werd beschuldigd van het stelen van benzine uit verschillende tankstations in de periode van juni 2013 tot en met augustus 2013. Daarnaast werd hij beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-vriendin en haar vader met de dood via sms-berichten, alsook van het vernielen van een ruit en het mishandelen van de vader van zijn ex-vriendin. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 weken, waarvan de rechtbank uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden oplegde, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van één feit waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/701109-14
Datum uitspraak: 10 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6, 7 en 8 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 weken met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 7
Het onder 7 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1, 3, 4 en 5
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte niet ondubbelzinnig bekend heeft. Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 heeft hij verklaard dat hij het zich eigenlijk niet kan herinneren. Gelet daarop moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de periode van de ten laste gelegde feiten in een roes leefde en dat het hem niet interesseerde of er camera’s stonden. Blijkens daarvan opgemaakte processen-verbaal heeft verdachte zichzelf herkend op de foto’s die gekoppeld zijn aan de diverse aangiftes; de rechtbank ziet geen aanleiding aan deze herkenningen te twijfelen. Daarom verwerpt zij het standpunt van de verdediging.
4.4.
Bewijswaardering feit 6
4.4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de aangeefster zich niet bedreigd heeft kunnen voelen, omdat zij en de verdachte ruzie hadden, waarbij ook de aangeefster zich niet onbetuigd heeft gelaten.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat voor de bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd wordt ook gepleegd zou worden.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat twee partijen ruzie maken, niet kan leiden tot de conclusie dat één partij zich niet bedreigd kan voelen door de andere partij. In dit geval heeft de verdachte sms-berichten gestuurd aan de aangeefster, die onmiskenbaar gaan over het doden van de aangeefster en haar vader. De verdachte heeft aangeefster meermalen berichten van deze strekking gestuurd. De rechtbank is van oordeel dat daardoor bij de aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de verdachte zijn dreigementen zou uitvoeren.
De rechtbank is van oordeel dat het eerste in de tenlastelegging opgenomen sms-bericht geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht bevat. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
4.5.
Bewijswaardering feit 8
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever slechts één klap gegeven heeft. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat de verdachte aangever meermalen heeft geslagen en dat hij tegen een deur heeft geschopt, waardoor de hand van de aangever tussen de deur en de deurpost kwam. De aangever heeft daardoor pijn ondervonden en letsel bekomen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 01 juni 2013 te Wekerom, gemeente Ede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 46,96 liter benzine, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ;
3.
hij op 10 juli 2013 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 43,17 liter benzine, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ;
4.
hij op 22 juli 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 47,66 liter benzine, toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ;
5.
hij op 07 augustus 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 50,53 liter benzine, toebehorende aan [naam benadeelde 3] ;
6.
hij
in de periode van 15 september 2013 tot en met 22 februari 2014 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 5] , meermalen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend telkens sms-berichten verzonden naar de mobiele telefoon van voornoemde [naam slachtoffer 6] inhoudende:
"en als ik niks hoor van je liggen binnen 48uur in Hoogvliet de ramen eruit om
mee te beginnen dus als je zo begaan bent met je vader dan denk je nu ook maar
eens aan mij"
en
"bel mij maar heb bijna geen beltegoed en binnen kwartier anders is het je
eigen schuld en ik heb je ooit al gezegd ik ga door tot ik er nog maar 1
over heb en die is voor me eigen kop heb er 100 en met agenten ga ik ook echt
geen moeite hebben en nou ja heb er eigenlijk 2keer 100maar ga ervan uit dat
ik geen kans krijg die te wisselen als de eerste 100 op zijn en dat kan binnen
1. of 2 min zijn dus denk dat je dat wel begrijpt"
en
"maar je vader
gaatsowieso ook zijn dochter begraven en dat heb je aan jezelf
te danken door alles wat ik had kapot te maken"
en
"kreeg net van iemand te horen dat ik maar eens op de [straatnaam 1] moest gaan
kijken dus ga ik gelijk doen en als je daar bent steek ik het in brand als
iedereen slaapt!"
en
"ik ga je vermoorden en je kk vader erbij"
en
"maar ga nu eerst naar [straatnaam 2] terug deur in trappen en trek je kop er
af als ik je tegen kom voor je mij belt"
en
"dat is opzet en ik maak er een eind aan maar neem jou mee of de mensen die
belangrijk voor je zijn als jij dit niet oplost"
en
"beter neem je het serieus want heb nieuwe klus maar geen geld meer voor auto
dus je hebt een probleem als ik dat voor ma niet terug steek ik de boel in
brand als jullie slapen";
7.
hij op 24 november 2013 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan [naam woningstichting] , heeft vernield;
8.
hij op 13 februari 2014 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [naam slachtoffer 5] , meermalen, met kracht:
- met zijn, verdachtes, tot vuist gebalde hand in het gezicht en tegen het hoofd heeft geslagen en
- met zijn, verdachtes, voet tegen een deur heeft getrapt terwijl voornoemde [naam slachtoffer 5] die deur vast had, waardoor die [naam slachtoffer 5] met zijn hand tussen de deur kwam, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, telkens: diefstal

6. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

7. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

8. mishandeling

5.1.
Strafbaarheid feit 8
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er sprake is van noodweer. De verdachte heeft verklaard dat [naam slachtoffer 6] naar buiten is gekomen met een busje pepperspray. Uit zelfbescherming heeft de verdachte een afwerende beweging gemaakt en daarbij [naam slachtoffer 5] geraakt.
5.1.2.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat er geen sprake is van noodweer, omdat de klap die de verdachte gaf geen noodzakelijke verdediging betrof. De verdachte heeft [naam slachtoffer 5] geslagen, terwijl [naam slachtoffer 6] degene zou zijn met het busje pepperspray. De verdachte hoefde zich dus niet te verdedigen tegen [naam slachtoffer 5] .
5.1.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van een noodweersituatie. Aangever heeft verklaard dat hij eerst mishandeld is door de verdachte en dat daarna pas zijn dochter naar buiten kwam. Het handelen van de verdachte kan daarom geen reactie zijn geweest op enig handelen van [naam slachtoffer 6] .
5.1.4.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feit 8 uitsluiten.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen van benzine. De verdachte heeft daarbij alleen uit eigen gewin gehandeld. Hij heeft zich niets gelegen laten liggen aan de schade die hij anderen berokkende, noch aan de omstandigheid dat schade als gevolg van dergelijke feiten uiteindelijk doorberekend worden aan klanten die wel voor de getankte brandstof betalen.
Voorts heeft de verdachte een aantal strafbare feiten begaan die hun oorsprong hebben in het verbreken van de relatie tussen hem en [naam slachtoffer 6] . Verdachte zocht een uitlaatklep voor zijn emoties en bekommerde zich niet om de gevolgen van zijn handelen; hij legt de verantwoordelijkheid daarvoor bij anderen. Verdachte heeft zijn ex-vriendin [naam slachtoffer 6] en haar vader [naam slachtoffer 5] bedreigd met de dood, en daardoor een grove en langdurige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer; zij hebben zich daardoor angstig en in hun vrijheid beperkt gevoeld. Voorts heeft verdachte [naam slachtoffer 5] mishandeld door hem te slaan en tegen een deur te trappen, waardoor de hand van [naam slachtoffer 5] tussen de deur en de deurpost kwam. Ten slotte heeft verdachte een ruit van de woning van [naam slachtoffer 5] vernield.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2014. Dit rapport houdt onder meer in dat verdachte problematisch druggebruiker was en een zwervend bestaan leidde. Sinds een jaar heeft hij een vaste baan en lijkt het beter met hem te gaan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in deze zaak op 25 juni 2014 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 25 juni 2014 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en acht maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van acht maanden.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
- [naam benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 79,32 aan materiële schade;
- [naam benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 50,06 aan materiële schade;
- [naam benadeelde 3] , ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 75,54 aan materiële schade;
- [naam benadeelde 4] , ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 128,38 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] kunnen worden toegewezen. De vordering van [naam benadeelde 2] moet niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de officier van justitie hiervoor vrijspraak heeft gevorderd.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte vrijgesproken is van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij:
- [naam benadeelde 1] door het onder 1 bewezen verklaarde feit;
- [naam benadeelde 3] door het onder 3 bewezen verklaarde feit;
- [naam benadeelde 4] door het onder 5 bewezen verklaarde strafbare feit; rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt is weersproken, zullen de vorderingen worden toegewezen.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 79,32.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 75,54.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van € 128.38.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 79,32 (zegge: negenenzeventig euro en tweeëndertig eurocent), bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 75,54 (zegge: vijfenzeventig euro en vierenvijftig eurocent), bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 128,38 (zegge: honderdachtentwintig euro en achtendertig eurocent), bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 79,32 (zegge: negenenzeventig euro en tweeëndertig eurocent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 79,32 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 75,54 (zegge: vijfenzeventig euro en vierenvijftig eurocent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 75,54 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen
€ 128,38 (zegge: honderdachtentwintig euro en achtendertig eurocent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 128,38 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B. Smits, voorzitter,
en mrs. H.J.M. van der Kaaij en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 juni 2013 te Wekerom, gemeente Ede, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 46,96 liter benzine, althans
een hoeveelheid benzine (ter waarde van ongeveer tachtig euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks juni 2013 te Wekerom , gemeente Ede, althans in Nederland,
opzettelijk 46,96 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid benzine (ter
waarde van ongeveer tachtig euro) geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan de [straatnaam 3] , had getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 juli 2013 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
22,11 liter benzine, althans een hoeveelheid benzine (ter waarde van veertig
euro), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke benzine
verdachte en/of zijn mededader(s) bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan Rijksweg, had(den) getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte en/of zijn
mededader(s) aldus anders dan door misdrijf onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel 321 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 juli 2013 te Dordrecht met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 43,17 liter benzine, althans
een hoeveelheid benzine (ter waarde van ongeveer tachtig euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 10 juli 2013 te Dordrecht opzettelijk 43,17 liter benzine, in
elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan de [straatnaam 4] , had getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 22 juli 2013 te Rotterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 47,66 liter benzine, althans
een hoeveelheid benzine (ter waarde van ongeveer achtenveertig euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 22 juli 2013 te Rotterdam opzettelijk 47,66 liter benzine, in
elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte
benzinepompinstallatie, gelegen aan de [straatnaam 5] , had getankt, onder
gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
5.
hij
op of omstreeks 07 augustus 2013 te Rotterdam met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 50,53 liter benzine, althans
een hoeveelheid benzine (ter waarde van ongeveer negentig euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 07 augustus 2013 te Rotterdam opzettelijk 50,63 liter benzine,
in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan
Esso en/of [naam benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor
zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [straatnaam 6]
, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke
benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
6.
hij
in of omstreeks de periode van 15 september 2013 tot en met 22 februari 2014
te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
[naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] , meermalen, althans éénmaal, heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk opzettelijk dreigend
(telkens) één of meerdere (sms-)bericht(en) verzonden naar de (mobiele)
telefoon van voornoemde [naam slachtoffer 6] inhoudende:
"beter bel je me want zijn al mensen onderweg en die zijn over half uur ong
hier en dan breekt de hel los want ik blijf je zoeken en vind je en ga ieder
adres af waar ik denk dat je bent en richt oveal een ravage aan maar begin in
hoogvliet en je weet dat het niet nodig is tenminste niet als ik weer voor
niks ergens heen kom en als je me met niet voor niks leit komen was er niks
aan de hadn maar je loopt me te fucken en als jij niet met een oplossing komt
voorik je vind dan heb je echt de poppen aan eht dansne geloof dat maar en
vind ik je niet dan zul je zien wat voor ravage ik aanricht in jou directe
omg in hoogvliet bij ap bij lins en ik heb niks te verliezen niet meer vergeet
dat niet"
en/of
"en als ik niks hoor van je liggen binnen 48uur in hoogvliet de ramen eruit om
mee te beginnen dus als je zo begaan bent met je vader dan denk je nu ook maar
eens aan mij"
en/of
"bel mij maar heb bijna geen beltegoed en binnen kwartier anders is het je
eigen schuld en ik heb je ooit al gezecht ik ga door tot ik er nog maar 1
over heb en die is voor me eigen kop heb er 100 en met agenten ga ik ook echt
geen moeite hebben en nouja heb er eigenlijk 2keer 100maar ga ervan uit dat
ik geen kans krijg die te wisselen als de eerste 100 op zijn en dat kan binnen
1of2 min zijn dus denk dat je dat wel begrijpt"
en/of
"maar je vader gaan zowiezo ook zijn dochter begraven en dat heb je aan jezelf
te danken door alles wat ik had kapot te maken"
en/of
"kreeg net van iemand te horen dat ik maar eens op de [straatnaam 1] moest gaan
kijken dus ga ik gelijk doen en als je daar bent steek ik het in brand als
iedereen slaapt!"
en/of
"ik ga je vermoorden en je kk vader erbij"
en/of
"maar ga nu eerst naar [straatnaam 2] terug deur in trappen en trek je kop er
af als ik je tegen kom voor je mij belt"
en/of
"dat is opzet en ik maak er een eind aan maar neem jou mee of de mensen die
belangrijk voor je zijn als jij dit niet oplost"
en/of
"beter neem je het serieus want heb nieuwe klus maar geen geld meer voor auto
dus je hebt een probleem als ik dat voor ma niet terug steek ik de boel in
brand als julie slapen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij
op of omstreeks 24 november 2013 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam opzettelijk
en wederrechtelijk een ruit/raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en/of [naam woningstichting] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
(Artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij
op of omstreeks 13 februari 2014 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 5] ),
meermalen, althans éénmaal (met kracht):
- met zijn, verdachtes, (tot vuist gebalde) hand in het gezicht en/of tegen
het hoofd heeft geslagen en/of
- met zijn, verdachtes, voet tegen een deur heeft getrapt (terwijl voornoemde
[naam slachtoffer 5] die deur vast had), waardoor die [naam slachtoffer 5] met zijn hand tussen de deur
kwam,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)