ECLI:NL:RBROT:2017:3779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
10/740534-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van diefstallen in Rotterdam

Op 10 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was en ten tijde van het onderzoek preventief was gehecht in het Detentiecentrum Schiphol. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van meerdere diefstallen, gepleegd in hotels in Rotterdam. De officier van justitie eiste vrijspraak voor één van de ten laste gelegde feiten, maar vroeg bewezenverklaring voor de overige feiten en een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de vrijspraak voldoende was, maar dat de camerabeelden en de herkenning door verbalisanten voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de andere feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de camerabeelden te zien was op de tijdstippen van de diefstallen en dat hij samen met een ander de diefstallen had gepleegd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 90 dagen op, met aftrek van voorarrest, en sprak hem vrij van het vierde ten laste gelegde feit. De rechtbank overwoog dat de diefstallen ernstige overlast veroorzaakten, vooral omdat de slachtoffers buitenlandse toeristen waren. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/740534-16
Datum uitspraak: 10 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gehecht in het Detentiecentrum Schiphol,
raadsman mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J.V. Pols heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden vastgesteld dat de ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 aangeleverde camerabeelden inderdaad de beelden zijn van de data waarop de onderscheiden diefstallen zijn gepleegd.
Daarnaast is aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten twijfelachtig is. Niet duidelijk is op basis waarvan de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] de verdachte herkennen.
Ten tijde van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten kan verdachte derhalve niet ter plaatse worden gelokaliseerd.
4.2.2.
Beoordeling
De camerabeelden zijn steeds op vordering van de officier van justitie verstrekt. De vorderingen – die zich in de zaaksdossiers bevinden – vermelden de data en tijdstippen waarvan beelden gevorderd worden. Die data en tijdstippen worden ook gerelateerd in de processen-verbaal van het uitkijken van de ontvangen beelden. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit relateert de verbalisant die de verstrekte beelden bekeken heeft bovendien dat deze op 27 oktober 2016 vervaardigd zijn; datum en tijdstippen zijn ook leesbaar op de afbeeldingen die in het proces-verbaal zijn opgenomen. Wat betreft het onder 3 ten laste gelegde feit, zijn datum en tijdstippen eveneens leesbaar op afbeeldingen die in het proces-verbaal zijn opgenomen. Een en ander in samenhang beziend concludeert de rechtbank dat de beelden telkens vervaardigd zijn op de data en tijdstippen waarop zij blijkens de desbetreffende processen-verbaal betrekking hebben.
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft in haar processen-verbaal van herkenning van de verdachte in de zaaksdossiers 1, 2 en 3 telkens gerelateerd dat zij de camerabeelden/beveiligingsbeelden van de hotels heeft bekeken. De rechtbank leidt daaruit af dat zij de bewegende beelden heeft bekeken. Ook relateert zij in de zaaksdossier 1 en 3 op grond van welke fysieke kenmerken zij de verdachte herkend heeft. Daarnaast heeft verbalisant [naam verbalisant 1] in haar processen-verbaal van herkenning van de verdachte in de zaaksdossiers 1, 2 steeds gerelateerd aan welke specifieke fysieke kenmerken zij de verdachte herkende. In aanmerking genomen dat beide verbalisanten aangeven verdachte vaker gezien te hebben, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de herkenningen te twijfelen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte steeds te zien is op de camerabeelden die zijn gemaakt op de tijdstippen dat de feiten werden gepleegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 05 oktober 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak, inhoudende
- een portemonne
e(kleur oranje) en
- een laptop (merk Apple) en- een geldbedrag ter hoogte van 5000 euro en
- een APEC Travel Card en- drie paspoorten,
toebehorende aan
- [naam slachtoffer 1] en/of
- [naam slachtoffer 2] en/of
- [naam slachtoffer 3] en/of
- [naam slachtoffer 4] ;
2.
hij op 27 oktober 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak,
inhoudende
- een portemonnee (kleur zwart) en
- drie betaalpassen en
- een rijbewijs en
- een identiteitskaart en
- een geldbedrag ter hoogte van 200,00 AED en
- een verzekeringspas,
toebehorende aan [naam slachtoffer 5] ;
3.
hij op 10 oktober 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas, inhoudende
- een identiteitskaart en
- een paspoort en
- een rijbewijs en
- twee bankpassen en
- een portemonnee en
- hartmedicatie
toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Diefstal door twee of meer verenigde personen;

2. Diefstal door twee of meer verenigde personen;

3. Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander drie diefstallen gepleegd. Steeds ging hij een hotel binnen, waar hij bagage van gasten van dat hotel stal. Dit zijn op zichzelf al zeer ergerlijke feiten die voor veel overlast zorgen. In dit geval leverden de diefstallen extra overlast op, omdat de slachtoffers buitenlandse toeristen betroffen wier geld en identiteitsbewijzen werden weggenomen. De verdachte heeft daarentegen slechts oog gehad voor zijn eigen gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B. Smits, voorzitter,
en mrs. H.J.M. van der Kaaij en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 oktober 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een rugzak, inhoudende
- een portemonne (kleur oranje) en/of
- een laptop (merk Apple) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van 5000 euro en/of
- een APEC Travel Card en/of
- drie, althans één of meerdere, paspoort(en),
in elk geval enig goed en/of geldbedrag
geheel of ten dele toebehorende aan
- [naam slachtoffer 1] en/of
- [naam slachtoffer 2] en/of
- [naam slachtoffer 3] en/of
- [naam slachtoffer 4] ,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak,
inhoudende
- een portemonnee (kleur zwart) en/opf
- drie, althans één of meerdere, betaalpas(sen) en/of
- een rijbewijs en/of
- een identiteitskaart en/of
- een geldbedrag ter hoogte van 200,00 AED en/of
- een verzekeringspas,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een (schouder)tas, inhoudende
- een identiteitskaart en/of
- een paspoort en/of
- een rijbewijs en/of
- twee, althans één, bankpas(sen) en/of
- een portemonnee en/of
- hartmedicatie
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 september 2016 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een portemonnee, inhoudende
- een verblijfsvergunning en/of
- een rijbewijs en/of
- twee, althans één, verzekeringspas(sen) en/of
- één of meerdere klantenpas(sen) en/of
- een geldbedrag ter hoogte van 100 euro en/of
- één of meerdere foto('s) en/of
- een papier en/of
- een bankpas,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht