ECLI:NL:RBROT:2017:3684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
10/756069-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen valsheid in geschrifte en oplichting met hypothecaire geldleningen en bouwdepots

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting. De verdachte had samen met medeverdachten een valse arbeidsovereenkomst opgesteld en gebruikt om hypothecaire geldleningen te verkrijgen voor de aankoop van twee woningen in Rotterdam. De verdachte had op 7 juni 2006 hypothecaire leningen aangevraagd bij twee verschillende banken, waarbij hij valse werkgeversdocumenten had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij valse documenten ondertekende en dat hij nooit daadwerkelijk in dienst was bij het bedrijf dat op de arbeidsovereenkomst stond vermeld. De rechtbank achtte het medeplegen van valsheid in geschrifte bewezen, evenals de oplichting door het indienen van valse aanvragen voor hypothecaire leningen. De verdachte werd ook beschuldigd van het helpen bij de oplichting van bouwdepots, waarbij valse facturen werden ingediend. De rechtbank legde een taakstraf op van 90 uur op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/756069-10
Datum uitspraak: 15 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman A. de Visser, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. Oosterveld en mr. Dhoen hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3. primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en heeft daartoe – samengevat – betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte op het moment van ondertekenen van de arbeidsovereenkomst niet voornemens was om in dienstbetrekking werkzaamheden te (gaan) verrichten en dat voorts niet bewezen kan worden dat hij het oogmerk had om de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid te (doen) gebruiken. Het vinden van een baan was de eerste aanleiding om met medeverdachte [naam medeverdachte 1] en [naam bedrijf 1] in zee te gaan. De verdachte heeft daadwerkelijk enkele klussen uitgevoerd en heeft ook salaris ontvangen. Ten slotte is door de verdediging betoogd dat evenmin sprake was van medeplegen nu het contact met medeverdachte [naam medeverdachte 1] zich heeft beperkt tot het door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte voorspiegelen van oplossingen voor zijn problemen, zonder de duistere kant van deze oplossingen te vermelden. De verdachte heeft nimmer contact gehad met de overige medeverdachten.
De verdediging heeft voorts vrijspraak bepleit van feit 2. De verdachte was een leek en heeft niet gelezen wat hij in het kader van de hypotheekaanvragen heeft ondertekend. Hij is uitgegaan van de deskundigheid van [naam medeverdachte 1] als makelaar en heeft zich door hem laten overtuigen dat hij de (hypotheek)lasten voor de twee woningen kon opbrengen door één van de woningen te verhuren. Aldus kan niet bewezen worden dat de verdachte het oogmerk had om de banken een onjuist beeld voor te spiegelen. Evenmin is sprake van medeplegen. De verdachte heeft slechts een arbeidsovereenkomst ondertekend in het kader van een door hem verwacht dienstverband en een aantal papieren in het kader van de hypotheekaanvragen. Voor het overige voltrok alles zich buiten het gezichtsveld van de verdachte.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich eveneens op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niets wist van de verbouwingsplannen en de facturen en dat hij evenmin de opsteller is van de brieven gericht aan banken met het verzoek om uitbetaling uit de bouwdepots. De verdachte wist wel dat er een bouwdepot was aangevraagd voor de tuin van de [straatnaam 1] en heeft op verzoek van [naam medeverdachte 1] geld overgemaakt naar een rekening. Medeplegen kan niet bewezen worden. Vrijspraak dient ook te volgen voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte de brieven, strekkende tot uitkering uit het bouwdepot, heeft geschreven dan wel heeft ondertekend.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte op 7 juni 2006 eigenaar is geworden van de woningen aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] en [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam.
Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 154.000 bij [naam bedrijf 2] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 7 juni 2006, respectievelijk 16:45 uur en 16:49 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 1] te Rotterdam.
Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 181.500 bij [naam bedrijf 3] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 7 juni 2006, respectievelijk 17:35 uur en 18:00 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 2] te Rotterdam.
Feit 1
Ter onderbouwing van beide aanvragen voor een hypothecaire geldlening heeft de verdachte werkgeversstukken verstrekt, waaronder een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en de verdachte. Uit deze arbeidsovereenkomst volgt - onder meer - dat de verdachte vanaf 1 januari 2006 voor onbepaalde tijd in dienst is getreden als scheepstimmerman voor een fulltime dienstverband van 40 uur per week. De arbeidsovereenkomst is ondertekend door de verdachte en namens [naam bedrijf 1] door medeverdachte [naam medeverdachte 2] .
De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij zeven á acht maanden voor [naam bedrijf 1] heeft gewerkt maar hij heeft dit later afgezwakt en heeft verklaard dat hij zes keer een klus heeft gedaan maar dat hij nooit aan een schip heeft getimmerd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier voldoende aannemelijk is dat de verdachte nimmer daadwerkelijk een vast dienstverband heeft gehad bij [naam bedrijf 1] . De rechtbank baseert dit op de verklaring van de verdachte waarin hij het gestelde dienstverband gaandeweg afzwakt, alsmede op de verklaring van de getuige [naam getuige] , een werknemer bij [naam bedrijf 1] [naam getuige] heeft verklaard dat er in de onderhavige periode geen timmerlieden in dienst waren bij [naam bedrijf 1] en hij heeft de verdachte niet herkend van een aan hem getoonde foto. Als de verdachte in dienst van [naam bedrijf 1] zou zijn geweest, dan zou hij hem moeten hebben gezien, aldus [naam getuige] . Van belang is hierbij voorts dat het om een onderneming ging waar slechts vier personen in dienst waren.
Redengevend is voorts de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] die er in de kern op neerkomt dat de kopers van zijn panden niet in dienst zijn geweest bij [naam bedrijf 1] Door hem en [naam medeverdachte 1] werd aan de kopers van de woningen een dienstverband gegeven teneinde te bewerkstelligen dat zij een hypotheek konden krijgen. Volgens [naam medeverdachte 3] zou er ‘gewoon’ salaris worden betaald, hetgeen verrekend zou worden met de commissie die [naam medeverdachte 1] zou ontvangen voor het boven de vraagprijs verkopen van de panden.
Uit de verklaring van de verdachte zoals hij deze heeft afgelegd op 21 augustus 2011 volgt dat hij via de medeverdachte [naam medeverdachte 4] in contact is gekomen met de makelaar [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 4] had eerder een huis gekocht via [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 1] had voor de verdachte ook een huis. Omdat de verdachte geen werk had kon hij via [naam medeverdachte 1] een contract krijgen bij een scheepvaartbedrijf. Later bleek [naam medeverdachte 1] nog een tweede huis voor de verdachte te hebben. De verdachte zou uit de verhuur van een van de panden de hypotheeklasten voor beide panden kunnen betalen. Uit de verklaring van de verdachte volgt voorts dat hij de arbeidsovereenkomst – evenals de andere papieren in verband met de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen – heeft ondertekend in de auto van [naam medeverdachte 1] en dat hij zelf nooit bij [naam bedrijf 1] is geweest. In de omstandigheden dat de verdachte een arbeidsovereenkomst voor een fulltime dienstverband ondertekent terwijl hij nog nooit bij het bedrijf is geweest waar hij stelt te werken en hij deze overeenkomst voorts ondertekent in de auto van de makelaar die hem op dat moment een huis probeert te verkopen en die geen functie heeft in het bedrijf waarmee de arbeidsovereenkomst wordt gesloten, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat de verdachte voornemens was een fulltime dienstverband bij [naam bedrijf 1] aan te gaan.
Op grond van de voornoemde omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij stukken ondertekende welke gebruikt zouden worden als werkgeverstukken bij de aanvraag van een hypothecaire geldlening. Dit terwijl hij – de verdachte – feitelijk niet werkzaam was bij de op de arbeidsovereenkomst vermelde werkgever. Aldus heeft de verdachte het oogmerk gehad om de (valse) arbeidsovereenkomst te gebruiken ter verkrijging van de hypothecaire geldlening(en). De verdachte heeft dit gedaan in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank acht mitsdien bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. De ter zake gevoerde verweren worden verworpen.
Feit 2
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] een hypothecaire geldlening heeft aangevraagd van € 154.000 bij [naam bedrijf 2] en voorts dat de verdachte ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] een hypothecaire geldlening heeft aangevraagd van € 181.500 bij [naam bedrijf 3]
Uit de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten volgt dat de verdachte met betrekking tot de koop van de panden en het aanvragen van de hypothecaire leningen contact had met [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] regelde alles met betrekking tot de koopovereenkomsten, de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen en maakte de afspraken bij de notaris voor het ondertekenen van de hypotheekaktes en het passeren van de eigendomsaktes. De verdachte heeft meermalen stukken in verband met de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen van [naam medeverdachte 1] gekregen en deze ondertekend. [naam medeverdachte 3] verstrekte in het kader van de aanvragen voor de hypothecaire leningen de werkgeversstukken die deels door hem en deels door [naam medeverdachte 2] werden opgemaakt en ondertekend. Op verzoek van [naam medeverdachte 1] is de verdachte, samen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] , op 7 juni 2006, in een tijdbestek van ruim een uur bij twee notariskantoren geweest om de hypotheekaktes en leveringsaktes te ondertekenen.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat de verdachte nimmer in het kader van een fulltime dienstverband voor onbepaalde tijd bij [naam bedrijf 1] heeft gewerkt.
Een en ander betekent dat de verdachte en de medeverdachten valse stukken hebben ingediend om hypothecaire geldleningen te verkrijgen en dat beide banken op grond van die valse stukken daadwerkelijk hypothecaire geldleningen hebben verstrekt aan de verdachte. Aldus bestond naar het oordeel van de rechtbank bij de verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
De door de verdediging gestelde omstandigheid dat de verdachte geheel heeft vertrouwd op de deskundigheid van [naam medeverdachte 1] en zich er niet van bewust is geweest dat aan de banken een onjuist beeld werd voorgespiegeld, treft geen doel. Uit de verklaring van de verdachte kan worden afgeleid dat hij zich ervan bewust was dat hij ter verkrijging van een hypothecaire geldlening diende te beschikken over werk. De verdachte heeft de arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] ook in dit kader ondertekend. Nu voldoende aannemelijk is geacht dat de verdachte nimmer in het kader van een fulltime dienstverband voor onbepaalde tijd bij [naam bedrijf 1] heeft gewerkt heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank aldus geweten dat er in het kader van hypotheekaanvragen valse stukken werden overgelegd. De rechtbank verwerpt het verweer.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde - zoals hiervoor reeds is overwogen - onder meer af dat de verdachte werkgeversstukken heeft ondertekend van een niet bestaand dienstverband. Ook heeft hij de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen ondertekend en daarvoor gegevens verstrekt. Daarnaast is de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] binnen het tijdbestek van ruim een uur aanwezig geweest bij twee verschillende notarissen en heeft aldaar - onder meer - de hypotheekaktes ondertekend, op grond waarvan de hypothecaire geldleningen daadwerkelijk aan hem zijn verstrekt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank verwerpt dan ook het daartegen gevoerde verweer. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Feit 3
In het kader van de beide aanvragen tot verkrijging van hypothecaire geldleningen zijn voorts bouwdepots aangevraagd en verstrekt. Zowel [naam bedrijf 2] als [naam bedrijf 3] hebben schriftelijke verzoeken ontvangen tot uitbetaling van de gelden uit de bouwdepots, volgens de meegestuurde facturen.
Ten aanzien van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] is een bedrag van € 8.000,- verstrekt aan [naam bedrijf 4] . Uit het dossier kan worden afgeleid dat de op de factuur vermelde werkzaamheden nooit zijn uitgevoerd en dat het geld terecht is gekomen bij [naam medeverdachte 1] .
Ten aanzien van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] is door [naam bedrijf 3] op 26 juli 2006 een bedrag van € 11.602,50 uit het bouwdepot verstrekt aan [naam bedrijf 5] . Uit de verklaring van [naam] volgt dat de op de factuur vermelde werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Een groot gedeelte van het bedrag, te weten € 9.432,50 is doorgestort aan [naam medeverdachte 1] .
De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende houvast biedt om de verdachte als medepleger van de onderhavige oplichting aan te merken.
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte behulpzaam is geweest bij de door [naam medeverdachte 1] gepleegde oplichting ten aanzien van het bouwdepot met betrekking tot het pand [straatnaam 1] [huisnummer 2] . Blijkens het dossier heeft [naam bedrijf 3] geconstateerd dat de handtekening op het verzoek tot uitbetaling uit het bouwdepot niet overeenstemde met de handtekening van de verdachte. [naam bedrijf 3] heeft hierop een brief verstuurd aan de verdachte, inhoudende een verzoek om een handtekening te plaatsen die overeenkomt met de handtekening uit het dossier. Op 21 juli 2006 heeft [naam bedrijf 3] opnieuw het verzoek om uitbetaling ontvangen, met daarop een tweede handtekening. Naar aanleiding van deze tweede brief is [naam bedrijf 3] overgegaan tot uitkering van het bedrag uit het bouwdepot. De verdachte heeft verklaard dat hij de handtekening op de tweede brief herkent als de zijne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2006, in de gemeente(n) Ridderkerk en/of Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
- arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam verdachte] d.d. 1 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 45-46) ;
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en in
strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst vermeld dat hij een dienstbetrekking is aangegaan bij [naam bedrijf 1] voor onbepaalde tijd (met een werkweek van 40 uur), zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2006
tot en met 7 juni 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar en/of Amersfoort,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen ,
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een
(hypotheek)bedrag van (in totaal) 154.000 euro,
voor de aankoop van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] te Rotterdam, en;
- [naam bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een
(hypotheek)bedrag van (in totaal) 181.500 euro,
voor de aankoop van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam,
immers hebben hij en zijn medeverdachten met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid ten aanzien van:
[naam bedrijf 2] een aanvraag financiering voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] te Rotterdam ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van
deze financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 2] :
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. 13 maart 2006
(Dossier [naam verdachte] , p. 131) en;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over februari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 132);
en
A. [naam bedrijf 3] een aanvraag financiering voor het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam d.d. 8 mei 2006 (Dossier [naam verdachte] ,
p. 39-40) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van deze
financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 3] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en
[naam verdachte] d.d. 1 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 45-46) en;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over april 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 44)
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. 27 april 2006 (Dossier
, p. 43),
waardoor hij en zijn medeverdachten aan de hypotheekverstrekkers:
[naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] ten behoeve van
voornoemde financieringen (telkens) een onjuist beeld met betrekking tot zijn kredietwaardigheid hebben voorgespiegeld, waardoor eerder genoemde hypotheekverstrekkers (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
3. ,
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 15 maart 2006 tot en met 26 juli 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Amersfoort,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen ,
- [naam bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 11.602,50 euro in elk geval een bedrag, voor vloerafwerking en het leggen van laminaat met ondervloer en het plaatsen van een nieuwe keuken inclusief electra en water en gas en/ tuinaanleg en bestrating voor het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 97-98),
immers heeft hij met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 3] , ter uitbetaling van het bouwdepot voor het pand
aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam, een (valse) factuur d.d.13 juni 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 5] (Dossier [naam verdachte] , p. 98)
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 3] , waardoor hij aan de verstrekker van het bouwdepot: [naam bedrijf 3] ten behoeve van voornoemde financiering een onjuist beeld met betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden ten aanzien van bovengenoemd pand heeft voorgespiegeld, waardoor eerder genoemde verstrekker van het bouwdepot werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte in of omstreeks de periode van 15 maart 2006 tot en met 26 juli 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Amersfoort, opzettelijk behulpzaam is geweest, door een brief (Dossier [naam verdachte] , p. 102 ), inhoudende een verzoek tot uitbetaling van de bovengenoemde factuur, te ondertekenen.
De rechtbank begrijpt – gelet op het dossier en de context van het verhandelde ter terechtzitting – dat met de term ‘hypotheekverstrekker’ bedoeld wordt ‘hypotheeknemer/hypotheekbank’. Met betrekking tot dit punt is ter terechtzitting geen enkel misverstand ontstaan, zodat de rechtbank hier vanuit kan gaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van valsheid in geschrift
2.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

3.(subsidiair)

medeplichtigheid aan oplichting

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen een valse arbeidsovereenkomst opgemaakt. Deze valse arbeidsovereenkomst is met andere vervalste documenten zoals werkgeversverklaringen en loonafrekeningen gebruikt om twee hypotheekbanken te bewegen tot afgifte van een hypothecaire geldlening, hetgeen oplichting oplevert. Daarnaast is de verdachte behulpzaam geweest bij de oplichting van een hypotheekbank, die middels een valse factuur is bewogen tot afgifte van bouwdepotgelden.
Beide woningen zijn executoriaal verkocht nadat de verdachte in gebreke is gebleven met het voldoen van de maandtermijnen van de hypothecaire geldleningen. De daarmee gerealiseerde opbrengst van € 159.350,- is ver achtergebleven bij de verstrekte hypothecaire geldleningen, die inclusief het bouwdepot in totaal € 335.500,- bedroegen. De verbouwing die in de [straatnaam 1] met de gelden uit het bouwdepot moest plaatsvinden, is nooit gerealiseerd terwijl het geld uit het bouwdepot is weggesluisd. De hypotheekbanken hebben aldus grote schade geleden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Voorts blijkt uit het strafblad dat de verdachte na de ten laste gelegde periode strafrechtelijk is veroordeeld, zodat toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter om een aantal redenen afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, dient toepassing te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 Sr. Daarnaast springt in het oog dat ook de verdachte substantiële nadelige gevolgen heeft ondervonden van de gepleegde strafbare feiten, aangezien hij tot op de dag van vandaag wordt geconfronteerd met hoge (rest)schulden na de executoriale verkoop van de woningen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf een passende sanctie. Vervolgens dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, waartoe als volgt wordt overwogen.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 21 augustus 2011 als verdachte gehoord. De rechtbank gaat ervan uit dat op deze datum de redelijke termijn is aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden, die een langere doorlooptijd van de zaak rechtvaardigen.
Tussen de datum van vorenbedoeld verhoor en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 5,5 jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, een termijn van 2 jaar redelijk is te achten, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim 3,5 jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met 50%.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 180 uur. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen van 90 uur.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 48, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3. primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3. subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.I. Mentink, voorzitter,
mr. A.M.H. Geerars en mr. I.W.M. Laurijssens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2006, in de gemeente(n) Ridderkerk en/of
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, te weten:
- arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam verdachte]
d.d. 1 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 45-46) en/of;
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in
strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst vermeld is en/of
voorgewend is, dat hij een dienstbetrekking is aangegaan bij [naam bedrijf 1]
voor onbepaalde tijd (met een werkweek van 40 uur),
zulks (telkens) met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2006
tot en met 7 juni 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar en/of
Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een
(hypotheek)bedrag van (in totaal) 154.000 euro, in elk geval een bedrag,
voor de aankoop van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] te Rotterdam, en/of;
- [naam bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een
(hypotheek)bedrag van (in totaal) 181.500 euro, in elk geval een bedrag,
voor de aankoop van het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam,
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 2] een aanvraag financiering voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 31 maart 2006 (Dossier
[naam verdachte] , p. 125-127) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van
deze financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 2] :
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. 13 maart 2006
(Dossier [naam verdachte] , p. 131) en/of;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over februari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 132);
en/of
B. [naam bedrijf 3] een aanvraag financiering voor het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam d.d. 8 mei 2006 (Dossier [naam verdachte] ,
p. 39-40) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van deze
financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 3] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en
[naam verdachte] d.d. 1 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 45-46) en/of;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over april 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 44)
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. 27 april 2006 (Dossier
, p. 43),
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de hypotheekverstrekker(s):
[naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] ten behoeve van
voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met
betrekking tot zijn kredietwaardigheid heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor
eerder genoemde hypotheekverstrekker(s) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n);
3. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 maart 2006
tot en met 26 juli 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar en/of
Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 8.000,37 euro, in elk geval
een bedrag, voor het leveren en plaatsen dubbelglas en/of het leveren en
plaatsen cv-installatie en/of algehele afwerking voor het pand aan de
[straatnaam 2] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 181-182) en/of;
- [naam bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag
(afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 11.602,50 euro, in elk geval
een bedrag, voor vloerafwerking en/of het leggen van laminaat met
ondervloer en/of het plaatsen van een nieuwe keuken inclusief electra en
water en gas en/of tuinaanleg en bestrating voor het pand aan de
[straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 97-98),
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 2] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam 2]
[huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 15 maart 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 159)
ingediend en/of laten indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een
(valse) factuur d.d. 12 juni 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 4]
(Dossier [naam verdachte] , p.182 ) verstrekt en/of doen verstrekken aan
[naam bedrijf 2] ;
en/of
[naam bedrijf 3] , ter uitbetaling van het bouwdepot voor het pand
aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam, een (valse) factuur d.d.
13 juni 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 5] (Dossier [naam verdachte] , p. 98)
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 3] ,
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de verstrekker(s) van de/het
bouwdepot(s): [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] ten
behoeve van voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of
onvolledig beeld met betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde)
verbouwingswerkzaamheden ten aanzien van bovengenoemd(e) pand(en)
heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor eerder genoemde verstrekker(s) van
de/het bouwdepot(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15
maart 2006 tot en met 26 juli 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar
en/of Amersfoort, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
  • [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 8.000,37 euro, in elk geval een bedrag, voor het leveren en plaatsen dubbelglas en/of het leveren en plaatsen cv-installatie en/of algehele afwerking voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 181-182) en/of;
  • [naam bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 11.602,50 euro in elk geval een bedrag, voor vloerafwerking en/of het leggen van laminaat met ondervloer en/of het plaatsen van een nieuwe keuken inclusief electra en water en gas en/of tuinaanleg en bestrating voor het pand aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 97-98),
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
[naam bedrijf 2] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam 2]
[huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 15 maart 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 159)
ingediend en/of laten indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een
(valse) factuur d.d. 12 juni 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 4]
(Dossier [naam verdachte] , p.182 ) verstrekt en/of doen verstrekken aan
[naam bedrijf 2] ;
en/of
[naam bedrijf 3] , ter uitbetaling van het bouwdepot voor het pand
aan de [straatnaam 1] [huisnummer 2] te Rotterdam, een (valse) factuur d.d.
13 juni 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 5] (Dossier [naam verdachte] , p. 98)
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 3] ,
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de verstrekker(s) van de/het
bouwdepot(s): [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] ten
behoeve van voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of
onvolledig beeld met betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde)
verbouwingswerkzaamheden ten aanzien van bovengenoemd(e) pand(en)
heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor eerder genoemde verstrekker(s) van
de/het bouwdepot(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op een of meer
tijdstippen, in of omstreeks de periode van 15 maart 2006 tot en met 26 juli
2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar en/of Amersfoort, althans in
Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door bovengenoemd verbouwingsplan op te stellen en/of op te laten
stellen en/of te ondertekenen en/of door (een) brief/brieven (Dossier
[naam verdachte] , p. 102 en 181), inhoudende (een) verzoek(en) tot uitbetaling van de
bovengenoemde factu(u)r(en), op te stellen en/of op te laten stellen en/of te
ondertekenen.