ECLI:NL:RBROT:2017:3683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
10/756068-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting met valse arbeidsovereenkomst en leegtrekken bouwdepots

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting. De verdachte had samen met anderen een valse arbeidsovereenkomst opgesteld om hypothecaire geldleningen te verkrijgen voor de aankoop van twee panden in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 februari 2006 eigenaar is geworden van de woningen aan de [straatnaam] [huisnummer 1] en [straatnaam] [huisnummer 2]. Voor de verkrijging van deze panden zijn hypothecaire leningen aangevraagd, waarbij valse documenten zijn ingediend, waaronder werkgeversverklaringen en loonafrekeningen. De verdachte was zich ervan bewust dat hij niet in dienst was bij [naam bedrijf 2] en dat de arbeidsovereenkomst enkel diende om de hypotheken te verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk valse informatie hebben verstrekt aan de hypotheekbanken, waardoor deze zijn bewogen tot het verstrekken van de leningen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het leegtrekken van bouwdepots, waarbij hij valse facturen heeft ingediend voor werkzaamheden die nooit zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting, en heeft hem een taakstraf van 90 uur opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/756068-10
Datum uitspraak: 15 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. Oosterveld en mr. Dhoen hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3. primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2
Bewijswaardering
4.2.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 2 en heeft daartoe het volgende betoogd. Het plan van de verdachte was om twee panden te kopen waarvan hij er één zou verhuren zodat met de opbrengst daarvan de hypotheeklasten voor beide woningen betaald konden worden. Een essentieel onderdeel voor het verkrijgen van de hypotheken was het hebben van een baan. Aan de verdachte is verteld dat er met dat doel een arbeidsovereenkomst voor hem kon worden afgesloten. De verdachte heeft een arbeidsovereenkomst ondertekend, in de wetenschap dat hij daar niet zou gaan werken en dat deze slechts bedoeld was om de hypotheek rond te krijgen en geld voor de eerste maanden te genereren. De verdachte heeft niet de bedoeling gehad om mensen te benadelen. De verdachte is - behalve bij het ondertekenen van de overdracht van de panden - verder niet betrokken geweest bij de afwikkeling van het koopproces. Het is nooit zijn bedoeling geweest om wederrechtelijk voordeel te verkrijgen, zodat vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich eveneens op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. De verdachte had slechts wetenschap van één bouwdepot. Dit bouwdepot was bestemd om de vloer te vervangen. Deze vloer bleek echter prima te zijn dus toen het geld uit het bouwdepot werd verstrekt heeft de verdachte dit aangewend om aan zijn hypothecaire verplichtingen te voldoen.
4.2.2
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte op 14 februari 2006 eigenaar is geworden van de woningen aan de [straatnaam] [huisnummer 1] en [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam.
Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 180.837 bij [naam bedrijf 1] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 14 februari 2006, respectievelijk 16:15 uur en 16:30 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 1] te Rotterdam.
Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 184.492 [naam bedrijf 4] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 14 februari 2006, respectievelijk 17:10 uur en 17:20 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 2] te Rotterdam.
Feit 2
Ter onderbouwing van beide hypotheekaanvragen zijn werkgeversstukken verstrekt van [naam bedrijf 2] . , waaronder een arbeidsovereenkomst, een werkgeversverklaring en een loonafrekening.
Uit de verklaringen van de verdachte over de aankoop van de panden volgt dat hij op enig moment in 2005 in contact is gekomen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] spiegelde hem voor dat hij twee huizen op zijn naam kon krijgen en dat hij alles kon regelen. Bij een tweede afspraak had [naam medeverdachte 1] een arbeidsovereenkomst van [naam bedrijf 2] . bij zich die de verdachte heeft ondertekend. [naam medeverdachte 1] heeft daarbij vermeld dat de verdachte – teneinde de huizen te verkrijgen – op de loonlijst van [naam bedrijf 2] . in vaste dienst zou komen. Na aanschaf van de huizen zou de verdachte weer van de loonlijst gehaald worden en nog één keer salaris op zijn rekening krijgen. De verdachte heeft bij die gelegenheid ook de andere stukken in het kader van de aanvragen voor de hypothecaire leningen ondertekend. De verdachte heeft verklaard dat hij bij het ondertekenen van de stukken wist dat hij niet in dienst zou komen bij [naam bedrijf 2] . en daar ook nooit heeft gewerkt. [naam medeverdachte 1] heeft de ondertekende stukken vervolgens weer meegenomen. [naam medeverdachte 1] heeft de verdachte een aantal weken later opgehaald om nog meer stukken te ondertekenen. Ze zijn die dag (14 februari 2006) naar twee verschillende notarissen geweest om de koopaktes en hypotheekaktes te tekenen. Op vragen van de notaris met betrekking tot zijn dienstverband heeft hij toen – in strijd met de waarheid – verklaard dat hij werkzaam was bij [naam bedrijf 2] .
Dat er voor de verdachte [naam verdachte] een dienstverband werd gecreëerd bij [naam bedrijf 2] . teneinde de hypothecaire leningen te kunnen verkrijgen volgt voorts uit de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] - die in zijn functie als administrateur bij [naam bedrijf 2] . verantwoordelijk was voor het opmaken van arbeidsovereenkomsten en loonafrekeningen en tevens eigenaar was van de panden aan de [straatnaam] [huisnummer 1] en [straatnaam] [huisnummer 2] - heeft verklaard dat hij en [naam medeverdachte 1] hadden bedacht dat ze de koper in verband met de hypothecaire geldleningen een dienstverband konden geven. [naam medeverdachte 2] heeft – nadat hij de gegevens van de verdachte van [naam medeverdachte 1] had gekregen – de werkgeversstukken aangeleverd, die deels door hem en deels door de medeverdachte [naam medeverdachte 3] werden opgemaakt en ondertekend.
Op grond van de verklaring van de verdachte, in samenhang bezien met de verklaringen van de getuige [naam getuige 2] en medeverdachte [naam medeverdachte 2] , acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de verdachte nimmer werkzaam is geweest dan wel een dienstverband heeft gehad bij [naam bedrijf 2] .
Een en ander betekent dat de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten valse stukken heeft ingediend om hypothecaire geldleningen te verkrijgen en dat beide banken op grond van het met die valse stukken gecreëerde beeld van kredietwaardigheid van de verdachte daadwerkelijk hypothecaire geldleningen hebben verstrekt aan de verdachte. Aldus bestond naar het oordeel van de rechtbank bij de verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting zoals aan hem ten laste gelegd.
Als het al juist is dat de verdachte daadwerkelijk dacht met de opbrengst van de verhuur van één van de woningen de maandelijkse hypotheekschuld van beide woningen te kunnen betalen, doet zulks aan het vorenstaande niet af. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat de verdachte geen opzet had op de oplichting van de banken.
Feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er bij beide aanvragen voor een hypothecaire geldlening verbouwingsdepots van € 11.000,- zijn aangevraagd, en dat deze door de banken zijn verstrekt.
[naam bedrijf 1] heeft een verzoek ontvangen tot uitbetaling van een bedrag van
€ 10.934,-, conform een bij het verzoek meegezonden factuur d.d. 22 februari 2006 van de onderneming [naam bedrijf 3] . [naam bedrijf 4] is een factuur ontvangen van [naam bedrijf 5] d.d. 18 februari 2006 voor een bedrag van € 11.000,-.
Beide bedragen zijn op respectievelijk 1 maart 2006 en 3 maart 2006 gestort op de bankrekeningen van [naam bedrijf 3] . respectievelijk [naam bedrijf 5] .
De werkzaamheden aan het pand [straatnaam] [huisnummer 1] , zoals die in de factuur van [naam bedrijf 3] . staan vermeld - en op grond waarvan uitbetaling vanuit het bouwdepot heeft plaatsgevonden – zijn echter nooit uitgevoerd, zo blijkt uit de verklaringen van
[naam] (eigenaar van [naam bedrijf 3] ) en de verdachte. Uit de verklaring van [naam] volgt dat [naam medeverdachte 1] de werkzaamheden heeft geannuleerd en dat de gelden uit het bouwdepot ten goede zijn gekomen aan [naam medeverdachte 1] .
De werkzaamheden aan het pand [straatnaam] [huisnummer 2] , zoals die in de factuur van [naam bedrijf 5] zijn gespecificeerd - en op grond waarvan uitbetaling vanuit het bouwdepot heeft plaatsgevonden – zijn evenmin uitgevoerd. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij het geld uit het bouwdepot op verzoek van [naam medeverdachte 1] contant heeft opgenomen en aan [naam medeverdachte 1] heeft gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de verklaringen van de verdachte worden vastgesteld dat hij wetenschap heeft gehad van het aanvragen van de bouwdepots. De verdachte heeft verklaard dat [naam medeverdachte 1] hem bij de eerste afspraak heeft voorgehouden dat hij € 13.000 uit een bouwdepot zou kunnen krijgen. Voorts blijkt dat de verdachte de beide hypotheekoffertes heeft ondertekend en dat daarin de bedragen voor de bouwdepots waren opgenomen. De verdachte heeft verklaard dat de vloer en de wc in het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] goed waren, zodat ook niet aannemelijk is geworden dat er plannen waren om te verbouwen. Uit de verklaring van de verdachte blijkt ten slotte dat hij - kort nadat hij de panden in zijn bezit had gekregen – van [naam medeverdachte 1] € 13.000,- uit het bouwdepot heeft gekregen en dat hij dat heeft opgemaakt aan zijn levensonderhoud.
Tevens kan worden vastgesteld dat er geen plannen waren om te verbouwen en de verdachte een bedrag uit de bouwdepots heeft ontvangen dat hoger is dan de afzonderlijke bouwdepots. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om de hypotheekbanken – onder valse voorwendselen – te bewegen tot het verstrekken van de bouwdepots. Dit is gebeurd in nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte 1] . De rechtbank acht mitsdien bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Het ter zake gevoerde verweer wordt verworpen.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3. primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2005, in de gemeenten Ridderkerk en Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam verdachte] d.d. 15 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 162-163), bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst vermeld is dat hij een dienstbetrekking is aangegaan bij [naam bedrijf 2]
voor onbepaalde tijd (met een werkweek van 40 uur), zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 december 2005 tot en met 14 februari 2006, in de gemeenten Rotterdam en/of Alkmaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen ,
- [naam bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een (hypotheek)bedrag
van (in totaal) 180.837 euro, voor de aankoop van
het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam, en;
- [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van een (hypotheek)bedrag van
(in totaal) 184.492 euro, voor de aankoop van het
pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam,
immers hebben hij en zijn medeverdachten met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 1] , een aanvraag financiering voor het pand aan
de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 11 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] ,
p. 41-44) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van deze
financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 1] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en
[naam verdachte] (Dossier [naam verdachte] , p. 46) en;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 2] d.d. 19 december 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 45);
en
[naam bedrijf 4] een aanvraag financiering voor het voor het pand aan
de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam d.d. 28 december 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 109-110) ingediend en/of doen indienen en ter
onderbouwing van deze financiering - onder meer - de volgende stukken
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 4] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en
[naam verdachte] d.d. 15 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 162-163) en;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 2] , gericht
aan [naam verdachte] , over december 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 164) en;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 2] d.d. 19 december 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 165),
waardoor hij en zijn medeverdachten aan de hypotheekverstrekker(s):
[naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 4] ten behoeve van voornoemde
financieringen (telkens) een onjuist beeld met betrekking
tot zijn kredietwaardigheid hebben voorgespiegeld, waardoor eerder
genoemde hypotheekverstrekkers (telkens) werden bewogen tot
bovenomschreven afgiften;
3. primair hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 januari 2006 tot en met 3 maart 2006, in de gemeenten Rotterdam en/of Alkmaar,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen,
- [naam bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig
uit een bouwdepot) van (in totaal) 10.934 euro, voor
het monteren van een Cesar Design Keuken en het leveren van bad- en
toilet sanitair en voor het leveren en plaatsen van een houten vloer
voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] ,
p. 421-422) en;
- [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een
bouwdepot) van (in totaal) 11.000 euro, voor
diverse werkzaamheden voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2]
te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 167),
immers hebben hij en zijn medeverdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 1] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van
verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1]
te Rotterdam d.d. 11 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 420) ingediend en/of
laten indienen en ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur d.d.
22 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier [naam verdachte] ,
p. 422) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 1] ;
en
[naam bedrijf 4] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van
een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam
d.d. 4 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 166) ingediend en/of laten indienen
en ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur d.d.
18 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 5] projectverzorging (Dossier
[naam verdachte] , p. 167) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 4] ,
waardoor hij en zijn medeverdachte aan de verstrekkers van de
bouwdepots: [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 4] ten behoeve van
voornoemde financieringen (telkens) een onjuist beeld met
betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden
ten aanzien van bovengenoemde panden hebben voorgespiegeld,
waardoor eerder genoemde verstrekkers van de bouwdepots(telkens)
werden bewogen tot bovenomschreven afgiften.
De rechtbank begrijpt – gelet op het dossier en de context van het verhandelde ter terechtzitting – dat met de term ‘hypotheekverstrekker’ bedoeld wordt ‘hypotheeknemer/hypotheekbank’. Met betrekking tot dit punt is ter terechtzitting geen enkel misverstand ontstaan, zodat de rechtbank hier vanuit kan gaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van valsheid in geschrift
2.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

3.primair

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen een valse arbeidsovereenkomst opgemaakt. Deze valse arbeidsovereenkomst is met andere vervalste documenten zoals werkgeversverklaringen en loonafrekeningen gebruikt om twee hypotheekbanken te bewegen tot het verstrekken van een hypothecaire geldlening, hetgeen oplichting oplevert. Daarnaast heeft de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de twee hypotheekbanken opgelicht door deze middels valse facturen te bewegen tot afgifte van bouwdepotgelden.
De verdachte heeft meegewerkt aan een frauduleuze constructie waarbij hij eigenaar is geworden van twee panden. Twee hypotheekbanken hebben de aankoop van de panden gefinancierd en bovendien voor ieder pand gelden uitgekeerd voor een bouwdepot. Beide panden zijn executoriaal verkocht nadat de verdachte in gebreke is gebleven met het voldoen van de maandtermijnen van de hypotheken. De daarmee gerealiseerde opbrengst van € 154.000,- is ver achtergebleven bij de verstrekte hypothecaire geldleningen, die inclusief bouwdepots € 365.329,- bedroegen. De verbouwingen die met de gelden uit de bouwdepots moesten plaatsvinden, zijn nooit gerealiseerd terwijl de gelden uit de bouwdepots zijn weggesluisd. De hypotheekbanken hebben aldus grote schade geleden.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Voorts blijkt uit het strafblad dat de verdachte na de ten laste gelegde periode meerdere malen met politie en justitie in aanraking is gekomen en ook strafrechtelijk is veroordeeld, zodat toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter om een aantal redenen afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, dient toepassing te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 Sr. Daarnaast springt in het oog dat ook de verdachte substantiële nadelige gevolgen heeft ondervonden van de gepleegde strafbare feiten, aangezien hij tot op de dag van vandaag wordt geconfronteerd met hoge (rest)schulden na de executoriale verkoop van de woningen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf een passende sanctie. Vervolgens dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, waartoe als volgt wordt overwogen.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 14 maart 2012 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die een langere looptijd rechtvaardigen.
Tussen de datum van inverzekeringstelling en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 5 jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, een termijn van 2 jaar redelijk is te achten, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim 3 jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient deze overschrijding gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met 50%.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 180 uur. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een taakstraf van 90 uur opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3. primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
88 (achtentachtig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
44 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.I. Mentink, voorzitter,
mr. A.M.H. Geerars en mr. I.W.M. Laurijssens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 september 2005, in de gemeente(n) Ridderkerk en/of
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam verdachte]
d.d. 15 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 162-163),
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in
strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst vermeld is en/of
voorgewend is, dat hij een dienstbetrekking is aangegaan bij [naam bedrijf 2]
voor onbepaalde tijd (met een werkweek van 40 uur),
zulks (telkens) met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 december
2005 tot en met 14 februari 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- [naam bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een (hypotheek)bedrag
van (in totaal) 180.837 euro, in elk geval een bedrag, voor de aankoop van
het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam, en/of;
- [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van een (hypotheek)bedrag van
(in totaal) 184.492 euro, in elk geval een bedrag, voor de aankoop van het
pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam,
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 1] , een aanvraag financiering voor het pand aan
de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 11 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] ,
p. 41-44) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van deze
financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 1] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en
[naam verdachte] (Dossier [naam verdachte] , p. 46) en/of;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 2] d.d. 19 december 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 45);
en/of
[naam bedrijf 4] een aanvraag financiering voor het voor het pand aan
de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam d.d. 28 december 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 109-110) ingediend en/of doen indienen en ter
onderbouwing van deze financiering - onder meer - de volgende stukken
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 4] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en
[naam verdachte] d.d. 15 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 162-163) en/of;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 2] , gericht
aan [naam verdachte] , over december 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 164) en/of;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 2] d.d. 19 december 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 165),
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de hypotheekverstrekker(s):
[naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 4] ten behoeve van voornoemde
financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met betrekking
tot zijn kredietwaardigheid heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor eerder
genoemde hypotheekverstrekker(s) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n);
3. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 januari
2006 tot en met 3 maart 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [naam bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig
uit een bouwdepot) van(in totaal) 10.934 euro, in elk geval een bedrag, voor
het monteren van een Cesar Design Keuken en/of het leveren van bad- en
toilet sanitair en/of voor het leveren en plaatsen van een houten vloer
voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] ,
p. 421-422) en/of;
- [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een
bouwdepot) van (in totaal) 11.000 euro, in elk geval een bedrag, voor
diverse werkzaamheden voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2]
te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 167),
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 1] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van
verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1]
te Rotterdam d.d. 11 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 420) ingediend en/of
laten indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur d.d.
22 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier [naam verdachte] ,
p. 422) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 1] ;
en/of
[naam bedrijf 4] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van
een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam
d.d. 4 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 166) ingediend en/of laten indienen
en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur d.d.
18 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 5] projectverzorging (Dossier
[naam verdachte] , p. 167) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 4] ,
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de verstrekker(s) van de/het
bouwdepot(s): [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 4] ten behoeve van
voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met
betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden
ten aanzien van bovengenoemd(e) pand(en) heeft/hebben voorgespiegeld,
waardoor eerder genoemde verstrekker(s) van de/het bouwdepot(s) (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4
januari 2006 tot en met 3 maart 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of
Alkmaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [naam bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig
uit een bouwdepot) van (in totaal) 10.934 euro, in elk geval een bedrag,
voor het monteren van een Cesar Design Keuken en/of het leveren van bad- en
toilet sanitair en/of voor het leveren en plaatsen van een houten vloer
voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] ,
p. 421-422) en/of;
- [naam bedrijf 4] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een
bouwdepot) van (in totaal) 11.000 euro, in elk geval een bedrag, voor
diverse werkzaamheden voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2]
te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 167),
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
[naam bedrijf 1] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van
verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 1]
te Rotterdam d.d. 11 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 420) ingediend en/of
laten indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur
d.d. 22 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier [naam verdachte] ,
p. 422) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 1] ;
en/of
[naam bedrijf 4] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van
een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam] [huisnummer 2] te Rotterdam
d.d. 4 januari 2006 (Dossier [naam verdachte] , p. 166) ingediend en/of laten indienen
en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur d.d.
18 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 5] projectverzorging
(Dossier [naam verdachte] , p. 167 ) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 4] ,
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de verstrekker(s) van de/het
bouwdepot(s): [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 4] ten behoeve van
voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met
betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden
ten aanzien van bovengenoemd(e) pand(en) heeft/hebben voorgespiegeld,
waardoor eerder genoemde verstrekker(s) van de/het bouwdepot(s) (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op een of meer
tijdstippen, in of omstreeks de periode van 4 januari 2006 tot en
met 3 maart 2006, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar, althans in
Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door bovengenoemd(e) verbouwingsplan(nen) op te stellen en/of op te
laten stellen en/of te ondertekenen en/of door een brief (Dossier [naam verdachte] , p. 421),
inhoudende een verzoek tot uitbetaling van de bovengenoemde factuur
d.d. 22 februari 2006 uitgegeven door [naam bedrijf 3] , op te stellen en/of op
te laten stellen en/of te ondertekenen.