Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/765048-11
Datum uitspraak: 15 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsvrouw mr. J.C. Dekkers, advocaat te Amsterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.
De behandeling van de vordering op de terechtzitting is voorafgegaan door een schriftelijke conclusiewisseling tussen de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van heden, 15 mei 2017, is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie mr. N. Oosterveld, zoals deze na wijziging op de terechtzitting is komen te luiden, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 319.345,99.
De officier van justitie concludeert tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling van voornoemd geldbedrag aan de staat ter ontneming van dat geschatte voordeel.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. Het geschatte voordeel betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STANDPUNT VERDEDIGING
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld:
- primair: dat er geen wederrechtelijk verkregen voordeel is omdat de panden voor een marktconforme prijs zijn verkocht, zoals volgt uit de taxaties van [naam taxateur] ;
- subsidiair: dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden uitgegaan van de legale waarde van de panden ten tijde van de illegale verkoop, waarbij als uitgangspunt geldt de taxaties door de [naam bank] + 10% prijsstijging minus de gemaakte kosten (te weten de notariskosten, de courtage en de belastingheffing), zodat er ook in dat geval geen wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten. Voor zover het Openbaar Ministerie wordt gevolgd in de stelling dat de ongerealiseerde legale waardestijging pas als gevolg van het tenlastegelegde handelen is gerealiseerd, dient de legale waardevermeerdering van de onderhavige panden niet als winst aan het delict te worden toegerekend, hetgeen leidt tot hetzelfde resultaat.
- meer subsidiair: dat als bij de berekening wordt uitgegaan van de verkoopsom minus de kosten (waaronder in dat geval ook de kosten van de verbouwing van de panden) minus de aankoopsom van de panden en minus 50% winstafdracht aan [naam medeverdachte 1] die mede-eigenaar was van de panden, het wederrechtelijk verkregen voordeel maximaal
€ 27.612,27 heeft bedragen.
Indien de rechtbank komt tot de vaststelling van een aan de veroordeelde te ontnemen bedrag dient conform de rechtspraak van de Hoge Raad hierop in mindering te strekken een bedrag van € 5.000,- in verband met de (forse) overschrijding van de redelijke termijn.
Tot slot is er gezien de zwakke vermogenspositie van de veroordeelde grond om het te ontnemen bedrag op nihil te stellen.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Bij voormeld vonnis van 15 mei 2017 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van