ECLI:NL:RBROT:2017:3612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
C/10/509536/ FA RK 16-7389
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bijzondere curator in afstammingszaken en de niet-ontvankelijkheid van de wettelijke vertegenwoordiger

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2017 een beschikking gegeven in een afstammingskwestie. De vrouw, als wettelijke vertegenwoordigster van de minderjarige, heeft verzocht om de vernietiging van de erkenning van de minderjarige door de man. De man heeft de minderjarige erkend, maar is niet de biologische vader. De rechtbank heeft eerder mr. R. Kuijer benoemd tot bijzondere curator voor de minderjarige, die exclusief bevoegd is om de minderjarige in afstammingszaken te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet bevoegd is om het verzoek tot vernietiging van de erkenning in te dienen, omdat de wet bepaalt dat in dergelijke zaken de bijzondere curator de vertegenwoordiging op zich neemt. De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat de belangen van de minderjarige in afstammingskwesties kunnen conflicteren met die van de wettelijke vertegenwoordigers. De rechtbank heeft ook bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters P.R. de Geus en M. Fiege, met de griffier M.A.J. Ysebaert aanwezig. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag, met een termijn van drie maanden voor indiening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/509536 / FA RK 16-7389
Beschikking van 1 mei 2017 betreffende vernietiging van de erkenning
in de zaak van:
[naam verzoeker],
in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster over na te noemen minderjarige,
wonende te [adres verzoeker] , [woonplaats verzoeker] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg Zh.
In deze zaak is belanghebbende:
[naam belanghebbende],
wonende te [adres belanghebbende] , [woonplaats belanghebbende] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse.
In deze zaak is als bijzondere curator opgetreden:
mr. R. Kuijer, advocaat te Rotterdam, hierna te noemen de bijzondere curator.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 14 december 2016;
- het verslag van bevindingen van de bijzondere curator van 31 januari 2017;
- de brief met bijlage van de zijde van de man, gedateerd 28 maart 2017.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 april 2017.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw met mr. S. van Asdonck namens haar advocaat mr. Verschoor;
- de man met zijn advocaat mr. Sparreboom en
- de bijzondere curator.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Op [geboortedatum minderjarige] 2013 is te Rotterdam uit de vrouw geboren: [naam minderjarige] , hierna te noemen de minderjarige.
2.2.
De man heeft de minderjarige op 28 oktober 2014 erkend.
2.3.
Onweersproken is, dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is.

3..De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 14 december 2016 heeft de rechtbank mr. R. Kuijer benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige en de behandeling van de zaak met betrekking tot de afstamming van de minderjarige aangehouden. De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen ten aanzien van dat onderwerp is opgenomen in die beschikking.
3.2.
Ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek
3.2.1.
Het verzoek van de vrouw in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van de minderjarige strekt tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige door de man.
3.2.2.
De man stemt in met het verzoek van de vrouw.
3.2.3.
De bijzondere curator is van mening dat de voor de vrouw geldende termijn voor indiening van een verzoek tot vernietiging van de erkenning is verstreken. De bijzondere curator adviseert de rechtbank de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Verder acht de bijzondere curator het op dit moment niet in het belang van de minderjarige om het verzoek namens de minderjarige over te nemen.
3.2.4.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw het verzoek niet op grond van artikel 1:205 lid 1 onder c van het Burgerlijk Wetboek (BW) namens haarzelf doet, maar dat zij het verzoek op grond van artikel 1:205 lid 1 onder a BW namens de minderjarige doet. Ingevolge artikel 1:205 lid 1 onder a en lid 4 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend door het kind zelf, binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
3.2.5.
Allereerst is de vraag aan de orde of de vrouw als wettelijke vertegenwoordigster namens de minderjarige onderhavig verzoek kan indienen. De rechtbank overweegt als volgt.
3.2.6.
De vrouw en de man oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de minderjarige. Artikel 1:245 lid 4 BW bepaalt dat het gezag betrekking heeft op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. Op grond van dit artikel kan de vrouw in beginsel namens de minderjarige optreden in juridische procedures.
3.2.7.
De vrouw is naar het oordeel van de rechtbank echter niet bevoegd om namens de minderjarige op grond van artikel 1:205 lid 1 onder a BW een verzoek tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige in te dienen. De wetgever heeft ter bescherming van het minderjarige kind in artikel 1:212 BW bepaald dat in zaken van afstamming het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist. In deze zaken kunnen de belangen van het minderjarige kind immers strijdig zijn met de belangen van zijn wettelijke vertegenwoordigers. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit artikel 1:212 BW dat een minderjarig kind in afstammingszaken slechts mag worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator, met uitsluiting van andere wettelijke vertegenwoordiger(s). Dit betekent dat alleen de bijzondere curator voor de minderjarige een verzoek inzake afstammingskwesties kan indienen. De bijzondere curator dient zelfstandig te toetsen of het indienen van een verzoek in een afstammingskwestie in het belang van de minderjarige is.
3.2.8.
Uit het voorgaande volgt dat de exclusieve vertegenwoordiging van een minderjarige in afstammingszaken door de bijzondere curator de algemene vertegenwoordiging door de ouders uitsluit. De vrouw wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek – in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster over de minderjarige – tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de vrouw niet ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.