ECLI:NL:RBROT:2017:3607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
10/811257-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken en pogingen daartoe met afwijzing van het verweer omtrent stelselmatige observatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere inbraken en pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een duidelijke link was tussen de verdachte en de modus operandi van de gepleegde inbraken. Het verweer van de verdediging dat er sprake was van stelselmatige observatie werd verworpen, omdat de verdachte slechts op één dag was geobserveerd en er geen compleet beeld van zijn leven was verkregen. De rechtbank oordeelde dat de observatie niet voldeed aan de eisen voor stelselmatige observatie, gezien de beperkte duur en intensiteit van de waarnemingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de feiten 2 tot en met 8, waarbij de verdachte in de periode van juni tot en met juli 2016 inbraken heeft gepleegd in woningen in Rotterdam en Krimpen aan den IJssel. Bij de inbraken zijn verschillende goederen, waaronder laptops en sieraden, ontvreemd. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en elektronisch toezicht. De rechtbank heeft ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden, maar de rechtbank vond het niet aangewezen om deze te herroepen, gezien de noodzaak voor behandeling van de verdachte.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de inbraken op de slachtoffers. De rechtbank heeft benadrukt dat de inbraken niet alleen materiële schade hebben veroorzaakt, maar ook een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers hebben achtergelaten. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat ook meeweegt in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/811257-16
VI-nummer: 99/000274-37
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
  • afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000274-37.

Waardering van het bewijs

Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feiten 2 tot en met 8
Standpunt verdediging
Primair is aangevoerd dat de observatie van de verdachte op 17 juli 2016 stelselmatig is
geweest. De verdachte is langdurig gevolgd, om zijn dagelijkse activiteiten inzichtelijk te
maken. Daarbij is gebruik gemaakt van een technisch hulpmiddel. Voor de observatie
ontbrak het daartoe vereiste bevel van de officier van justitie. Daarom heeft de observatie
onrechtmatig plaatsgehad en moeten de daarop volgende aanhouding en doorzoekingen in
de woning van de verdachte worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 2
primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde (pogingen tot) inbraken. Bij al
deze feiten ontbreekt een directe link tussen de verdachte en de inbraken.
Beoordeling
Bij het op stelselmatige wijze waarnemen van personen gaat het om die vormen van observatie die tot resultaat kunnen hebben dat een min of meer volledig beeld wordt verkregen van bepaalde aspecten van iemands leven. Daarbij zijn van belang de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel dat méér biedt dan alleen versterking van de zintuigen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte alleen op 17 juli 2017 gedurende een deel van de dag geobserveerd is. De observatie is om 16.38 uur begonnen en heeft geduurd tot de aanhouding van de verdachte om 23.00 uur. Het gaat om waarnemingen in de openbare ruimte die voor iedereen zichtbaar zijn, zonder dat daar andere technische hulpmiddelen bij werden gebruikt dan het maken van een enkele foto. Gelet hierop kan niet gezegd worden dat door de waarnemingen een min of meer compleet beeld is ontstaan van aspecten van het leven van de verdachte. Van stelselmatige observatie was daarom - gelet op de beperkte intensiteit, duur en frequentie van de waarnemingen - geen sprake. Het verweer wordt - in zoverre -verworpen.
Op grond van de bewijsmiddelen kan vervolgens het volgende worden vastgesteld.
De gestolen laptop (feit 1) is bij de verdachte in gebruik. De gestolen goederen (de feiten 3 en 4) zijn in de kamer van de verdachte aangetroffen. Twee cilinderdelen van twee sloten van woningen waar is ingebroken (de feiten 5 en 6) zijn eveneens in de kamer van de verdachte in een zwarte sporttas aangetroffen. Bij de woningen waar de inbraak niet geslaagd is (de feiten 7 en 8) zijn werktuigsporen aangetroffen die zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een slotentrekker die ook in de zwarte sporttas in de kamer van de verdachte is gevonden. Ten slotte is bij een woning (feit 8) een briefje aangetroffen bij de voordeur. De verdachte is in dit onderzoek aangehouden toen hij witte briefjes tussen deuren van woningen stopte.
Bij iedere (poging tot) inbraak is dus een directe link met de verdachte (aangetroffen goederen, (slot)cilinders, werktuigsporen en een wit briefje).
In de zwarte sporttas, waarmee de verdachte op de dag van zijn aanhouding nog op straat werd gesignaleerd en die later in de kamer van de verdachte is aangetroffen, zijn niet alleen de eerdergenoemde slotentrekker en cilinders aangetroffen, maar zijn ook nog een plastic zakje met zelfborende Torx-schroeven, een slotentrekker en 6 andere (halve) cilinders met in elke cilinder een schroef aangetroffen. Deze goederen passen, zeker in samenhang, naadloos bij een modus operandi die gelijk is aan die bij de feiten 2 tot en met 8 gebruikt is. Bij de feiten 2 tot en met 8 is namelijk steeds de cilinder uit het slot van een toegangsdeur verwijderd om binnen te komen. Het feit dat bij de verdachte bij zijn aanhouding ook een dergelijke torx-schroef in zijn zak is aangetroffen onderstreept dit verband nog eens.
Conclusie
Er is bij iedere (poging tot) inbraak dus niet alleen een directe link met de verdachte (aangetroffen goederen, cilinders, werktuigsporen), maar er is ook een link tussen de verdachte en de werkwijze bij de feiten 2 tot en met 8. In samenhang met elkaar leiden deze links tot de conclusie dat het steeds de verdachte is geweest die heeft ingebroken. Het verweer wordt ook voor het overige verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode van 03 juni 2016 tot en met 18 juni 2016 te Krimpen aan den IJssel
in een woning gelegen aan [adres delict 1] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een laptop
(merk/type HP Pavilion G7), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , zulks nadat hij, verdachte,
datweg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door braak;
3.
hij in de periode van 07 juli 2016 tot en met 11 juli 2016 te Rotterdam in een woning gelegen aan [adres delict 2] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een tablet (merk/type Apple iPad) en een of meer sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door braak;
4.
hij omstreeks 17 juli 2016 te Rotterdam in een woning gelegen aan [adres delict 3] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een laptop (merk/type Apple MacBook Pro model A1278), en
- kaarten/passen op naam van [naam slachtoffer 3] , en
- een headset (merk Plantronics),
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] of [naam slachtoffer 8] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had gebracht door braak;
5.
hij in de periode van 02 juli 2016 tot en met 03 juli 2016 te Rotterdam in een woning gelegen aan [adres delict 4] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- gouden en/of zilveren sieraden, en
- geldbedragen, en
- een cadeaubon, en
- een zonnebril (merk Ray-Ban),
toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen en dat geld onder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
6.
hij in de periode van 09 juli 2016 tot en met 11 juli 2016 te Rotterdam in een woning gelegen aan [adres delict 5] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zilveren ringen en geldbedragen (in totaal 100 euro), toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen en dat geld onder
zijn bereik had gebracht door braak;
7.
hij in de periode van 11 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 te Krimpen aan den IJssel in een woning gelegen aan [adres delict 6] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, toebehorende aan [naam slachtoffer 6] ,
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen geld en die goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en,
- het slot van de voordeur van voornoemde woning met een slotentrekker heeft verwijderd, en
- heeft gepoogd (met een schroef) het slot van de deur naar de woonkamer van voornoemde woning te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij in de periode van 16 juli 2016 tot en met 22 juli 2016 te Rotterdam in een woning gelegen aan [adres delict 7] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen geld en die goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak ,
het slot van de achterdeur van voornoemde woning met een slotentrekker heeft verwijderd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2 primair. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

3 primair. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

4 primair. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

5. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

6. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

7. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

8. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft vijf keer ingebroken in een woning. Daarnaast heeft hij twee keer geprobeerd in te breken. De verdachte heeft bij de geslaagde inbraken goederen buitgemaakt die van grote waarde waren voor de eigenaren. Met name sieraden hebben vaak een bijzondere persoonlijke betekenis, zodat verlies ervan voor de eigenaar heel vervelend is. Ook het verlies van laptop of iPads zal veelal voor de eigenaren ervan grote consequenties hebben, omdat de documenten die erop staan van waarde kunnen zijn. Bij alle geslaagde inbraken zijn alle kamers van de woning van de slachtoffers doorzocht en zijn zij geconfronteerd met de enorme rommel die is gemaakt. De persoonlijke levenssfeer van de bewoners wordt hierdoor geschonden. Daardoor kunnen slachtoffers zich nog lang onveilig voelen in hun eigen huis, terwijl dat de plek is waar ze het meest op hun gemak moeten kunnen zijn. Daarnaast hebben de slachtoffers kosten moeten maken om schade te herstellen en de sloten van hun woningen te herstellen.
Ook bij anderen kan onrust en een gevoel van onveiligheid ontstaan als zij horen dat in hun buurt woninginbraken worden gepleegd. De verdachte heeft zich om die gevolgen niet bekommerd. Deze omstandigheden wegen zwaar mee in de strafmaat.
Uit de justitiële documentatie van 14 maart 2017 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook dat weegt in strafverzwarende zin mee.
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft rapporten over de verdachte opgemaakt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat met name gelet op het laatste rapport van 6 april 2017. Dit rapport houdt het volgende in. In eerdere rapporten is geopperd om de mogelijkheden van een ISD-traject te onderzoeken, gezien de justitiële geschiedenis van de verdachte. De reclassering komt tot de conclusie dat een ISD-traject bij nader inzien niet aan de orde is, omdat bij de verdachte geen sprake is van ernstige psychische, verslavings- of gedragsproblematiek. De verdachte heeft sinds april 2011 het grootste deel van de tijd in detentie doorgebracht na verschillende veroordelingen. De indruk is ontstaan dat de verdachte niet met verleidingen om kan gaan. Hij lijkt te zijn vervreemd van een regulier bestaan. Daarom vindt de reclassering een langdurig toezicht van drie jaar met duidelijke verplichtingen noodzakelijk. In dat kader wordt ook elektronisch toezicht geadviseerd.
De reclassering heeft tijdens de zitting gemeld dat de verdachte in mei kan instromen in een begeleid wonen-traject.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank het eens dat begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn. Daarom zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Op de voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf van de verdachte worden gekoppeld moet door de reclassering worden toegezien. Daartoe krijgt de reclassering ook de ruimte. De vrijheid van de verdachte mag in zekere zin worden beperkt met een technisch hulpmiddel (enkelband). Dit is een middel dat grote invloed heeft op de bewegingsvrijheid van de verdachte. Het inzetten van een enkelband kan, bij lange duur, min of meer gaan lijken op een vrijheidsbenemende maatregel. De rechtbank zal daarom bepalen dat het elektronisch toezicht maximaal 15 maanden mag worden ingezet vanaf het moment dat de enkelband is aangesloten.
Verder acht de rechtbank het noodzakelijk dat de behandeling van de verdachte op korte termijn kan beginnen. Daarom zal het onvoorwaardelijke deel van de straf van kortere duur zijn dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij arrest van 23 november 2012 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Bij arrest van 23 november 2012 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van twee maanden.
Bij vonnis van 1 april 2011 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van vijf weken.
De verdachte is op 26 februari 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 26 februari 2014 en bedraagt 519 dagen.
Beoordeling
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd.
In beginsel kan de voorwaardelijke invrijheidstelling dan ook worden herroepen. Dat acht de rechtbank in dit geval echter niet aangewezen, met name gelet op hetgeen onder de strafmotivering is overwogen omtrent de noodzaak om op korte termijn met de behandeling van de verdachte te kunnen starten.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
twaalf maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
drie jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een instelling voor forensische psychiatrie, zoals [naam instelling 1] of [naam instelling 2] , in het kader van delict preventie, zolang de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen voor ex-gedetineerden, zoals [naam instelling 3] , of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde en zal zich houden aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering noodzakelijk vindt;
4. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, zolang de reclassering noodzakelijk vindt;
5. de veroordeelde zal zich ’s nachts bevinden op het adres van de woonvoorziening, zolang de reclassering noodzakelijk vindt;
6. de veroordeelde zal minimaal 24 uur per week arbeid verrichten en/of een opleiding volgen. Zolang hij geen of qua uren onvoldoende (naar oordeel van de reclassering geschikte) betaalde arbeid heeft of scholing volgt, dient hij (aanvullend) onbetaalde arbeid te verrichten bij een door de reclassering goed bevonden werkgever;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan het Leger des Heils, afdeling reclassering, opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 5 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden; bepaalt dat het elektronisch toezicht maximaal 15 maanden mag worden toegepast vanaf het moment van aansluiting bij de veroordeelde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2016 tot en met 17 juli 2016
te Rotterdam en/of Vlaardingen,
meermalen, althans eenmaal,
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten
het plegen van een diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd en/of
waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking of inklimming, hetgeen een misdrijf van
artikel 311 lid 1 (aanhef en onder 3° en 5°) en lid 2 van het Wetboek van
Strafrecht oplevert,
(telkens) opzettelijk een of meer papiertjes (bestemd om in sponningen van
toegangsdeuren van woningen achter te laten) en/of een slotentrekker en/of een
schroef (bestemd voor het uitboren van een cilinder) kennelijk bestemd tot het
begaan van dat/die misdrijf/misdrijven,
heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 311 jo 46 Wetboek van Strafrecht)
"U dient er rekening mee te houden dat degene die rechtstreeks schade heeft
geleden door een op deze dagvaarding vermeld strafbaar feit, zich ter zake van
zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het
Strafproces. Conform het bepaalde in artikel 51 b van het Wetboek van
Strafvordering is het mogelijk dat de vordering later schriftelijk, namelijk
voor de aanvang van de terechtzitting, danwel mondeling tijdens de
terechtzitting wordt ingediend. Indien thans aan het openbaar ministerie
bekend is of benadeelde partij zich heeft gevoegd, treft u de inhoud van diens
vordering en de daarbij vermelde gronden op deze dagvaarding aan."
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 03 juni 2016 tot en met 18 juni 2016 te
Krimpen aan den IJssel
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 1] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop
(merk/type HP Pavilion G7), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goed onder zijn bereik had
gebracht door braak/verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2016 tot en met 18 juli 2016 te
Rotterdam
(een) goed(eren), te weten een laptop (merk/type HP Pavilion G7), heeft
verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen ,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat
goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 07 juli 2016 tot en met 11 juli 2016 te
Rotterdam
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 2] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tablet
(merk/type Apple iPad) en/of een of meer sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had
gebracht door braak/verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2016 tot en met 18 juli 2016 te
Rotterdam
(een) goed(eren), te weten een tablet (merk/type Apple iPad) en/of een of meer
sieraden, heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat
goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 17 juli 2016 te Rotterdam
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 3] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een laptop (merk/type Apple MacBook Pro model A1278), en/of
- een of meer kaarten/passen op naam van [naam slachtoffer 3] , en/of
- een headset (merk Plantronics),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 8]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen goederen onder zijn bereik had
gebracht door braak/verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2016 tot en met 18 juli 2016 te
Rotterdam
(een) goed(eren), te weten:
- een laptop (merk/type Apple MacBook Pro model A1278), en/of
- een of meer kaarten/passen op naam van [naam slachtoffer 3] , en/of
- een headset (merk Plantronics),
heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat
goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2016 tot en met 03 juli 2016 te
Rotterdam
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 4] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een of meer (gouden en/of zilveren) sieraden, en/of
- een of meer geldbedragen, en/of
- een of meer cadeaubonnen, en/of
- een zonnebril (merk Ray-Ban),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder
zijn bereik had gebracht door middel van braak/verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2016 tot en met 11 juli 2016 te
Rotterdam
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 5] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meer (zilveren) ringen en/of een of meer geldbedragen (in totaal 100
euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte,
zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder
zijn bereik had gebracht door braak/verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2016 tot en met 17 juni 2016 te
Krimpen aan den IJssel
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 6] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
- het slot van de voordeur van voornoemde woning (met een slotentrekker) heeft
verwijderd, en/of
- ( vervolgens) heeft gepoogd (met een (torx) schroef) het slot van de deur
naar de woonkamer van voornoemde woning te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2016 tot en met 22 juli 2016 te
Rotterdam
in/uit een woning gelegen aan [adres delict 7] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 7] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
het slot van de achterdeur van voornoemde woning (met een slotentrekker) heeft
verwijderd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht