8.1De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het
onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 3.065,00 voor materiële schade en een vergoeding van € 4.000,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2016.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij genoegzaam is onderbouwd, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit van het onder 1 tenlastegelegde feit. Subsidiair verzoekt de verdediging met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor materiële schade, de schadeposten: ziekenhuisdaggeldvergoeding, medische kosten, huishoudelijk hulp, kledingschade, schoenen, nieuw paspoort, nieuwe huissleutels en toekomstige schade af te wijzen, nu deze schadeposten niet direct voortvloeien uit het onder 1 tenlastegelegde feit.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor immateriële schade verzoekt de verdediging de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De slachtofferverklaring van de aangever is geen objectief gegeven op basis waarvan de immateriële schade kan worden vastgesteld, aldus de verdediging.
Beoordeling
Omdat het onder 1 tenlastegelegde feit bewezen wordt verklaard, staat daarmee tevens vast dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij.
Voor zover de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op de materiële schadeposten ‘toekomstige schade’ en ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ zal de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk verklaard worden. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor zover de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op de huishoudelijk hulp en de pijnstillers, zal de vordering worden afgewezen, nu de benadeelde partij niet heeft onderbouwd dat hij deze kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt.
De door de benadeelde partij gevorderde vergoeding voor materiële schade in de vorm van medische kosten met betrekking tot het deel ‘eigen risico’, telefoon- en portokosten, kledingschade, schoenen, nieuwe huissleutels en een nieuw ID-kaart (inclusief pasfoto’s),
is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd aan de hand van het ingevulde slachtofferformulier en de bijlagen daarbij. Deze vorderingen staan ook in voldoende causaal verband met de onrechtmatige gedraging en zijn door de verdachte niet gemotiveerd betwist. De gevorderde materiële schade zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 800,00 (de optelsom van deze gevorderde schadeposten).
Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden is voldoende onderbouwd aan de hand van de slachtofferverklaring en de medische gegevens in het strafdossier. De rechtbank begroot de door de benadeelde partij tot dusver geleden immateriële schade op een bedrag van € 4.000,00 en zal de vordering voor dit bedrag toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het als schadevergoeding toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2016, de dag van het onrechtmatig handelen door de verdachte.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 4.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2016.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.