Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van Attero met producties 1 t/m 17;
- de conclusie van antwoord van de Verzekeraars met producties 1 t/m 18;
- de conclusie van antwoord van Aon met producties 1 t/m 5;
- het tussenvonnis (althans de brieven) van deze rechtbank van 10 augustus 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de akte overlegging aanvullende productie van Attero met productie 18;
- de akte overlegging aanvullende producties van Attero met producties 19 t/m 22;
- de akte tevens akte ter overlegging van producties van de Verzekeraars met producties 19 t/m 24;
- de antwoordakte tevens wijziging van eis van Attero;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 december 2016 met aangehecht de pleitnotities van partijen alsmede de brieven met opmerkingen over het proces-verbaal van
- de incidentele conclusie tot volgen schadevaststellingsregeling ex art. 22 verzekering, tevens akte wijziging van eis in de hoofdzaak van Attero;
- de conclusie van antwoord in het incident tot volgen schadevaststellingsregeling ex art. 22 verzekering, tevens antwoordakte wijziging eis in de hoofdzaak van de Verzekeraars;
- de antwoord akte incidentele conclusie tevens akte eiswijziging van Aon.
2.De feiten
de (hoofd)lokatie(s) zoals deze is (zijn) opgenomen op het polisblad.
overige lokaties, onverschillig waar ter wereld gelegen, alwaar
installatie en testen/proefdraaien, doch alleen indien deze werkzaamheden het gevolg zijn van een gevaar waartegen is verzekerd.
3.Het geschil
in de hoofdzaak
Zij voeren aan dat de schadevaststellingsregeling van artikel 22 van de Polisvoorwaarden pas gevolgd dient te worden als de rechtbank heeft beslist op de dekkingsdiscussie tussen partijen. Voorts betwisten de Verzekeraars dat Attero een (spoedeisend) belang heeft bij de door Attero gevorderde voorziening.
4.De beoordeling
de (hoofd)locaties zoals die zijn opgenomen op het polisblad. Tussen partijen is niet in geschil dat de materiële schade, waardoor Attero bedrijfsschade stelt te hebben geleden, de defecte liner in de balgcompensator betreft en dat deze materiële schade zich heeft voorgedaan bij de WKC Essent aan de Middenweg 36 te Moerdijk. Partijen twisten over de vraag of de WKC Essent een verzekerde (hoofd)locatie is als bedoeld in artikel 8.1.1 sub a van de Polisvoorwaarden en dus ook over de vraag of Attero dekking heeft voor haar bedrijfsschade onder de Verzekering op grond van voornoemd artikel.
poolvan verzekeraars, waaronder Allianz als leidende verzekeraar, een verzekering gesloten. Attero en de Verzekeraars hebben bij het aangaan van de Verzekering de afspraak gemaakt dat de dekking, zoals deze gold vóór de afsplitsing van Attero van Essent onder de oude verzekering van Essent met polisnummer B0100045724-0005, ongewijzigd voortgezet werd. Onder die oude verzekering was de WKC Essent een verzekerde (hoofd)locatie en, gelet op de afspraak van partijen dat de dekking ongewijzigd zou worden voortgezet, nu dus ook.
Attero heeft voorts aangevoerd dat het de bedoeling van partijen was om de AEC Moerdijk te verzekeren tegen bedrijfsschade, met name ook als zich een schadeveroorzakend evenement bij de WKC Essent zou voordoen. Ter onderbouwing van haar stellingen in deze heeft Attero onder meer een verklaring van verzekeringsmakelaar [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) overgelegd.
een bedrag zijnde het 2-jaarsbedrag, gedurende een maximum termijn van schadevergoeding van 104 weken, als per aangehechte specificatie per 1 januari 2009”. Het polisblad van de Oude Verzekering meldde dat onder ‘Lot A’ onder meer werd verstaan “
Warmtekrachtcentrales (WKC's) met een vermogen > 20Mw”. Het enkele feit dat warmtekrachtcentrales onder de definitie van Lot A vielen, leidt er echter niet toe dat daarmee
allewarmtekrachtcentrales verzekerde (hoofd)locaties waren onder de Oude Verzekering. Bij een polis als de onderhavige is de taalkundige betekenis van de gebruikte bewoordingen weliswaar van groot belang, maar deze moet gelezen worden in de context van de polisbescheiden als geheel. In dit geval speelt de specificatie daarbij een centrale rol. In de specificatie die is aangehecht aan het polisblad van de Oude Verzekering hebben partijen namelijk nader gespecificeerd wat de verzekerde (hoofd)locaties zijn. Die aangehechte specificatie met verzekerde (hoofd)locaties, waarnaar partijen op het polisblad expliciet hebben verwezen, moet in samenhang met het polisblad worden bezien en als integraal onderdeel daarvan worden beschouwd. De uitleg moet dus zijn dat WKCs met een vermogen van meer dan 20 MW onder de dekking vielen voor zover zij op de specificatie als (hoofd)locatie waren genoemd; nu de WKC Essent op die specificatie niet genoemd werd was deze dus onder de Oude Verzekering geen verzekerde (hoofd)locatie. De dekking onder de Verzekering is op dit punt derhalve niet verslechterd ten opzichte van de Oude Verzekering en van een ‘polistechnische vergissing’ kan dus ook geen sprake zijn.
Voor zover van belang geldt het voorgaande ook voor de verzekering die na de afsplitsing is gesloten voor Essent Milieu onder polisnummer B0100045724-0008.
overige locatiesalwaar - onder andere - goederen van Attero worden afgenomen, met dien verstande dat bedrijfsschade die is ontstaan door machineschade op die overige locaties, niet is gedekt. Onder machineschade wordt blijkens artikel 63 van de Polisvoorwaarden verstaan de schade aan bedrijfsvaardig opgestelde installaties, door een plotselinge gebeurtenis, waarvan de initiële oorzaak in de verzekerde zaak zelf is gelegen. Beoordeeld dient te worden of in de onderhavige kwestie sprake is van machineschade.
triggervan het voorval (de plotselinge gebeurtenis) waaruit de bedrijfsschade voortvloeit bedoeld. Het voorval is in dit geval de materiële schade van Essent aan de liner van de balgcompensator. Blijkens de rapporten van KEMA en Crawford is die schade veroorzaakt door het afsluiten en later heropenen van de stoomtoevoer op 29 januari 2013 (zie hiervoor onder 2.8 en 2.9). Het incident op 29 januari 2013 heeft dan ook te gelden als de initiële oorzaak van de bedrijfsschade van Attero. Nu de bedrijfsschade daarmee voortvloeit uit een oorzaak buiten de machine zelf, is geen sprake van machineschade in de zin van artikel 63 van de Polisvoorwaarden, aldus Attero.
dominant causeis, dient bij die causaliteitsleer aansluiting te worden gezocht. Toepassing van de
dominant causeleer leidt ertoe dat de materiële schade aan de balgcompensator als de initiële oorzaak heeft te gelden, nu dat de doorslaggevende en directe oorzaak van de schade was. Weliswaar houdt het afsluiten en heropenen van de stoomtoevoer op 29 januari 2013 daarmee enig, ver verwijderd, verband, maar dit was slechts een bijkomstigheid die zonder de in de machine gelegen intrinsieke problemen nooit tot de onderhavige schade zou hebben geleid. Volgens de Verzekeraars blijkt uit de rapporten van KEMA en Crawford dat de schade aan de balgcompensator is veroorzaakt door een combinatie van factoren die alle in de balgcompensator zelf zijn gelegen, te weten een ontwerpfout en spanningscorrosie in combinatie met
water hammeringwaardoor de liners zijn verscherfd. De bedrijfsschade van Attero is derhalve het gevolg van machineschade in de zin van artikel 63 van de Polisvoorwaarden, aldus de Verzekeraars.
dominant causeleer, bieden de Polisvoorwaarden, noch de polis een aanknopingspunt; daarbij is nog daargelaten welke betekenis aan deze brief (vanuit een oogpunt van hoor en wederhoor en in aanmerking nemend de processtukken) overigens moet toekomen.
1.356,00(3,0 punten × tarief II ad € 452,00 per punt)
904,00(2,0 punten × tarief II ad € 452,00 per punt)