ECLI:NL:RBROT:2017:3475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
10/701018-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een geladen revolver op straat zonder oplegging van bijzondere voorwaarden

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 18 januari 2017 te Rotterdam een geladen revolver en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie, mr. A.L. Hoekstra, eiste een gevangenisstraf van 13 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is verklaard, maar heeft de strafmaat verlaagd tot 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en er is een hoog recidiverisico. De rechtbank heeft besloten om geen verplichte opname in een instelling voor begeleid wonen op te leggen, omdat de verdachte dit niet wenst. De rechtbank heeft de verdachte wel verplicht om zich te melden bij de reclassering en deel te nemen aan een gedragsinterventie. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/701018-17
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L. Hoekstra heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Bewijs en bewezenverklaring

Als bijlage II is aan dit vonnis gehecht een opgave van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte wordt met deze opgave volstaan. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 januari 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, nl een revolver met opschrift [naam opschrift] , serienummer [nummer] kaliber 6,3
5mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 6,35 mm, voorhanden heeft gehad.
De kennelijke verschrijving is in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III van die wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op straat een geladen revolver voorhanden gehad. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het afvuren van een vuurwapen heeft meestal ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Een vuurwapen is voorts geschikt voor het bedreigen van personen omdat dit doorgaans leidt tot angst van degene die hiermee worden geconfronteerd en is bij uitstek uiterst geschikt voor het plegen van geweldsfeiten zoals o.a. overvallen of diefstallen met geweld.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2017 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft eerder reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. Hoewel de verdachte over zijn leefgebieden redelijk open is, lijkt hij niet goed in te zien dat hij veel praktische problemen heeft. De verdachte heeft geen huisvesting, geen inkomen, geen dagbesteding en geen duidelijke toekomstplannen. Hij is zich bewust van zijn gedeeltelijk negatieve netwerk. Het is positief dat zijn familieleden betrokken zijn met de verdachte zodat hij nog niet geheel aan lager wal is geraakt. De verdachte wil hulpverlening maar heeft duidelijk aangegeven dat hij geen verplichte woonopname bij [naam instelling] of een soortgelijke instelling wil. De reclassering acht het recidiverisico hoog. Dit risico blijft hoog als er niets veranderd aan zijn persoonlijke omstandigheden.
De reclassering adviseert de oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden; een meldplicht, deelname aan GI-RN Cognitieve Vaardigheden en verplichte opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, zij het van beperkte duur. Bij de bepaling van de duur is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd, met de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en gedragsinterventie geïndiceerd zijn. Het geadviseerde verblijf in een vorm van begeleid of beschermd wonen zal niet aan de verdachte worden opgelegd. De verdachte heeft op de terechtzitting stellig verklaard dat hij wel reclasseringstoezicht en hulp wil, maar absoluut geen opname in een instelling voor begeleid of beschermd wonen.
In de houding van verdachte ten opzichte van begeleid of beschermd wonen ziet de rechtbank aanleiding om daarvan af te zien: zonder diens “commitment” lijkt dat immers tot mislukken gedoemd. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet perse alle bijzondere voorwaarden integraal dient te accepteren en dat bij niet-aanvaarding van één van die voorwaarden reclasseringstoezicht en gedragsinterventie achterwege dient te blijven, en enkel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf resteert.
De eis van de officier van justitie is, gelet op al het voorgaande, te hoog.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf, een gedeelte, groot
twee (2) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. E.M.D. Angela en K.T. van Barneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2017.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 januari 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, nl een revolver met opschrift [naam opschrift] , serienummer [nummer] kaliber 6,3 mm en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 6,35 mm, voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie