Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.G.J. Plat. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 12 april 2017. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en het invoeren daarvan in Nederland. De officier van justitie, mr. K. Broere, eiste vrijspraak voor enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar ook een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken werd van het vervaardigen en ter beschikking stellen van vuurwerk, maar dat de overige tenlastegelegde feiten bewezen waren. De verdachte had in zijn bezit 18 Bangers en een grote hoeveelheid mortierbommen en andere vuurwerksoorten, die hij samen met een medeverdachte vanuit Duitsland naar Nederland had gebracht. De rechtbank overwoog dat het vervoer van dergelijk vuurwerk grote risico's met zich meebracht voor de veiligheid van andere weggebruikers.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte had geen eerder strafblad voor soortgelijke feiten, maar zijn betrokkenheid bij de verkoop van gevaarlijk vuurwerk aan jeugdigen werd zwaar meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en werd er een deel van de in beslag genomen geldbedragen aan hem teruggegeven. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan de voorwaarden diende te houden om verdere strafbare feiten te voorkomen.