ECLI:NL:RBROT:2017:3431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
10/682060-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woninginbraak met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van woninginbraak. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.L. Pöll. Tijdens de zitting op 21 april 2017 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. A.K. Tiggelaar, een gevangenisstraf van zes maanden eiste. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor feit 2 niet voldoende was en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, voor feit 1, de woninginbraak, werd de verdachte schuldig bevonden. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van de inbraak op 26 december 2015 in Dordrecht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een tekort aan respect voor de eigendommen van anderen had getoond en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was. Daarnaast werd besloten tot teruggave van in beslag genomen sieraden aan de verdachte, aangezien hij als rechthebbende kon worden aangemerkt. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat hij al schadeloos was gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682060-16
Datum uitspraak: 4 mei 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. A.L. Pöll, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.K. Tiggelaar heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;

ten aanzien van feit 1:

  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij;
  • teruggave van een aantal inbeslaggenomen sieraden aan de verdachte;

ten aanzien van feit 2:

- schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is niet bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet zonder redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte wist dat het wapen in de auto lag. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
4.2.
Feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De verdachte weet niets van de woninginbraak en de bij hem aangetroffen gestolen goederen. In de visie van de verdediging ontbreekt het bewijs dat de verdachte op enigerlei wijze bij de ten laste gelegde woninginbraak betrokken is geweest.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de maand december 2015 is twee keer een poging gedaan om in te breken in een woning aan het [adres delict 1] te Dordrecht, een woning gelegen in de dichte nabijheid van de woning aan het [adres delict 2] , waar de in de tenlastelegging bedoelde inbraak heeft plaatsgevonden. Op 22 december 2015 hebben de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] via WhatsApp contact met elkaar gehad. [naam medeverdachte 1] heeft toen bericht dat "we" gisteren het verkeerde huis hebben gepakt. [naam medeverdachte 2] noemde daarna het nummer [huisnummer] . Dat in dit WhatsApp-gesprek gerefereerd wordt aan de woning aan het [adres delict 1] , wordt ondersteund door de omstandigheid dat in het navigatiesysteem van de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 3] de laatste twee ingevoerde adressen [adres] te Papendrecht (woning waar medeverdachte [naam medeverdachte 1] verbleef) en [adres delict 1] te Dordrecht (woning waar geprobeerd was in te breken) waren.
Op 25 december 2015 heeft er tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] eveneens een gesprek plaatsgevonden via WhatsApp. In dit gesprek sprak [naam medeverdachte 1] over 'zelfs shoppe op kerstavond' omdat dan 'iedereen is loesoe van huis' en er dus 'genoeg te pakke' is. Vervolgens heeft er op 25 december 2015 een gesprek plaatsgevonden via WhatsApp tussen [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . In dit gesprek werd er een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten bij de KFC om daarna naar [naam medeverdachte 1] te rijden. [naam medeverdachte 1] zou dan in Papendrecht instappen en laten zien hoe zij moeten rijden "want het is zijn tip". [naam medeverdachte 2] en nog iemand (de rechtbank begrijpt: de verdachte) hadden het plan opgevat om naar binnen te rennen en weer terug.
[naam medeverdachte 3] heeft op 26 december 2015 [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] en de verdachte met zijn auto naar het [adres delict 1] vervoerd en is in zijn auto blijven wachten, totdat de anderen weer terugkwamen. Vervolgens zijn zij naar het huis van [naam medeverdachte 1] gegaan, om aldaar de buit te verdelen. Toen de auto van [naam medeverdachte 3] later werd stilgehouden, zat de verdachte ook in deze auto en in zijn directe nabijheid werd het paspoort van de aangever van de woninginbraak aangetroffen.
Op grond van de hiervoor vastgestelde gang van zaken oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de woninginbraak bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 december 2015 te Dordrecht tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan het [adres delict 2] heeft weggenomen meerdere laptops en een geldbedrag
( euro) en buitenlandse valuta ( US-dollars) en
een schuurmachine en (bank)pasjes en een paspoort
en een geldkistje
en-kluisje en meerdere sieraden en een huissleutel en diverse bankbscheiden en meerdere
fotocamera's en een e-reader en een jas,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , waarbij verdachte
en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
hebben verschaft en de weg te nemen goederen/geld onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een inbraak gepleegd. De verdachte heeft aldus blijk gegeven van een tekort aan respect voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt. De verdachte heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door alleen zijn eigen financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van wat hen is aangedaan. De ernst van het feit brengt mee dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Van strafverminderende omstandigheden is niet gebleken.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen sieraden zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, omdat die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij heeft bij de behandeling van de vordering tot schadevergoeding op de terechtzitting verklaard dat hij naar aanleiding van de veroordeling van een mededader weliswaar schadeloos is gesteld, maar dat hij zijn vordering tot schadevergoeding in de onderhavige zaak handhaaft. De benadeelde partij wil dat de hoofdelijke veroordeling tot schadevergoeding in de zaak van de mededader(s) eveneens zal komen te gelden voor de verdachte in de onderhavige zaak.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu is komen vast te staan dat hij al schadeloos is gesteld en er feitelijk geen schadevergoeding wordt gevorderd. De daders kunnen over hun onderlinge verhouding met betrekking tot de schadevergoedingsplicht een eigen, afzonderlijke rechtsgang volgen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- 2 zilverkleurige oorsieraden (goednummer [nummer 1] )
- 1 goudkleurige schakelarmband (goednummer [nummer 2] );
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.A.J.M. van Vugt en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. Primair
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Dordrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning gelegen aan het [adres delict 2] heeft
weggenomen een of meerdere laptop(s)/computer(s) en/of een geldbedrag
(ongeveer 1650 euro) en/of buitenlandse valuta (ongeveer 319 US-dollars) en/of
een schuurmachine en/of een of meerdere (bank)pasje(s) en/of een paspoort
en/of een geldkistje/kluisje en/of een of meerdere siera(a)d(en) en/of een of
meerdere huissleutel(s) en/of diverse bankbescheiden en/of een of meerdere
fototcamera('s) en/of een e-reader en/of een jas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte,
en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geld onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Papendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
goederen, te weten:
- een of meerdere laptop(s)/computer(s) en/of
- een schuurmachine en/of
- een geldkistje/kluisje en/of
- een OV-chipkaart (op naam van [naam slachtoffer] ) en/of
- een paspoort (op naam van [naam slachtoffer] )
- een jas en/of
- een regenkapje en/of
- een handschoen,
heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goederen betrof;
2.
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Papendrecht alleen, althans tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), op de openbare weg, [straat]
, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de
Wet wapens en munitie, te weten: een balletjespistool, zijnde een voorwerp
waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp
werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen
ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen.