ECLI:NL:RBROT:2017:3430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
10/682049-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak en verboden wapenbezit met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van woninginbraak en verboden wapenbezit. De verdachte was betrokken bij een inbraak op 26 december 2015 in Dordrecht, waarbij meerdere goederen, waaronder laptops en geld, werden gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, maar de rechtbank oordeelde dat de politie handelde binnen de grenzen van de wet. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. Daarnaast werd het verboden wapenbezit, een balletjespistool, niet bestraft vanwege de geringe ernst van dat feit. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze al schadeloos was gesteld. De uitspraak benadrukt de ernst van de inbraak en de gevolgen voor de slachtoffers, maar ook de mogelijkheid tot rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682049-16
Datum uitspraak: 4 mei 2017
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.K. Tiggelaar heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;

ten aanzien van feit 1:

  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij;
  • teruggave van de onder de verdachte inbeslaggenomen Amerikaanse dollars aan het slachtoffer;

ten aanzien van feit 2:

- schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Rechtmatigheid van het verkregen bewijs
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen wettelijke grondslag was voor de staandehouding van de auto die de verdachte bestuurde, omdat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Vervolgens is de politie zonder rechtsgrond overgegaan tot doorzoeking van de auto, waarna de verdachte is aangehouden. Daaruit is al het belastend materiaal jegens de verdachte voortgevloeid, zodat hij daadwerkelijk is benadeeld. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het als gevolg hiervan verkregen bewijs moet worden uitgesloten.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de volgende feiten en omstandigheden op grond van het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 26 december 2015 omstreeks 09.40 uur meldden de bewoners van [straatnaam 1] te Papendrecht aan de politie dat bij de buren op nummer [huisnummer 1] de gehele nacht een auto af en aan reed, een voertuig dat niet uit de buurt kwam. Het vriendje van het buurmeisje was aan de deur geweest om te vragen naar een hamer om een kluisje te openen. Ook werd gezien dat enkele personen in de tuin bezig waren een kluis te openen. Terwijl de politie onderweg was naar [adres delict 1] bleken er vanuit de woning met nummer [huisnummer 1] drie personen in een auto met kenteken [kentekennummer] te zijn gestapt en te zijn weggereden. Dit voertuig werd korte tijd later stilgehouden op de [straatnaam 2] . De bestuurder identificeerde zich als [naam verdachte] (de verdachte). Een van de politieambtenaren zag dat op de achterbank van het voertuig een groene plastic tas stond. De tas stond open en de politieambtenaar zag een kluis in de tas. De kluis werd uit de tas gehaald en gezien werd dat de kluis met keilbouten vastzat aan een stuk hout. Tevens werd gezien dat geprobeerd was de kluis open te breken. Hierop zijn de inzittenden van de auto aangehouden op verdenking van heling.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van de politie passen binnen de uitvoering van de algemene politietaak, zoals omschreven in de Politiewet 2012. De politieambtenaren hebben gevolg gegeven aan een melding van de bewoners van de woning aan de [straatnaam 1] die het vreemd vonden dat een auto af en aan reed in de nacht van 25 op 26 december 2015 en dat bij de buren op bezoek zijnde personen in het holst van de nacht bezig waren om met geweld een kluis te openen. Toen de politie de betreffende auto zag rijden, werd een stopteken gegeven en werd onder andere aan de verdachte gevraagd zich te identificeren. Op grond van artikel 8 van de Politiewet 2012 is de politie daartoe bevoegd. Vervolgens zag één van de politieambtenaren een geopende tas op de achterbank met daarin een kluis. Het enkele feit dat de politieambtenaar de kluis uit de tas heeft gehaald, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de auto is doorzocht.
Het verweer wordt dan ook verworpen. De rechtbank is van oordeel dat het bewijs rechtmatig is verkregen.
4.2.
Medeplegen of medeplichtigheid
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat de bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht is geweest om als medeplegen aan te merken. De verdachte heeft slechts voor het vervoer en het verschaffen van een wapen gezorgd. Dit levert in de visie van de verdediging hooguit medeplichtigheid op.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de maand december 2015 is twee keer een poging gedaan om in te breken in een woning aan het [adres delict 2] te Dordrecht, een woning gelegen in de dichte nabijheid van de woning aan het [adres delict 3] , waar de in de tenlastelegging bedoelde inbraak heeft plaatsgevonden. Op 22 december 2015 hebben de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] via WhatsApp contact met elkaar gehad. [naam medeverdachte 1] heeft toen bericht dat "we" gisteren het verkeerde huis hebben gepakt. [naam medeverdachte 2] noemde daarna het nummer [huisnummer 2] . Dat in dit WhatsApp-gesprek gerefereerd wordt aan de woning aan het [adres delict 2] , wordt ondersteund door de omstandigheid dat in het navigatiesysteem van de auto van de verdachte de laatste twee ingevoerde adressen [adres 1] te Papendrecht (woning waar medeverdachte [naam medeverdachte 1] verbleef) en [adres delict 2] te Dordrecht (woning waar geprobeerd was in te breken) waren.
Op 25 december 2015 heeft er tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] eveneens een gesprek plaatsgevonden via WhatsApp. In dit gesprek sprak [naam medeverdachte 1] over 'zelfs shoppe op kerstavond' omdat dan 'iedereen is loesoe van huis' en er dus 'genoeg te pakke' is. Vervolgens heeft er op 25 december 2015 een gesprek plaatsgevonden via WhatsApp tussen [naam medeverdachte 2] en de verdachte. In dit gesprek werd er een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten bij de KFC om daarna naar [naam medeverdachte 1] te rijden. [naam medeverdachte 1] zou dan in Papendrecht instappen en laten zien hoe zij moeten rijden "want het is zijn tip". Volgens [naam medeverdachte 2] zouden zij naar binnen rennen en weer terug. De verdachte zou in de auto wachten, totdat de anderen weer terug zouden zijn. Vervolgens zouden zij naar het huis van [naam medeverdachte 1] gaan, om aldaar de buit te verdelen. Dat er daadwerkelijk is gedeeld in de buit, wordt bevestigd door de omstandigheid dat een deel van de gestolen goederen in de woning lag waar [naam medeverdachte 1] verbleef en een deel in de auto van de verdachte is aangetroffen.
De auto van de verdachte is op 25 december 2015 door de buren om 23:00 uur bij de [adres 1] , het woonadres van de moeder van de vriendin van [naam medeverdachte 1] , gezien. De vriendin van [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, terwijl hij die nacht bij haar op dat adres verbleef, even is weggeweest.
Hoewel niet is vast komen te staan dat de verdachte daadwerkelijk zelf bij de woning aan het [adres delict 3] naar binnen is geweest en daar goederen heeft weggenomen, heeft hij door middel van de uit de gebezigde bewijsmiddelen volgende handelingen toch een aanzienlijke en substantiële bijdrage aan die inbraak geleverd. Daarbij wordt vooral in aanmerking genomen dat hij betrokken is geweest bij de planning van de inbraak, dat hij het wapen heeft meegebracht en dat hij voor het vervoer heeft gezorgd, zowel heen als terug. Uiteindelijk is hij met de mededaders weggereden van de woning van [naam medeverdachte 1] , met in zijn auto een deel van de buit.
Uit de hiervoor vastgestelde gang van zaken leidt de rechtbank af dat de bijdrage van de verdachte bij het plegen van het strafbare feit van voldoende gewicht is geweest om te spreken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten met betrekking tot de diefstal met braak.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger wordt, gelet op het hiervoor overwogene, verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 26 december 2015 te Dordrecht tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in een woning gelegen aan het [adres delict 3] heeft
weggenomen meerdere laptops en een geldbedrag
( euro) en buitenlandse valuta ( US-dollars) en een schuurmachine en (bank)pasjes en een paspoort en een geldkistje
en-kluisje en meerdere sieraden en een huissleutel en diverse bankbescheiden en meerdere
fotocamera's en een e-reader en een jas,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , waarbij verdachte
en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
hebben verschaft en de weg te nemen goederen/geld onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 26 december 2015 te Papendrecht , op de openbare weg, de [straatnaam 2]
, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de
Wet wapens en munitie, te weten: een balletjespistool, zijnde een voorwerp
waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp
werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen
ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.(primair)

Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

2.
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een inbraak gepleegd. De verdachte heeft aldus blijk gegeven van een tekort aan respect voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt. De verdachte heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door alleen zijn eigen financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van wat hen is aangedaan. De ernst van het feit brengt mee dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
Om herhaling te voorkomen is het noodzakelijk dat de verdachte door de reclassering wordt begeleid en een behandeling ondergaat bij [naam GGZ instelling] of een soortgelijke instelling. Daarnaast dient hij verder te gaan met de begeleiding van [naam instelling] en zijn medewerking verlenen aan urinecontroles.
Uit het rapport van de reclassering leidt de rechtbank af dat de verdachte inmiddels een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat hij afstand heeft genomen van de verkeerde vrienden met wie hij omging.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Vanwege het tijdsverloop en de positieve ontwikkeling van de verdachte zal de rechtbank echter volstaan met het opleggen van een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan de voorwaardelijke straf zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Voor het verboden wapenbezit zal geen straf of maatregel worden opgelegd, gezien het tijdsverloop en de geringe ernst van dat feit.

8.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen Amerikaanse dollars terug te geven aan het slachtoffer.
Ten aanzien van de in beslag genomen Amerikaanse dollars zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij heeft bij de behandeling van de vordering tot schadevergoeding op de terechtzitting verklaard dat hij naar aanleiding van de veroordeling van een mededader weliswaar schadeloos is gesteld, maar dat hij zijn vordering tot schadevergoeding in de onderhavige zaak handhaaft. De benadeelde partij wil dat de hoofdelijke veroordeling tot schadevergoeding in de zaak van de mededader eveneens zal komen te gelden voor de verdachte in de onderhavige zaak.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu is komen vast te staan dat hij al schadeloos is gesteld en er feitelijk geen schadevergoeding wordt gevorderd. De daders kunnen over hun onderlinge verhouding met betrekking tot de schadevergoedingsplicht een eigen, afzonderlijke rechtsgang volgen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van feit 1:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, [adres 2] , [vestigingsplaats] , zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van het centrum voor ambulante forensische psychiatrie [naam GGZ instelling] of een soortgelijke instelling, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar/instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang [naam instelling] te [verstigingsplaats] , of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
5. de veroordeelde verleent zijn medewerking aan de begeleiding vanuit het MJD (Materieel Juridische Dienstverlening;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (tachtig uren), waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
174 (honderdvierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
87 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 10 US dollars;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
ten aanzien van feit 2:
bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. G.A.J.M. van Vugt en J.W. Langeler, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. Primair
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Dordrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning gelegen aan het [adres delict 3] heeft
weggenomen een of meerdere laptop(s)/computer(s) en/of een geldbedrag
(ongeveer 1650 euro) en/of buitenlandse valuta (ongeveer 319 US-dollars) en/of
een schuurmachine en/of een of meerdere (bank)pasje(s) en/of een paspoort
en/of een geldkistje/kluisje en/of een of meerdere siera(a)d(en) en/of een of
meerdere huissleutel(s) en/of diverse bankbescheiden en/of een of meerdere
fototcamera('s) en/of een e-reader en/of een jas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte,
en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geld onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
Subsidiair
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] op of omstreeks 26 december 2015 te Dordrecht
tezamen en/of in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen
aan het [adres delict 3] heeft/hebben weggenomen,
een of meerdere laptop(s)/computer(s) en/of een geldbedrag (ongeveer 1650
euro) en/of buitenlandse valuta (ongeveer 319 US-dollars) en/of een
schuurmachine en/of een of meerdere (bank)pasje(s) en/of een paspoort en/of
een geldkistje/kluisje en/of een of meerdere siera(a)d(en) en/of een of
meerdere huissleutel(s) en/of diverse bankbescheiden en/of een of meerdere
fototcamera('s) en/of een e-reader en/of een jas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of aan verdachte, waarbij die
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geld onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest, althans opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, door
die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] te vervoeren naar en/of van de plaats des misdrijfs,
althans van zijn auto gebruik te laten maken en/of door voor/tijdens/na het
plegen van het misdrijf op de uitkijk te staan;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Papendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
goederen, te weten:
- een kaartje (met opschrift [naam benadeelde] ) en/of
- een of meerdere laptop(s)/computer(s) en/of
- een schuurmachine en/of
- een geldkistje/kluisje en/of
- een OV-chipkaart (op naam van [naam benadeelde] ) en/of
- een paspoort (op naam van [naam benadeelde] )
- een jas en/of
- een regenkapje en/of
- een handschoen,
heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat
het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goederen betrof;
2.
hij op of omstreeks 26 december 2015 te Papendrecht alleen, althans tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), op de openbare weg, de [straatnaam 2]
, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de
Wet wapens en munitie, te weten: een balletjespistool, zijnde een voorwerp
waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp
werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen
ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen.