ECLI:NL:RBROT:2017:3325
Rechtbank Rotterdam
Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindbeslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2017 een wrakingsverzoek van drie verzoekers buiten behandeling gesteld wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 7 april 2017, na een eerdere beschikking van de rechter op 20 maart 2015, die een eindbeslissing vormde in een procedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De verzoekers, die betrokken waren bij deze procedure, voelden zich genoodzaakt om de rechter, mr. M.J.M. Marseille, te wraken. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek niet meer ontvankelijk was, aangezien de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt na een einduitspraak. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, waarbij de voorzitter, mr. A.N. van Zelm van Eldik, en de rechters mr. M. Fiege en mr. A. Buizer aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de griffier J.A. Faaij aanwezig.