ECLI:NL:RBROT:2017:3272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
10/701002-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen voor poging tot diefstal in vereniging en voorhanden hebben van een stroomstootwapen

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot diefstal in vereniging door middel van braak en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte], was ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte]. De officier van justitie, mr. W.D. van den Berg, eiste een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 januari 2017 te Rotterdam samen met een ander een woning heeft geprobeerd binnen te dringen met een schroevendraaier, maar dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Daarnaast had de verdachte een stroomstootwapen in zijn bezit, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is een taakstraf van 120 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het vermijden van contact met zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701002-17
Datum uitspraak: 7 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte]
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 01 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening in/uit een woning aan [adres delict] weg te nemen goederen van hun gading en/of geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak , met een schroevendraaier, althans
meteen hard voorwerp een achterdeur heeft
geforce
erd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 januari 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5° van de Wet
wapens en
munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen (gelijkend op een zaklantaarn, met opschrift 50000W) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee feiten, te weten een poging woninginbraak in vereniging gepleegd, en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Een (poging) woninginbraak veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar voedt ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving, en bij de gedupeerden in het bijzonder. Het voorhanden hebben van een stroomstootwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 april 2017. Dit rapport houdt -samengevat- het volgende in.
De verdachte kwam tijdens zijn jeugd meerdere malen met politie en justitie in aanraking, hetgeen volgens hem voor een belangrijk deel gerelateerd was aan een negatief sociaal netwerk waarvan hij zegt afstand te hebben genomen. Dit laatste lijkt niet geheel het geval te zijn omdat de actuele strafzaak een medeverdachte kent waarmee hij in het verleden al een keer is aangehouden. Er zijn op diverse leefgebieden problemen geconstateerd. Er is onvoldoende structuur en stabiliteit, op school is sprake van verzuim, er zijn financiële problemen, verdachte lijkt onvoldoende ondersteuning te krijgen van zijn directe opvoeders en er lijkt nog steeds sprake van een deels negatief sociaal netwerk. De verdachte werd tot mei 2015 begeleid door [naam instelling] . Op dit moment is begeleiding geïndiceerd om de verdachte te helpen grip op zijn leven te krijgen. Daarnaast is het van belang om zijn middelengebruik te monitoren omdat het gebruik een risico lijkt te zijn ten aanzien van zijn functioneren. Positieve ontwikkelingen zijn onder meer dat hij na drie jaar zonder dagbesteding in februari 2017 gestart is met een opleiding, dat zijn laatste veroordeling in 2011 is geweest en dat er naast zijn opvoeders een ondersteunend en betrokken sociaal netwerk is bestaande uit familieleden. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Tevens adviseert de reclassering een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering de verdachte te bestraffen conform het volwassenenstrafrecht over. Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, vanwege de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij recent met een opleiding is gestart. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
88 (achtentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachte [naam medeverdachte] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal meewerken aan een intakegesprek bij de forensische polikliniek van Bouman GGZ of een soortgelijke instelling en zal zich daar indien nodig onder ambulante behandeling stellen, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van dat intakegesprek en/of die behandeling door of namens de directeur van die instelling zullen worden gegeven;
5. de veroordeelde zal meewerken aan plaatsing in een begeleide woonvorm of 24-uursvoorziening, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. de veroordeelde zal zich inspannen om te beschikken over een nuttige dagbesteding in de vorm van scholing of werk, of zal hier actief naar zoeken;
7. de veroordeelde zal meewerken aan een schuldeninventarisatie, het treffen van betalingsregelingen en actief deelnemen aan een budgetteringstraining bij een door de reclassering aangewezen instelling;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderd twintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. E. van Schouten en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan [adres delict] weg te nemen goederen van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een schroevendraaier, althans een hard voorwerp een (achter)deur heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2017 te Rotterdam (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een stroomstootwapen (gelijkend op een zaklantaarn, met opschrift 50000W) voorhanden heeft gehad.