ECLI:NL:RBROT:2017:3270

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
10/710059-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld, veroordeling voor mishandeling en bedreiging

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal met geweld, maar veroordeelde hem voor mishandeling van een oudere man in een scootmobiel en voor de bedreiging van een 10-jarig meisje. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.A. van Gemeren. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de diefstal, maar veroordeling voor de andere feiten, met een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal niet wettig en overtuigend bewezen was, maar dat de mishandeling en bedreiging wel bewezen konden worden. De verdachte had op 8 februari 2016 met zijn auto over de voet van een medewerker van een bouwmarkt gereden, wat leidde tot letsel. Daarnaast had hij op 1 januari 2017 een meisje bedreigd en een voorbijganger mishandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals een locatieverbod en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en een hoog recidiverisico. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710059-16
Datum uitspraak: 7 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire
inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. J.A. van Gemeren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, en tevens als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor [naam gebouw] in Spijkenisse, en een contactverbod voor [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van het locatie- en contactverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder
1 primair en 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
De verdachte heeft zijn zwager naar een [naam bouwmarkt] gereden. De verdachte is op de parkeerplaats van die bouwmarkt in zijn auto blijven zitten terwijl zijn zwager de winkel in ging. Op enig moment is zijn zwager weer in de auto gestapt en heeft geroepen dat de verdachte moest wegrijden. Twee medewerkers van [naam bouwmarkt] stonden op dat moment naast de auto, hadden de portieren aan weerszijden van de auto geopend, en maanden hen tot stoppen. De verdachte is toch weggereden en is daarbij over de voet van één van de medewerkers gereden. De verdachte heeft verklaard dat hij bang was van deze mannen en dat hij niet wist dat het medewerkers van de bouwmarkt betrof. Het feit dat de verdachte geparkeerd stond op de parkeerplaats van de bouwmarkt, dat de medewerkers limegroene bedrijfskleding droegen met de naam van de bouwmarkt erop en de door de verdachte afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris dat hij even is blijven staan voordat hij is weggereden, maken dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wel moet hebben gezien dat het medewerkers van [naam bouwmarkt] betrof.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij over een voet heen zou rijden en daarbij pijn en/of letsel zou veroorzaken. Het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Op 1 januari 2017 ziet de verdachte het dochtertje van zijn ex-vriendin met de hond lopen die eerder van hem is geweest. Hij haalt de hond aan, maar het meisje is bang dat hij de hond zal meenemen. Er volgt een worsteling om de riem van de hond. Als een voorbijganger daar iets over opmerkt wordt deze mishandeld door de verdachte. De voorbijganger doet aangifte van mishandeling en verklaart daarbij dat de verdachte het meisje heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar zou doodmaken als zij zijn naam aan de politie door zou geven. De moeder van het meisje doet aangifte van bedreiging van haar dochter. De gebruikte bewoordingen komen overeen. Tevens verklaart zij dat zij haar dochter zichtbaar overstuur en bang aantrof. Daarmee acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte ontkent echter dat hij het meisje heeft bedreigd. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij in die periode dagelijks drugs gebruikte, in de war was en zich opgejaagd voelde. In die omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding geen waarde toe te kennen aan de ontkennende verklaring van de verdachte.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 8 februari 2016 te Brielle, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld, door opzettelijk met zijn, verdachtes, auto over de voet van die [naam slachtoffer 3] heen te rijden, waardoor die [naam slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 01 januari 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze [naam slachtoffer 4] meermalen, met kracht tegen het gezicht/hoofd en de nek te stompen/slaan;
3.
hij op 01 januari 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je mijn naam zegt tegen de politie, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.mishandeling;

2.
mishandeling;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door met zijn auto over de voet van een winkelmedewerker heen te rijden. Ten gevolge daarvan heeft die persoon een botbreuk in zijn voet opgelopen.
Daarnaast heeft de verdachte zich nogmaals schuldig gemaakt aan mishandeling en aan bedreiging. De verdachte kwam de tienjarige dochter van zijn ex-vriendin tegen op straat met haar hond. Zij is, bang dat de verdachte haar hond wilde afpakken, op enig moment overstuur geraakt. Een toevallige voorbijganger, een oudere man in een scootmobiel, heeft de verdachte daar op aangesproken. Die is vervolgens mishandeld door de verdachte in het bijzijn van het tienjarige meisje. Daarna heeft de verdachte het meisje bedreigd om te voorkomen dat zij zijn identiteit aan de politie bekend zou maken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte enerzijds inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de personen die hij heeft mishandeld, en anderzijds gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 maart 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte is eerder in aanraking gekomen met justitie en heeft zich in het schorsingstoezicht behorend tot onderhavig parketnummer onvoldoende gehouden aan de bijzondere voorwaarden die hem werden gesteld. Bij de verdachte zijn op elk leefgebied criminogene factoren aanwezig, waardoor het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De verdachte heeft geen inkomen, een negatief sociaal netwerk, geen passende huisvesting en geen vast werk. De verslavingsproblematiek lijkt op de voorgrond te staan en de andere leefgebieden negatief te beïnvloeden. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft subsidiair verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet hoger is dan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding voor, gelet op de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen, schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
  • [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 261,20 aan materiële schade;
  • [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300, - aan immateriële schade;
  • [naam benadeelde 3] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen die door [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] zijn ingediend. Zij heeft verzocht om de door [naam benadeelde 3] ingediende vordering te matigen omdat niet kan worden vastgesteld dat de schade geheel door de verdachte is veroorzaakt.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit 2, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 300, -. .
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] door het bewezen verklaarde strafbare feit 3, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 400, -. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet:
- de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 261,20;
- de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 300, -;
- de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 400, -.
Telkens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[naam benadeelde 3] wordt ten aanzien van het niet-toegewezen deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
3. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en een daaruit voortvloeiend behandelplan bij de forensische polikliniek van Bouman GGZ of soortgelijke instelling, ook als dat een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek inhoudt,
zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde dient zich te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem in het kader van diagnostiek, het behandelplan en/of die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. de veroordeelde zal meewerken aan toeleiding naar en verblijven in een instelling voor begeleid wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] ( [geboortejaar 2006] ) en/of [naam slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] ) en/of [naam slachtoffer 4] ( [geboortedatum slachtoffer 4] ), gedurende 2 jaar na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
6. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de wijk [naam wijk] in Spijkenisse, gedurende 2 jaar na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 5 en 6 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 261,20 (tweehonderdeenenzestig euro en twintig eurocent), bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van deze benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 261,20 (hoofdsom, tweehonderdeenenzestig euro en twintig eurocent); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 261,20 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van deze benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 300, - (driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van deze benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 300, - (hoofdsom, driehonderd euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 300, - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
6 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van deze benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 400, - (vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van deze benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 400, - (hoofdsom, vierhonderd euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 400, - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
8 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van deze benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. E. van Schouten en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 februari 2016 te Brielle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 4] Brielle, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een scherp voorwerp slaan en/of snijden in de hand van die [naam slachtoffer 3] en/of
- ( vervolgens) terwijl die [naam slachtoffer 3] het portier van de auto vasthad, met aanzienlijke snelheid wegrijden en/of
- vervolgens met (het achterste wiel van) de auto over de voet van die [naam slachtoffer 3] heen rijden;
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 8 februari 2016 te Brielle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 4] Brielle, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een scherp voorwerp slaan en/of snijden in de hand van die [naam slachtoffer 3] en/of
- ( vervolgens) terwijl die [naam slachtoffer 3] het portier van de auto vasthad, met aanzienlijke snelheid wegrijden en/of
- vervolgens met (het achterste wiel van) de auto over de voet van die [naam slachtoffer 3] heen rijden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 08 februari 2016 te Brielle en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] met de auto op te halen en/of naar de [naam benadeelde 4] te brengen/vervoeren en/of
- ( vervolgens) (aldaar) in de (vlucht)auto op [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] te wachten en/of
- ( vervolgens) [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] (in voornoemde auto) bij de [naam benadeelde 4] weg te vervoeren;
en/of
hij op of omstreeks 8 februari 2016 te Brielle, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld, door opzettelijk met zijn, verdachtes, auto over de voet van die [naam slachtoffer 3] heen te rijden, waardoor die [naam slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze [naam slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd en/of de nek te stompen/slaan;
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je mijn naam zegt tegen de politie, dan maak ik je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.