ECLI:NL:RBROT:2017:3267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
10/661192-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen tijdens Battle of Drums

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak vond plaats in het kader van de Battle of Drums, een evenement dat in de nacht voorafgaand aan het Zomercarnaval 2016 plaatsvond. De verdachte werd op 30 juli 2016 in Rotterdam aangehouden, waarbij hij door de politie werd neergeschoten. Tijdens de aanhouding ontdekte een verbalisant een vuurwapen in de zak van de bodywarmer van de verdachte. De verdachte ontkende het wapen te hebben, stellende dat iemand anders het in zijn zak had gestopt. De rechtbank verwierp deze verklaring als niet aannemelijk en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een ernstig feit is dat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebrengt, ongeacht of het wapen geladen was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de rapportage van de reclassering, die een kans op recidive inschatte als laag tot gemiddeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. De verdachte moet zich houden aan de voorwaarden die door de reclassering zijn gesteld, waaronder het melden bij de reclassering en het verkrijgen van passende huisvesting.

De rechtbank benadrukte dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen op een openbare plaats, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/661192-16
Datum uitspraak: 7 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.Chr. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat haar cliënt dient te worden vrijgesproken omdat volgens zijn verklaring het vuurwapen door iemand anders in de zak van zijn bodywarmer is gestopt.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Een verbalisant ziet twee ruziënde mannen met nog een aantal andere mannen die daar omheen staan. De verbalisant roept de ruziemakers aan en draagt hen op om hem een legitimatiebewijs te tonen. Op dat moment neemt de verbalisant waar dat de verdachte zich ongemakkelijk gedraagt en zich wegdraait terwijl hij: “Hier, hier, hier”, roept naar één van de omstanders. De verbalisant vermoedt dat de verdachte iets probeert te verbergen. Als hij de verdachte vervolgens bij zijn middel grijpt, voelt hij een vuurwapen in de zak van de bodywarmer van de verdachte.
De verklaring van de verdachte dat één van de andere personen het vuurwapen in zijn zak heeft gedaan, zonder dat hij daarvan iets heeft gemerkt, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal die verklaring dan ook niet volgen, en komt tot een bewezenverklaring.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 juli 2016 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een (gas)pistool van het merk Zoraki type M906 kaliber 9 millimeter pak, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg in de nacht voorafgaand aan het Zomercarnaval 2016. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Dit geldt evenzeer als dat wapen niet is geladen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 februari 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte is een thans 25-jarige man die het tenlastegelegde ontkent. De reclassering heeft desondanks problemen geconstateerd bij de verdachte op het gebied van denkpatronen, gedrag, en vaardigheden. De kans op recidive wordt door de reclassering ingeschat op laag/gemiddeld. Ook het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt laag/gemiddeld ingeschat, waarbij de reclassering opmerkt dat de verdachte mee heeft gewerkt aan de totstandkoming van de rapportage en zijn afspraken binnen het toezicht goed nakomt. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal deze gevangenisstraf echter geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte tijdens zijn aanhouding in zijn arm is geschoten waarbij hij letsel heeft opgelopen. Niet duidelijk is of de verdachte in de toekomst de volledige functionaliteit van zijn arm weer zal terugkrijgen. Bovendien dient het voorwaardelijk strafdeel er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en kan en zal de rechtbank daaraan de door de reclassering noodzakelijk geachte begeleiding en voorwaarden verbinden.
Daarnaast dient de verdachte een taakstraf van aanzienlijke duur uit te voeren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
3. de veroordeelde zal zich inspannen om zijn financiën op orde te brengen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. de veroordeelde dient mee te werken aan het verkrijgen van passende huisvesting, ook als blijkt dat een begeleide woonvorm het meest passend is, zulks ter beoordeling van de reclassering en de veroordeelde zal zich houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, daarbij rekening houdend met zijn fysieke beperking;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderd twintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderd veertien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en E. van Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juli 2016 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een (gas)pistool van het merk Zoraki type M906 kaliber 9 millimeter pak, voorhanden heeft gehad.