ECLI:NL:RBROT:2017:3266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
10/810667-16 TUL VV 02/700084-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van hennep en versnijdingsmiddel met het oog op de handel

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van ongeveer 15 kilo hennep en 7 kilo versnijdingsmiddel (mannitol). De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, verklaarde dat hij de tas met hennep voor een derde zou vervoeren, maar de rechtbank oordeelde dat hij op de hoogte was van de inhoud van de tas en dat hij de risico's had aanvaard. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van hennep en mannitol, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze eis. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaar voor het voorwaardelijke deel. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/810667-16
Parketnummer vordering TUL VV: 02/700084-13
Datum uitspraak: 7 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.Chr. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 02/700084-13.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tegen betaling de tas voor een derde van Rotterdam naar ergens in Brabant ging vervoeren. Hij was ervan op de hoogte dat zich in de tas hennep bevond. Hij wist niet van de aanwezigheid van de mannitol.
De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer. De verdachte wist dat hij verdovende middelen zou gaan vervoeren. Gezien de hoeveelheid heeft hij ook moeten weten dat deze voor de professionele handel bestemd zou zijn. De verdachte heeft de tas onder zijn beheer genomen en daarmee de risico en de kans aanvaard dat er zich naast hennep ook nog andere stoffen in de tas zouden bevinden. In dit geval bleek er ook mannitol in de tas aanwezig. Gezien de omstandigheden waaronder de verdachte de klus had aanvaard, waarover hij overigens maar mondjesmaat opheldering heeft gegeven, alsmede het feit van algemene bekendheid dat waar hennep verhandeld wordt het geenszins onaannemelijk is dat ook andere verdovende middelen worden verhandeld, kan ook de aanwezigheid van aan harddrugs gerelateerde middelen, zoals dit versnijdingsmiddel, aan de verdachte worden toegerekend. In die zin is sprake van voorwaardelijk opzet bij de verdachte op het voorhanden hebben van middelen ter versnijding en/of bewerking van heroïne en/of cocaïne en hiermee op het plegen van voorbereidingshandelingen
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 28 december 2016 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15.240 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij
op28 december 2016 te Rotterdam, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden (van een materiaal bevattende) heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte ernstige redenen had te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
, hebbende verdachte meer hoeveelheden (in totaal ongeveer 7.350 gram) mannitol (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) voorhanden gehad .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
een feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van art. 10, voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden hebben waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte wordt veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep, die, gezien de hoeveelheid, kennelijk voor de handel bestemd was. Door het opzettelijk aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit. Met het aanwezig hebben van ruim zeven kilo versnijdingsmiddel (mannitol) heeft de verdachte zich daarnaast schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de bereiding of bewerking van harddrugs.
De handel in softdrugs en de verspreiding van harddrugs hebben veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. Bovendien kleven er aan het gebruik van verdovende middelen veel risico's voor de volksgezondheid.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, ook recent nog, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet hoger is dan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding voor gelet op de ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van de verdachte.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 september 2015 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, is de verdachte ter zake van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verboden
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbrekingveroordeeld voor zover van belang tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 22 oktober 2015.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen.
De verdediging heeft verzocht om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen en de proeftijd voor het resterende deel met een jaar te verlengen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 9 september 2015 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de tijd van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en E. van Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 december 2016 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15.240 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks 28 december 2016 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, althans in Nederland, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden (van een materiaal bevattende) heroïne en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- stoffen en/of voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of diens mededader(s) wist of ernstige redenen had te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of diens mededader(s) een of meermalen een of meer hoeveelheden (in totaal ongeveer 7.350 gram) mannitol en/of (andere) (versnijdings)middelen (bestemd voor het versnijden en/of bewerken en/of verwerken van heroïne en/of cocaïne) voorhanden gehad en/of opgeslagen.