ECLI:NL:RBROT:2017:3263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
10/811005-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. A.Chr. Schaafsma, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en veroordeling tot een gevangenisstraf van 9 maanden. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. C.Y. Kekik, pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijsminimum niet gehaald kon worden en verzocht om een getuige te horen die mogelijk meer informatie kon geven over de zaak.

De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was dat de verdachte het vuurwapen voorhanden had gehad en dit had weggegooid. De rechtbank wees het verzoek van de verdediging om de getuige te horen af, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor de aanwezigheid van een derde persoon die het wapen zou hebben weggegooid. De rechtbank oordeelde dat het bewezen feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, een ernstig strafbaar feit is dat een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebrengt.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank wees ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat het persoonlijke belang van de verdachte niet opwoog tegen het belang van de strafvordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/811005-17
Datum uitspraak: 7 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.Chr. Schaafsma, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, op de grond dat het bewijsminimum niet kan worden gehaald.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om [naam getuige] te horen als getuige teneinde de onbekend gebleven persoon die heeft gezegd dat de verdachte het later door de politie aangetroffen wapen had weggegooid te achterhalen. Die persoon kan vervolgens ook als getuige worden gehoord, aldus de raadsman. Mogelijk heeft die zelfde persoon gezien dat niet zijn cliënt, maar een derde persoon het wapen weggooide. Het verzoek wordt gedaan indien en voor zover de rechtbank niet tot een vrijspraak zou komen.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op 3 januari 2017 wordt in Rotterdam de identiteit van de bestuurder van een zojuist geparkeerde auto gecontroleerd door de politie. In die auto zit op dat moment één passagier. Op het moment dat aan de passagier wordt gevraagd of hij het ID-bewijs van de bestuurder, wapens, of drugs in zijn bezit heeft, springt de passagier uit de auto en rent weg. Hij wordt na een korte achtervolging aangehouden. Heel kort daarna wordt er via het alarmnummer 112 een melding gedaan dat er, vlakbij de plek waar de verdachte is aangehouden, een vuurwapen zou zijn aangetroffen. Een onbekend gebleven persoon heeft tegenover de melder verklaard dat de persoon die zojuist in de boeien was geslagen door de politie, het vuurwapen heeft weggegooid. Het vuurwapen wordt door de melder aangetroffen en meegenomen naar diens auto, waarna de politie het veiligstelt. Op basis van al hetgeen zich in het dossier bevindt komt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de aanname dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad en heeft weggegooid. Bij dat oordeel heeft de rechtbank het korte tijdsverloop tussen de gebeurtenissen en verdachte gedragingen van de verdachte meegewogen.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
Zoals blijkt uit hetgeen hierboven is overwogen en de als bijlage aangehechte bewijsmiddelen, komt de rechtbank niet tot een vrijspraak. De rechtbank zal dan ook inhoudelijk op het voorwaardelijk getuigenverzoek beslissen.
De verdediging heeft de officier van justitie eerder verzocht om de heer [naam getuige] als getuige op te roepen zodat hij op zitting kan worden gehoord. De officier van justitie heeft dat verzoek afgewezen. Uit het dossier blijkt dat [naam getuige] is aangesproken door een hem niet bekende man. Die man meldt aan [naam getuige] dat de persoon die zojuist is aangehouden door de politie, een wapen heeft weggegooid. [naam getuige] heeft, nadat hij het wapen op de bewuste plek had aangetroffen, het wapen voorzichtig zelf weggebracht naar zijn eigen auto met aanhanger. Op de aanhanger wordt vervolgens het wapen aangetroffen. De verdediging heeft het verzoek om [naam getuige] als getuige te horen nader onderbouwd met het scenario dat er een derde persoon bij de auto aanwezig zou zijn geweest. De verdachte zou direct hebben verklaard over die derde persoon. Die derde persoon heeft kennelijk een andere route gelopen dan de verdachte en de verbalisant. Hij zou degene zijn geweest die het wapen had weggegooid en die daarbij door de onbekend gebleven getuige was gezien.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om [naam getuige] te horen onvoldoende is onderbouwd. Nergens in het dossier, ook niet in de verklaringen van de verdachte, is een aanknopingspunt te vinden voor de aanwezigheid van een derde persoon. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat [naam getuige] reeds heeft medegedeeld dat hij de melder niet kent, en niet weet waar die persoon woont. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat er geen redelijk belang bestaat bij het horen van [naam getuige] als getuige en wijst het daartoe gedane (voorwaardelijke) verzoek af.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 03 januari 2017 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver, van het merk Taurus (Brasil)/85, kaliber .38 special, en munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan
worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een geladen vuurwapen voorhanden gehad op de openbare weg. Verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen, omdat het voorhanden hebben van een vuurwapen het gebruik van dat vuurwapen mogelijk maakt en, naar de ervaring leert, ook vaak met zich meebrengt. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Voorlopige hechtenis

8.1.
Verzoek verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen zodat de verdachte bij zijn gezin kan zijn. De vrouw van de verdachte is kort geleden geopereerd.
8.2.
Beoordeling
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. Het persoonlijke belang van de verdachte, zoals aangevoerd, weegt niet op tegen het belang van de strafvordering bij voortduring van de voorlopige hechtenis. Nu de operatie van zijn vrouw al heeft plaatsgevonden en er voor de voor het gezin gerezen situatie kennelijk al een oplossing is gevonden, is het belang van de verdachte om op dit moment zelf een rol te kunnen spelen in de verzorging van zijn echtgenote onvoldoende komen vast te staan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. M.C. van der Kolk en E. van Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 03 januari 2017 te Rotterdam (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver, van het merk Taurus
(Brasil)/85, kaliber .38 special,
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.