Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt voldoende dat de verdachte aangever [naam slachtoffer 1] met een mes onder diens linker oksel heeft gestoken en aangever [naam slachtoffer 2] met een mes in diens bovenbeen heeft gesneden. Naar algemene ervaringsregels brengt het steken met een mes op die plaatsen van het lichaam het risico van zwaar lichamelijk letsel met zich mee, onder meer omdat daar slagaders lopen.
5.Strafbaarheid feiten
Ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde
6.Strafbaarheid verdachte
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. De verdachte werd ogenblikkelijk en wederrechtelijk aangerand en had geen ruimte om zich aan deze aanranding te onttrekken. De verdachte heeft zich dan ook mogen verdedigen. Door echter met een mes in het been van [naam slachtoffer 2] te steken heeft de verdachte disproportioneel gehandeld. De rechtbank acht echter aannemelijk, mede gelet op het hierbij ontstane letsel van de verdachte zoals dit uit foto's blijkt, dat deze disproportionele reactie van de verdachte het gevolg is geweest van een hevige gemoedstoestand die is veroorzaakt door de wederrechtelijke aanranding door [naam slachtoffer 2] .
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
groot 2 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;