ECLI:NL:RBROT:2017:3166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
10/811110-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbraak in woning met diefstal van auto en brandstichting, vrijspraak voor andere woninginbraken

Op 19 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere inbraken, diefstal van een auto en brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de inbraken in de woningen, waarvoor hij was aangeklaagd. De verklaringen van de medeverdachte en de aangiften waren niet voldoende om het mede-daderschap van de verdachte vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 4, 5 en 6, maar vond hem wel schuldig aan de feiten 1, 2 en 3, waarbij hij samen met anderen een woning was binnengekomen, een auto had gestolen en deze in brand had gestoken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het recidivegevaar van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811110-16
Datum uitspraak: 19 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 primair, 6 primair en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij [naam GGZ instelling] en een contactverbod met [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] , met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak feiten 4, 5 en 6

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 4 primair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij heeft zij voor al deze feiten verwezen naar de diverse aangiften en naar de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Voor de feiten 4 en 5 heeft zij in aanvulling op de aangiften en de verklaring van [naam medeverdachte 1] gewezen op het chatgesprek tussen de verdachte en zijn toenmalige vriendin, waarin de verdachte schrijft dat hij met [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] naar Maassluis gaat.
Verder heeft zij wat deze feiten betreft gewezen op een chatgesprek tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] , waarin wordt gesproken over de verkoop van lappies (laptops) en camera’s. Voor feit 5 acht zij tevens van belang dat de verdachte heeft verklaard dat hij sieraden heeft verkocht die zijn gestolen door [naam medeverdachte 1] .
Voor feit 6 heeft zij in aanvulling op de aangifte en de verklaring van [naam medeverdachte 1] gewezen op foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen van flessen sterke drank. Uit de stukken blijkt dat uit het bedrijfspand waar is ingebroken ook flessen sterke drank zijn weggenomen. Voorts acht zij van belang dat de verdachte foto’s van de gestolen Macbook aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft toegestuurd.
Beoordeling
De verdachte ontkent dat hij de genoemde tenlastgelegde feiten heeft gepleegd.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de aangiften van die feiten tezamen met de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat hij de feiten samen met (onder andere) de verdachte pleegde, niet reeds voldoende voor het bewijs dat de verdachte als dader bij deze feiten betrokken is geweest. Voor het bewijs dat de feiten zijn gepleegd zijn de aangiften en de verklaring van [naam medeverdachte 1] uiteraard wel voldoende. Echter voor het daderschap van de verdachte is, naast de verklaring van [naam medeverdachte 1] , (nader) steunbewijs nodig. Daarover wordt het volgende opgemerkt.
Het chatgesprek tussen de verdachte en zijn toenmalige vriendin levert onvoldoende steunbewijs op dat de verdachte betrokken was bij het onder 4 en 5 ten laste gelegde. Als al wordt aangenomen dat uit het chatbericht blijkt dat hij in het gezelschap van de medeverdachten naar Maassluis is gegaan, dan is daarmee nog niet vastgesteld dat zij ook de inbraken samen hebben gepleegd.
De in het chatgesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] genoemde goederen kunnen niet zonder meer in verband worden gebracht met de onder 4 en 5 ten laste gelegde woninginbraken. Bij de inbraak van de in feit 4 bedoelde woning is onder meer een fotocamera weggenomen. Bij de inbraak in de in feit 5 bedoelde woning zijn onder andere een laptop en een fotocamera weggenomen. Dat in genoemd chatgesprek over fotocamera’s en laptops wordt gesproken is, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende om aan te nemen dat het hierbij gaat over de bij bedoelde inbraken gestolen goederen.
Ook de erkenning van de verdachte dat hij sieraden en andere goederen heeft verkocht die zijn gestolen door [naam medeverdachte 1] , betekent nog niet dat het daarbij gaat om goederen uit de woningen, genoemd in het onder 4 en 5 tenlastegelegde.
Het aantreffen van foto’s met flessen met sterke drank op de telefoon van de verdachte, is niet voldoende om vast te stellen dat de afgebeelde sterke drank is gestolen uit het bedrijfspand, genoemd in het onder 6 tenlastegelegde. Verder kan op basis van de dossierstukken niet worden vastgesteld dat de vier foto’s van de MacBook afkomstig zijn van de telefoon van de verdachte.
Niet wettig en overtuigend kan daarom worden bewezen dat de verdachte als dader betrokken was bij het onder 4 primair, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het subsidiair onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de in de tenlastelegging onder 4, 5 en 6 genoemde goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen in de tenlastegelegde periode. Ook van deze feiten zal de verdachte worden vrijgesproken.

5.Bewijs en bewezenverklaring feiten 1, 2 en 3

Bewijsverweren
Feit 1 primair
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte aanwezig was bij de inbraak, noch dat hij een dusdanige bijdrage heeft geleverd aan de inbraak dat sprake is van medeplegen. De verdediging acht de verklaring van [naam medeverdachte 1] daarvoor onvoldoende.
Beoordeling
Blijkens de aangifte is in de woning ingebroken in de periode van 24 december 2015 tot en met 1 januari 2016. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte samen met een andere medeverdachte heeft ingebroken in de woning. Daarbij hebben zij de deur geforceerd met een rode koevoet. Hij heeft verklaard dat hij twee dagen later met de verdachte naar de woning is gereden. De verdachte heeft [naam medeverdachte 1] de woning laten zien. De verdachte bepaalde onder andere dat er werd ingebroken.
Op de telefoon van de verdachte is een foto van UGG-handschoenen aangetroffen. Daarnaast zijn op 28 december 2015, d.w.z. in de periode dat de inbraak plaatsvond, sieraden verkocht door de verdachte aan [naam bedrijf] te Vlaardingen. Van deze sieraden zijn foto’s gemaakt. Aangeefster herkende de op de foto’s getoonde handschoenen en sieraden als haar eigendommen, die bij de diefstal uit haar woning waren weggenomen. De verklaring van [naam medeverdachte 1] waarin de verdachte wordt verbonden aan de inbraak vindt dan ook voldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Anders dan door de raadsman is betoogd, kan op basis van de bewijsmiddelen voorts worden vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte aan deze woninginbraak van zodanig gewicht is, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor de conclusie dat zijn rol hierbij een mindere of andere was heeft de verdachte geen feiten of omstandigheden aangedragen.
Feit 2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat niet is gebleken dat de verdachte de auto zelf in brand heeft gestoken, noch dat sprake is van medeplegen. De verdediging acht de verklaring van [naam medeverdachte 1] daarvoor onvoldoende.
Beoordeling
De onderhavige vernieling vond plaats op 1 januari 2016 omstreeks 18:46 uur. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat twee medeverdachten, onder wie de verdachte, met het idee kwamen om de auto in de brand te steken. De verdachte heeft vervolgens samen met de medeverdachten de auto in brand gestoken.
De verklaring van [naam medeverdachte 1] vindt voldoende steun in overige bewijsmiddelen. Uit een whatsapp-gesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte in de nacht van 1 januari 2016 om 03:57 uur een bericht aan [naam medeverdachte 1] heeft gestuurd met de tekst: “Morgen hens die waggie”. Dit whatsapp-bericht en de beelden van de diefstal van benzine bij een tankstation op 1 januari 2016 rond 17:45 uur waarop onder meer de verdachte te zien is, vormen voldoende steun voor de verklaring van [naam medeverdachte 1] dat de verdachte als mededader betrokken was bij de brandstichting van de auto later op de dag.
Anders dan door de raadsman is betoogd, kan op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte aan deze vernieling van zodanig gewicht is, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Voor de conclusie dat zijn rol hierbij een mindere of andere was dan medepleger heeft de verdachte geen feiten of omstandigheden aangedragen.
Feit 3
De verdachte heeft met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde aangevoerd dat hij in de veronderstelling was dat hij de benzine had betaald.
Dit standpunt van de verdachte wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
In een later bij dit vonnis te voegen bijlage II zullen de wettige bewijsmiddelen worden opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In een later bij dit vonnis te voegen bijlage III zal een opgave worden gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit feit heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. primair
hij in de periode van 24 december 2015 tot en met 1 januari 2016 te Vlaardingen, in een woninggelegen aan [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen- paspoorten en
eenrijkspas en
eenbankpas en
eenov-kaart en
- gouden
enzilveren sieraden en bestekset en
- laptops en
eene-reader en
-
eenipod en telefoons en
-
eenfotocamera en
-
eenbluetooth-speaker en opladers en
-
eenpaar handschoenen en
eenpaarschoenen en zonnebrillen en
-
eenfles drank en
-
eenautosleutel(behorend bij een personenauto Renault Clio met kenteken
[kentekennummer] ) en
- geldbedragen
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededaders, zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededaders, die weg te nemen goederen en
datgeld onder hun bereik hadden gebracht door braak;
2.
hij op 1 januari 2016 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Renault Clio met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft vernield (te weten door middel van brandstichting);
3.
hij op 1 januari 2016 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen benzine, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
7.
hij op 15 januari 2016 te Vlaardingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen
aan [adres delict 2] weg te nemen een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of dat geldbedrag onder hun bereik te brengen door middel van braak met een koevoet een slot van een schuifpui heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

2. medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

3.diefstal door twee of meer verenigde personen;

7. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een woning. Daarbij hebben zij een grote ravage aangericht. Bij die woning hebben zij verder een auto gestolen. Deze auto is in brand gestoken. Om dit te bewerkstelligen hebben zij benzine gestolen. Ook heeft de verdachte samen met een ander getracht bij een andere woning in te breken.
De inbraak in de woning heeft het slachtoffer veel materiële schade en overlast bezorgd. Een aantal van de gestolen goederen vertegenwoordigt een emotionele waarde voor het slachtoffer en is onvervangbaar. Zo is er door de verdachte en zijn medeverdachten een trouwring van aangeefster, een erfstuk van haar vader en zelfs een rouwkaart weggenomen. De verdachte heeft daarmee getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen en de bijzondere waarde van een aandenken aan een dierbare overledene. Het getuigt van enorme brutaliteit en het tekent het gebrek aan respect en inlevingsvermogen van de verdachte dat hij enkele dagen na de inbraak is teruggekeerd naar de woning om nogmaals goederen weg te nemen. Een paar weken later probeerde hij in een andere woning opnieuw in te breken.
Dit soort feiten zijn een grove inbreuk op de privacy en hebben een enorme impact op het slachtoffer. Woninginbraken en pogingen daartoe zorgen in het algemeen bovendien voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
De verdachte heeft niet alleen de auto van het slachtoffer van de woninginbraak gestolen maar heeft die ook in brand gestoken. Om de auto in brand te steken heeft hij benzine gestolen bij een tankstation. Daarmee heeft de verdachte de betrokkenen financiële schade en overlast toegebracht. Dat de auto vermoedelijk uitsluitend in brand is gestoken om eventuele sporen naar de verdachte en de medeverdachten uit te wissen, maakt dit feit des te geraffineerder en kwalijker.
De Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 april 2016 en aangevuld met een voortgangsverslag op 24 maart 2017. Dit rapport houdt het volgende in. Ondanks eerder jeugdreclasseringstoezicht en een werk- en een leerstraf (in het kader van eerdere veroordelingen) heeft de verdachte zijn gedragspatroon niet weten te veranderen. De verdachte lijkt beïnvloedbaar te zijn voor antisociale leeftijdsgenoten. Hij lijkt veel waarde te hechten aan hun mening en heeft een gevoel van loyaliteit ten opzichte van hen, aldus de reclassering. De verdachte is voornemens een vervolgstudie te volgen. Ondanks deze toekomstplannen, zijn stabiele leefsituatie en nuttige dagbesteding is de verdachte in de fout gegaan. Het recidivegevaar wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. De reclassering ziet geen doorslaggevende redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Geadviseerd wordt aan de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij [naam GGZ instelling] en een contactverbod met de medeverdachte(n).
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank neemt voorts in het nadeel van de verdachte in aanmerking dat uit zijn strafblad blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Verder neemt de rechtbank in het nadeel van de verdachte in aanmerking dat hij ter zitting een brutale en onverschillige indruk heeft gemaakt en geen enkel zelfinzicht heeft getoond. Evenmin heeft hij blijk gegeven van enig inlevingsvermogen in de gevoelens van de slachtoffers. De rechtbank acht het zorgwekkend dat de verdachte op zijn leeftijd al zo gemakkelijk doordacht crimineel gedrag heeft vertoond.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden adviseert, en de rechtbank zich met dit advies kan verenigen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het door de officier van justitie gevorderde contactverbod wordt afgewezen, nu de rechtbank de noodzaak daarvan niet inziet. Niet is gebleken dat de verdachte sinds het plegen van de poging woninginbraak nog contact heeft gehad met de medeverdachten.
De rechtbank realiseert zich dat de op te leggen gevangenisstraf meebrengt dat de verdachte de baan die hij inmiddels heeft (tijdelijk) kwijt zal raken. Dit vormt echter geen reden om hiervan af te zien.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] te Vlaardingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.933,96 aan materiële schade en een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade, zijnde een totaalbedrag van € 4.233,96.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, primair, 2, 3 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende de toezichtsperiode blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- de veroordeelde zal zich voor zijn problematiek onder ambulante behandeling stellen bij [naam GGZ instelling] of een soortgelijke instelling , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met die instelling verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 4.233,96(zegge: tweeënveertighonderd en drieëndertig euro en zesennegentig eurocent), bestaande uit € 3.933,96 aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting
aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 4.233,96(zegge: tweeënveertighonderd en drieëndertig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 4.233,96
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
52 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2017.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 1 januari 2016
te Vlaardingen, althans in Nederland,
in/uit een woning/pand gelegen op/aan [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
één of meer
- paspoort(en) en/of rijkspas en/of bankpas en/of ov-chipkaart en/of
- gouden/zilveren siera(a)d(en) en/of bestekset en/of
- laptop(s)/computer(s) en/of e-reader en/of
- ipod(s) en/of telefoon(s) en/of
- fotocamera en/of
- bluetooth-speaker en/of oplader(s) en/of
- paar handschoenen en/of paar schoenen en/of(zonne)bril(len) en/of
- fles(sen) drank en/of
- ( auto)sleutel(s) (behorend bij een personenauto Renault Clio met kenteken
[kentekennummer] ) en/of
- geldbedrag(en)
in elk geval enig goed en/of geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
ofanderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen
goederen en/of geld onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
braak/verbreking en/of inklimming;
(art. 311 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 01 januari 2016
te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type Renault Clio met kenteken [kentekennummer] )
(met daarin een oplader en/of twee usb-sticks en/of twee flessen parfums en/of
een paraplu en/of een safety set en/of een poncho en/of een zonnebril)
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten door het gebruik van de sleutel behorende bij voornoemde auto, tot het
gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd
was/waren;
(art. 311 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 1 januari 2016
te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een (personen)auto (merk/type Renault Clio met kenteken
[kentekennummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417 bis Sr)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto (merk/type Renault Clio met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval
enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (te weten door
middel van brandstichting);
(art. 350 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
benzine, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders;
(artikel 310/311 Sr)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2015 tot en met 1 januari 2016
te Maasland,gemeente Midden-Delfland, althans in Nederland,
in/uit een woning/pand gelegen aan [adres delict 3] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- ( een) vorkje(s) en/of
- ( een) lepel(s) en/of
- een camera (merk Olympus) en/of
- een broche,
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen
goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
braak/verbreking en/of inklimming;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2015 tot en met 31 januari 2016
te Maasland, gemeente Midden-Delfiand, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten (een) vorkje(s) en/of (een) lepel(s) en/of een camera en/of een broche
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417 bis Sr)
art 4l7bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2015 tot en met 1 januari 2016
te Vlaardingen, althans in Nederland,
in/uit een woning/pand gelegen aan [adres delict 4] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (150 euro of daaromtrent) en/of
- één of meer siera(a)d(en) en/of
- twee, althans één of meer fotocamera('s) en/of
- een laptop(computer),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen
goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
braak/verbreking en/of inklimming;
(art. 310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2015 tot en met 31 januari 2016
te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten siera(a)d(en) en/of (een) fotocamera(’s) en/of een laptop
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417 bis Sr)
art 4l7bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 26 augustus
2015 te Vlaardingen, althans in Nederland,
in/uit pand/bedrijf gelegen aan [adres delict 5] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een computer (merk Apple) en/of
- een computer (merk Samsung) en/of
- ( een) beeldscherm(en) en/of
- ( een) toetsenbord(en) en/of
- een harddisk en/of
- een filmcamera en/of
- ( een) muziekinstrument(en) en/of
- geld en/of
- alcohol en/of
- een hoofdtelefoon,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen en/of geld onder
zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 31 augustus 2015
te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten (een) computer(s) (merk Apple) en/of (een) toetsenbord(en) en/of (een)
beeldscherm(en) en/of muis(z)(en),
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417 bis Sr)
art 4l7bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
parketnummer [nummer]
hij op of omstreeks 15 januari 2016 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen
op/aan [adres delict 2] weg te nemen een of meer goed(eren) en/of een
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goed(eren) en/of dat geldbedrag onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een koevoet, althans een breekvoorwerp, een (slot van een) schuifpui
heeft/hebben geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 45/310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht