ECLI:NL:RBROT:2017:3164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
10/811109-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraken en bewijsproblemen bij straatroof en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken, straatroof en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 2, 4 en 5, omdat de verklaringen van de medeverdachte en de aangiften niet voldoende bewijs boden voor het daderschap van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er naast de verklaringen van de medeverdachte aanvullend bewijs nodig was om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank concludeerde dat de aangiften en verklaringen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden dat de verdachte betrokken was bij de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 3, 6, 7, 8, 9 en 10. De verdachte heeft benzine gestolen, een inbraak gepleegd, een politieambtenaar beledigd en meerdere bedreigingen geuit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] toegewezen, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811109-16
Datum uitspraak: 19 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. G.J. Schipper - de Bruijn, advocaat te Spijkenisse.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak feiten 1, 2, 4 en 5

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij heeft zij voor al deze feiten verwezen naar de diverse aangiften en naar de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Wat feit 1 betreft baseert zij zich verder op het feit dat met de OV-kaart van aangeefster is gereisd vanuit Maassluis, de woonplaats van de verdachte. Verder is een e-mail verstuurd vanaf het e-mailadres [naam e-mailadres] met de uit de woning gestolen I-pad.
Voor feit 2 baseert zij zich in aanvulling op de aangifte en de verklaring van [naam medeverdachte 1] op de camerabeelden van het tankstation, waaruit blijkt dat de verdachte een half uur voorafgaand aan de brand benzine heeft gestolen met medeverdachten.
Voor feit 4 wijst zij in aanvulling op de aangifte en de verklaring van [naam medeverdachte 1] op het chatgesprek tussen medeverdachte [naam medeverdachte 2] en zijn toenmalige vriendin, waarin [naam medeverdachte 2] schrijft dat hij met [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] naar Maassluis gaat.
Voor de feiten 4 en 5 baseert zij zich voorts op een chatgesprek tussen medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] , waarin wordt gesproken over de verkoop van lappies (laptops) en camera’s, waarbij ook de verdachte betrokken zou zijn.
Beoordeling
De verdachte ontkent dat hij de genoemde tenlastgelegde feiten heeft gepleegd.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de aangiften tezamen met de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat hij de feiten samen met (onder andere) de verdachte pleegde, niet reeds voldoende voor het bewijs dat de verdachte als dader bij deze feiten betrokken is geweest. Voor het bewijs dat de feiten zijn gepleegd zijn de aangiften en de verklaring van [naam medeverdachte 1] uiteraard wel voldoende. Echter voor het daderschap van de verdachte is, naast de verklaring van [naam medeverdachte 1] , (nader) steunbewijs nodig. Ten aanzien van elk van de onderscheiden delicten wordt daarover het volgende opgemerkt.
Over feit 1: Op grond van het feit dat vanuit Maassluis, de woonplaats van de verdachte, met de OV-kaart van de aangeefster is gereisd, kan niet worden aangenomen dat de verdachte degene is geweest die gebruik heeft gemaakt van die OV-kaart. Het feit dat een
e-mail vanaf de gestolen I-pad is verstuurd naar het emailadres [naam e-mailadres] levert evenmin voldoende steunbewijs op, reeds omdat de gebruiker van de gestolen I-pad niet de dief hoeft te zijn.
Over feit 2: De omstandigheid dat de verdachte een half uur tevoren samen met twee anderen benzine heeft gestolen levert onvoldoende steunbewijs op dat hij ook betrokken is geweest bij het onder 2 tenlastegelegde met benzine in brandsteken van een auto. Daarbij merkt de rechtbank op dat een getuige van die brandstichting maar twee personen heeft gezien die mogelijk betrokken waren bij die brandstichting en niet drie.
Over feit 4: Het eersegenoemde chatgesprek tussen de medeverdachte en zijn toenmalige vriendin levert onvoldoende steunbewijs op. Als al wordt aangenomen dat uit het chatbericht blijkt dat de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in het gezelschap van de verdachte naar Maassluis zijn gegaan, dan is daarmee nog niet vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Over feiten 4 en 5: De in het chatgesprek tussen medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] genoemde goederen kunnen niet zonder meer in verband worden gebracht met de onder 4 en 5 ten laste gelegde woninginbraken. Bij de als feit 4 tenlastegelegde woninginbraak is weliswaar onder meer een fotocamera weggenomen en bij de als feit 5 tenlastegelegde
woninginbraak een laptop en een fotocamera, maar daarmee staat niet vast dat het chatgesprek (mede) betrekking had op deze goederen.
Niet wettig en overtuigend kan daarom worden bewezen dat de verdachte als dader betrokken was bij het onder 1 primair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde.
Het onder 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde kan wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs evenmin bewezen worden verklaard.

5.Bewijs en bewezenverklaring feiten 3, 6, 7, 9 en 10

Bewijsverweren

feit 3
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde wegens gebrek aan voldoende betrouwbaar bewijs.
Beoordeling
Dit verweer wordt verworpen. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte bij deze diefstal een van zijn mededaders was. Verder is de verdachte door verschillende politieambtenaren herkend op de camerabeelden van het tankstation waar de diefstal plaatsvond. Op grond hiervan staat buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte als dader bij deze diefstal betrokken is geweest. De omstandigheid dat een andere medeverdachte de verdachte niet als mededader noemt doet hieraan niet af. Evenmin als de omstandigheid dat de beelden vaag zijn, zoals is beweerd door de raadsvrouw.
feit 6
Standpunt verdedigingDe raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 6 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van dit feit uitsluitend de belastende verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] beschikbaar is. De goederen die door de verdachte bij [naam bedrijf] werden aangeboden komen niet overeen komen met de goederenlijst of de serienummers van de goederen die volgens aangever zijn gestolen.
Beoordeling.
Het verweer wordt verworpen. De serienummers van de gestolen goederen zijn niet opgenomen in de aangifte. De stelling dat de serienummers niet overeen komen met de serienummers van de gestolen goederen mist dus feitelijke grondslag en is geen reden om het te koop aanbieden door de verdachte van de goederen bij [naam bedrijf] niet voor het bewijs te gebruiken.
feit 7
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 7 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de verbalisanten/politieambtenaren op diverse punten verschillen. Bovendien heeft de verbalisant die door de verdachte zou zijn bedreigd, zich niet gelegitimeerd toen hij het identiteitsbewijs van de verdachte vorderde. Ook de reden waarom naar het identiteitsbewijs is gevraagd is niet kenbaar gemaakt en daarmee onrechtmatig.
Beoordeling
De tenlastelegging ziet op de bedreiging van een persoon, volgens de stukken in dit geval een politieman. Voor een bewezenverklaring van die bedreiging is niet vereist dat de betreffende politieman handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Dat vormt geen bestanddeel van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht en is ook niet tenlastegelegd.
Voor het bewijs zullen worden gebruikt de wat betreft de tenlastegelegde bedreiging met elkaar overeenkomende verklaringen van de aangever en die van een tevens ter plaatse aanwezige collega-politieambtenaar. De omstandigheid dat de verklaringen op andere punten niet geheel gelijkluidend zijn en ook niet op alle punten overeenstemmen met hetgeen andere ter plaatse aanwezige politiebeambten hebben verklaard is geen reden om die verklaringen niet betrouwbaar te achten.
Het verweer wordt verworpen.
feit 9
Standpunt verdedigingDe raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 9 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ontkent het in de tenlastelegging bedoelde whatsappbericht te hebben verzonden. De telefoon van de verdachte wordt vaak door anderen gebruikt. Bovendien was hij zijn telefoon kwijt op de tenlastegelegde datum.
BeoordelingHet verweer wordt verworpen. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig, nu hij die pas ter terechtzitting heeft afgelegd en hij eerder geen verklaring heeft willen afleggen. Bovendien blijkt uit het dossier dat de telefoon waarmee het WhatsApp bericht is verzonden op 23 oktober 2015 nog in gebruik was bij de verdachte.
feit 10
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 10 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vader van de verdachte heeft bevestigd dat de verdachte op 11 oktober 2016, toen het tenlastegelegde delict werd gepleegd, de hele dag thuis was. Daarnaast hebben de getuigen geen duidelijk signalement van de dader gegeven. Ook heeft de aangever op 22 maart 2017 verklaard dat zijn eerder gedane aangifte onjuist was. Ten slotte kunnen de DNA-profielen met de nummers [DNA-profielnummer 1] en [DNA-profielnummer 2] niet voor het bewijs worden gebruikt, nu het DNA dat afkomstig zou zijn van de verdachte is aangetroffen op zijn eigen kleding en moet uit de toelichting op de tabel op pagina 2 van het rapport van het NFI worden afgeleid dat de juistheid van het onderzoeksresultaat van het onderzoeksmateriaal met de SIN-nummers [SIN-nummer 1] en [SIN-nummer 2] niet vaststaat.
Daarnaast is het verweer gevoerd dat het binnentreden in de woning van de vader van de verdachte en de daarop volgende doorzoeking van de woning onrechtmatig was omdat de verbalisanten geen machtiging tot binnentreden hadden. Ook hebben zij hun legitimatiebewijs niet getoond aan de vader van de verdachte. De toestemmingverklaring die door de vader van de verdachte is ondertekend was in de Nederlandse taal opgesteld, de vader van de verdachte is de Nederlandse taal echter niet machtig. Daarom kan niet van zijn toestemming worden uitgegaan.
Beoordeling
Aan het beweerdelijke onrechtmatig binnentreden en doorzoeken van de woning van de vader van de verdachte heeft de raadsvrouw geen (juridische) conclusie verbonden. Dit verweer zal daarom niet verder worden besproken en beoordeeld. Overigens hebben binnentreden noch doorzoeking voor het bewijs bruikbare informatie opgeleverd.
De resultaten van het DNA-onderzoek kunnen voor het bewijs worden gebezigd. De toelichting op de tabel op pagina 2 van het rapport van het NFI betreft, naar de rechtbank deze begrijpt, additioneel gevonden informatie uit het DNA-materiaal die op zichzelf niet afdoet aan de juistheid van het gerelateerde onderzoekresultaat dat het (voor het bewijs te gebruiken) onderzoeksmateriaal met de SIN-nummers [SIN-nummer 1] en [SIN-nummer 2] DNA van de verdachte bevat.
De rechtbank twijfelt derhalve niet aan de juistheid van de resultaten van het DNA- onderzoek. De stelling van de raadsvrouw dat het DNA van de verdachte uitsluitend is aangetroffen op zijn eigen kleding is, naar de officier van justitie ter terechtzitting nader genoegzaam heeft onderbouwd, feitelijk onjuist en wordt daarom verworpen.
De verklaring van de vader van de verdachte dat zijn zoon op 11 oktober 2016 de hele dag thuis is geweest wordt, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, niet geloofwaardig geacht.
De latere intrekking van zijn aangifte en nadere verklaring door [naam slachtoffer 1] waarbij hij onder meer het stelen van zijn telefoon ontkent is geen reden om die aangifte niet voor het bewijs te gebruiken. Hierbij overweegt de rechtbank dat de aangifte op verschillende details ten aanzien van de door de verdachte verrichte geweldshandelingen en geuite dreigende taal in belangrijke mate wordt ondersteund door de voor het bewijs te gebruiken verklaringen van getuigen ter plaatse. Wat betreft de diefstal van de telefoon wordt de aangifte ondersteund door de verklaring van een te hulp gesnelde getuige tegen wie hij heeft gezegd dat zijn telefoon is gestolen.
Bewijsmiddelen
In een later bij dit vonnis te voegen bijlage zullen de wettige bewijsmiddelen worden opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
3.
hij op 1 januari 2016 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen benzine, geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , ;
6.
hij in de periode van 25 augustus 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Vlaardingen, in
eenbedrijf gelegen aan de Surinamesingel 101, tezamen en in vereniging met een ander , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een computer merk Appleen
- een computer merk Samsung en
- beeldschermen en
- toetsenborden en
- een harddisk en
- een filmcamera en
- muziekinstrumenten en
- geld en
- alcohol en
- een hoofdtelefoon,
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , zulks nadat hij, verdachte, enzijn mededader, die weg te nemen goederen en
datgeld onder hun bereik hadden gebracht door braak;
7.
hij op 20 juni 2015 te Vlaardingen [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zweer het op de Koran, ik maak je dood",
8.
hij op 20 juni 2015 te Vlaardingen opzettelijk een politie-ambtenaar, [naam] , zijnde hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid en in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "vuile kankerhoer"
9.
hij op 13 oktober 2015 te Rotterdam, [naam slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 5] via Whatsapp een bericht gestuurd en daarin dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij nog 1x mij belt of iets, ik vermoord jou en jou kinderen en jou man heb je mij begrepen ik heb niks meer met jou te maken"
10.
hij op 11 oktober 2016 te Vlaardingen op de openbare weg [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon merk/type Samsung S3,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeldvan geweld enbedreiging met geweldgepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
- die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "loop mee, anders ga ik jou
steken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en- die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen
engestompt in het gezicht entegen het hoofd
entegenhet lichaam en
- een mes, heeft getoond en heeft
voorgehouden aan die [naam slachtoffer 1] en
- die [naam slachtoffer 1] met dat mes, heeft
geslagen en
- die [naam slachtoffer 1] heeft gebeten in zijn been en
- die [naam slachtoffer 1] heeft getrapt tegen het lichaam en tegen het hoofd;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

3.diefstal door twee of meer verenigde personen

6. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

7.en 9. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

8. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

10. diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft benzine gestolen bij een benzinepomp. Daarnaast heeft hij een inbraak in een bedrijfspand gepleegd, waarbij de deur met grof geweld is opengebroken en een grote ravage is achtergelaten. Verder heeft hij een telefoon van een bekende gestolen waarbij hij die jongen heeft geslagen en geschopt en hem tevens heeft bedreigd met een mes. Ook heeft de verdachte twee mensen - waaronder een jeugdbeschermingsmedewerker - met de dood bedreigd en een politieambtenaar beledigd.
Met de diefstal van benzine heeft de verdachte de pomphouder financiële schade toegebracht. Een dergelijke diefstal brengt overlast voor de pomphouder mee. De inbraak in het bedrijfspand heeft de benadeelde veel financiële en materiële schade en overlast bezorgd. De verdachte heeft daarmee getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Het is zorgwekkend dat hij daarbij een enorme ravage aanricht en veel geweld gebruikt voor een relatief beperkte buit. Dit soort feiten hebben veel impact op de benadeelden en leiden tot gevoelens van onveiligheid en boosheid bij de betrokkenen. Ondanks deze gevolgen heeft de verdachte alleen aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Met de bedreigingen heeft de verdachte de aangevers vrees aangejaagd. De bedreiging van de jeugdzorgmedewerker is extra ernstig, omdat zij het belang van de verdachte voorop heeft gesteld in haar werk. Ten aanzien van de bedreiging van de politieambtenaar geldt dat een dergelijke functionaris, net als een jeugdbeschermingsmedewerker het maatschappelijk belang dient. Dat zij op een dergelijke manier worden belemmerd in hun taak, is buitengewoon kwalijk.
Het meest recente feit betreft een gewelddadige straatroof. De verdachte heeft het slachtoffer hard geslagen en geschopt en onnodige pijn aangedaan. Tevens heeft hij hem vernederd door hem te dwingen zijn schoenen te kussen. Een dergelijk feit heeft een grote emotionele impact op het slachtoffer. In dit geval waren verschillende omstanders getuige van dit geweld. Behalve bij het slachtoffer heeft het feit ook bij hen gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte dit feit het zwaarst aan.
De Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 januari 2017. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte zelf heeft niet willen meewerken aan de rapportage. De reclassering leidt uit dossierstudie af dat dwang bij de verdachte een contraproductieve werking heeft. Als risicofactoren geeft de reclassering aan dat de verdachte geen dagbesteding en geen inkomen heeft. De verdachte lijkt niet ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door zijn ouders en begeleidende instanties. De reclassering vermoedt dat er sprake is van psychische problematiek bij de verdachte. Het recidivegevaar kan niet worden ingeschat. De reclassering adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, hopende op een positieve gedragsverandering.
In het psychologisch rapport van 21 november 2016 is vermeld dat de psycholoog geen advies heeft kunnen uitbrengen omdat de verdachte geen medewerking aan het onderzoek heeft verleend.
Gezien de ernst en veelheid van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Daarbij neemt de rechtbank in het nadeel van de verdachte in aanmerking dat een van de bewezen verklaarde feiten is gepleegd toen zijn voorlopige hechtenis onder voorwaarden was geschorst. Verder heeft de verdachte ter zitting een brutale en verongelijkte indruk gemaakt en geen enkel zelfinzicht getoond. Evenmin heeft hij blijk gegeven van enig inlevingsvermogen in de gevoelens van de slachtoffers en is hij vooral boos over het feit dat hij in detentie zit. De rechtbank acht het zorgwekkend dat de verdachte op zijn leeftijd al zo onverschillig is.
De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals de officier van justitie heeft gevorderd, gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en gelet op de leeftijd van de verdachte. Gelet daarop zal een deel van de gevangenisstraf nog voorwaardelijk worden opgelegd.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [naam benadeelde 1]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] te Vlaardingen ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.933,96 aan materiële schade en een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte ter zake van dit feit zal worden vrijgesproken en hem dus geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ook niet zal worden toegepast.
In verband met deze niet-ontvankelijkverklaring zal de benadeelde partij [naam benadeelde 1] worden veroordeeld in de proceskosten verband houdende met deze vordering. Deze kosten zullen aan de zijde van de verdachte worden vastgesteld op nihil.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 10 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.152,54 euro aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 10 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding ook overigens op de wet is gegrond en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 10 bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen ten aanzien van immateriële schadevergoeding meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 oktober 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte moet de benadeelde partij dus in totaal aan schadevergoeding betalen een bedrag van € 1.652,54 euro vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2016.
schadevergoedingsmaatregel
Het wordt wenselijk geacht, dat naast de voor de benadeelde partij zelf bestaande mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van de aan de verdachte op te leggen verplichting tot betaling van schadevergoeding, ook het openbaar ministerie met die tenuitvoerlegging wordt belast. Aan de verdachte zal daarom tevens de schadevergoedingsmaatregel met vervangende hechtenis worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 266, 267, 285, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 3, 6, primair, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen een bedrag van
€ 1.652,54 euro (zegge: zestienhonderdtweeënvijftig euro en vierenvijftig eurocent), bestaande uit € 1.152,54 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af hetgeen door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] ter zake van immateriële schade meer is gevorderd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen 1.652,54 euro ( zegge: zestienhonderdtweeënvijftig euro en vierenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 11 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.652,54 vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
26 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2017.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 1 januari 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland, in/uit een woning/pand gelegen op/aan [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer
- paspoort(en) en/of rijkspas en/of bankpas en/of ov-chipkaart en/of
- gouden/zilveren siera(a)d(en) en/of bestekset en/of
- laptop(s)/computer(s) en/of e-reader en/of
- ipod(s) en/of telefoon(s) en/of
- fotocamera en/of
- bluetooth-speaker en/of oplader(s) en/of
- paar handschoenen en/of paar schoenen en/of(zonne)bril(len) en/of
- fles(sen) drank en/of
- ( auto)sleutel(s) (behorend bij een personenauto Renault Clio met kenteken
[kentekennummer] ) en/of
- geldbedrag(en)
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming;
(art. 311 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 01 januari 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een personenauto (merk/type Renault Clio met kenteken [kentekennummer] ) (met daarin een oplader en/of twee usb-sticks en/of twee flessen parfums en/of een paraplu en/of een safety set en/of een poncho en/of een zonnebril) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten door het gebruik van de sleutel behorende bij voornoemde auto, tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
(art. 311 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 1 januari 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een (personen)auto (merk/type Renault Clio met kenteken
[kentekennummer] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417 bis Sr)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Renault Clio met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (te weten door middel van brandstichting);
(art. 350 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
(artikel 310/311 Sr)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2015 tot en met 1 januari 2016 te Maasland, gemeente Midden-Delfland, althans in Nederland, in/uit een woning/pand gelegen aan [adres delict 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- ( een) vorkje(s) en/of
- ( een) lepel(s) en/of
- een camera (merk Olympus) en/of
- een broche,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2015 tot en met 1 januari 2016 te Vlaardingen, althans in Nederland, in/uit een woning/pand gelegen aan [adres delict 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (150 euro of daaromtrent) en/of
- één of meer siera(a)d(en) en/of
- twee, althans één of meer fotocamera('s) en/of
- een laptop(computer),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming;
(art. 310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 26 augustus 2015 te Vlaardingen, althans in Nederland, in/uit pand/bedrijf gelegen aan [adres delict 4] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een computer (merk Apple) en/of
- een computer (merk Samsung) en/of
- ( een) beeldscherm(en) en/of
- ( een) toetsenbord(en) en/of
- een harddisk en/of
- een filmcamera en/of
- ( een) muziekinstrument(en) en/of
- geld en/of
- alcohol en/of
- een hoofdtelefoon,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak/verbreking en/of inklimming;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 31 augustus 2015 te Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten (een) computer(s) (merk Apple) en/of (een) toetsenbord(en) en/of (een) beeldscherm(en) en/of muis(z)(en), heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 417 bis Sr)
art 4l7bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
parketnummer [nummer 1]
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Vlaardingen [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zweer het op de Koran, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
(parketnummer [nummer 1] )
hij op of omstreeks 20 juni 2015 te Vlaardingen opzettelijk een politie-ambtenaar, [naam] , zijnde hoofdagent van politie Landelijke Eenheid, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid en/of in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "vuile kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(artikel 266/267 Wetboek van Strafrecht)
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
9.
(parketnummer [nummer 1] )
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 5] via Whatsapp een bericht gestuurd en/of daarin dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij nog 1x mij belt of iets, ik vermoord jou en jou kinderen en jou man heb je mij begrepen ik heb niks meer met jou te maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
10.
(parketnummer [nummer 2] )
hij op of omstreeks 11 oktober 2016 te Vlaardingen op de openbare weg [straatnaam] , althans een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type Samsung S3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
- die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "loop mee, anders ga ik jou
steken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt in het gezicht en/of op/tegen het hoofd
en/of op/tegen/ het lichaam en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond en/of heeft
voorgehouden aan die [naam slachtoffer 1] en/of
- die [naam slachtoffer 1] met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft
geslagen en/of
- die [naam slachtoffer 1] heeft gebeten in zijn been en/of
- die [naam slachtoffer 1] heeft getrapt tegen het lichaam en/of tegen het hoofd;
(artikel 312 Wetboek van strafrecht)
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht