ECLI:NL:RBROT:2017:3150
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de AFM tot het geven van aanwijzingen aan beleggingsinstellingen en de definitie van beleggingsinstelling onder de Wet op het financieel toezicht
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 april 2017, zijn twee zaken behandeld die betrekking hebben op de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en een eiseres die zich bezighoudt met het beheer van investeringsvehikels. De AFM had eerder besluiten genomen waarbij zij de verzoeken van de eiseres om handhaving en aanwijzing had toegewezen. De eiseres stelde dat de drie door haar beheerde investeringsvehikels geen beleggingsinstellingen zijn zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), en dat de AFM daarom niet bevoegd was om aanwijzingen te geven. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en op 31 maart 2017 een zitting gehouden waarbij de eiseres en de AFM vertegenwoordigd waren.
De rechtbank overweegt dat de AFM op basis van artikel 1:75 van de Wft een aanwijzing kan geven aan een persoon die niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De AFM had de eiseres verplicht om het beheren van beleggingsinstellingen te staken, omdat zij zonder vergunning handelde. De eiseres betoogde echter dat haar investeringsvehikels niet kwalificeerden als beleggingsinstellingen, omdat zij feitelijk slechts één belegger hadden en nooit aan meer dan één belegger waren aangeboden. De rechtbank concludeert dat de AFM een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de definitie van beleggingsinstelling en dat de eiseres niet onder de reikwijdte van de Wft valt.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten van de AFM en herroept het handhavingsbesluit en het aanwijzingsbesluit. Tevens wordt de AFM veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en griffierechten aan de eiseres. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de Wft en de bevoegdheden van de AFM met betrekking tot beleggingsinstellingen.