Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De feiten
- [naam 2] B.V.;
- [naam 3] B.V.;
- [naam 4] B.V., en
- [naam 5] B.V.,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het faillissement van verzoeker, die op eigen aangifte failliet was verklaard. Verzoeker, voormalig bestuurder van een aantal gefailleerde vennootschappen, had een verzoek ingediend tot omzetting van zijn faillissement naar een schuldsaneringsregeling. De curator, mr. E.J. Heijnen, had in zijn advies aan de rechtbank geen uitgesproken bezwaren tegen de omzetting, maar de Coöperatieve Rabobank U.A. had bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet te goeder trouw was bij het verstrekken van financiële informatie aan de bank voor het verkrijgen van krediet voor zijn vennootschappen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat zijn schulden te goeder trouw waren ontstaan. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van het faillissement en omzetting naar de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoeker niet had aangetoond dat hij in staat was zijn verplichtingen te voldoen en de verstrekte zekerheden illusoir waren. De beslissing is genomen in het openbaar en kan binnen acht dagen na uitspraak worden aangevochten in hoger beroep.