Op 25 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen Tuncer (eiser) en Transmission Bergen op Zoom B.V. (gedaagde). Eiser vorderde een maandelijkse betaling van € 3.600,- van Transmission, met de stelling dat er een arbeidsovereenkomst was ontstaan tussen hem en Transmission. De procedure volgde op een eerdere ontbinding van een vervoerovereenkomst tussen Transmission en Sila-H, waarbij Tuncer als vertegenwoordiger van Sila-H optrad. De rechtbank heeft vastgesteld dat Transmission een 24-uurs pakketdienst is en dat de overeenkomst met Sila-H in 2016 is ontbonden na wanprestatie van Sila-H. De rechter heeft de vraag onderzocht of er sprake was van een arbeidsovereenkomst, waarbij de criteria van artikel 7:610 BW zijn toegepast. De rechter concludeerde dat, hoewel Tuncer werkzaamheden voor Transmission verrichtte, de elementen arbeid, loon en gezagsverhouding niet voldoende waren om te concluderen dat er een arbeidsovereenkomst was ontstaan. De vordering van Tuncer werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Transmission.