ECLI:NL:RBROT:2017:3113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
10/810261-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van ontvoeringen en veroordeling voor vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van (poging tot) wederrechtelijke vrijheidsberoving en heling van auto’s. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de ontvoeringen van twee slachtoffers op 6 april 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijsvoering, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, niet voldoende was om de verdachte te koppelen aan de ontvoeringen. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de getuigen in twijfel getrokken, omdat deze niet als betrouwbaar konden worden beschouwd.

Wel is de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, waarvoor hij een gevangenisstraf van zes maanden heeft gekregen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had een pistool voorhanden in een auto op de openbare weg, wat grote veiligheidsrisico's met zich meebrengt. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten meegewogen in de strafmaat.

De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte voor de feiten waarvoor zij schadevergoeding vroegen, werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen voor hun vorderingen op nihil gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810261-16
Datum uitspraak: 19 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 september 2016, 2 december 2016, 27 januari 2017 en 5 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 2 december 2016 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. B. van Unnik en P. Swaak (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 6 april 2016 omstreeks 02.09 uur ontving de politiemeldkamer een melding dat er een incident gaande was aan [adres delict 1] te Rotterdam. Toen politieagenten naar [adres delict 1] reden, troffen zij op [adres delict 2] , nabij [adres delict 1] , drie vechtende mannen aan, die vlakbij een zwarte BMW stonden. Twee mannen renden weg. De derde man had een zak over zijn hoofd en handboeien om zijn polsen. Hij bleek te zijn genaamd [naam slachtoffer 1] . [naam slachtoffer 1] verklaarde dat hij na een avond uit met zijn neef [naam slachtoffer 2] , die die nacht verbleef aan [adres delict 1] , de woning aan [adres delict 2] was binnengegaan en daar was overvallen door twee gemaskerde mannen met vuurwapens. Zij hadden hem geslagen, geboeid en een zak over zijn hoofd gedaan. Nadat de telefoon van één van de daders was overgegaan, hoorde [naam slachtoffer 1] de stem aan de andere kant van de lijn zeggen “we hebben die andere ook te pakken, we moeten weg, neem hem mee”. De daders hebben [naam slachtoffer 1] vervolgens uit de woning naar de BMW gesleurd. Toen de politieagenten aan kwamen rijden, hebben de daders hem losgelaten en zijn weggerend. De BMW lieten de daders achter.
De BMW bleek te zijn gestolen en valse kentekenplaten te hebben, voorzien van het nummer [kentekennummer 1] . Op straat, naast de BMW, troffen de politieagenten een rugzak en een pet aan. In de kofferbak van de BMW werd een stoffen tas aangetroffen.
Een getuige heeft verklaard dat hij kort na het incident een man van de plaats delict zag wegrennen en dat die man onderweg een aantal spullen weggooide. Op de plekken die de getuige aanwees, werden een mobiele telefoon en een pistoolmitrailleur aangetroffen. De patroonmagazijnen van de pistoolmitrailleur waren met ducttape aan elkaar bevestigd.
Op nagenoeg hetzelfde moment dat [naam slachtoffer 1] werd overvallen, werd op nog geen honderd meter verderop ook zijn neef [naam slachtoffer 2] overvallen. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij, na een avond uit met [naam slachtoffer 1] , toen hij het portiek dat leidt naar de woning aan [adres delict 1] binnenging, werd gevolgd door twee mannen die in politiekleding gekleed waren. Hij werd door hen geslagen en geschopt en mee de portiektrap af naar beneden getrokken. Beneden heeft hij één van de daders door de ruit van de portiekdeur geduwd, waarna de daders zijn weggevlucht. Zijn vriendin, die het incident zag gebeuren, heeft de politie gebeld. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij de daders hebben zien wegrijden in een zwarte Volkswagen Transporter.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en met in ieder geval nog twee andere personen, de (pogingen tot) ontvoeringen (hierna: ontvoeringen) van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op het volgende:
- op de pet en de tas die naast de BMW zijn gevonden en de tas die in de kofferbak van de BMW is gevonden, is DNA van de verdachte aangetroffen;
- op de telefoon van de vriendin van de verdachte, [naam] , is een foto aangetroffen van een man met een vuurwapen. Het vuurwapen vertoont grote gelijkenissen met de pistoolmitrailleur die op de plaats delict is gevonden. Het vuurwapen heeft net als de pistoolmitrailleur magazijnhouders die met ducttape aan elkaar vastzitten. Het gezicht van de man is op de foto niet zichtbaar, maar de man op de foto is vermoedelijk de verdachte;
- uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat de ducttape om de magazijnhouders afkomstig is van een rol ducttape die in de berging van de woning aan [adres delict 3] te Capelle aan den IJssel is gevonden. Dit is het adres van de woning van [naam] , waar de verdachte verbleef. De verdachte heeft verklaard dat alleen hij een sleutel van die berging had;
- in de berging is ook een autosleutel gevonden, die bleek te horen bij een Volkswagen Transporter die op 6 juli 2016 aan [adres delict 3] te Capelle aan den IJssel geparkeerd stond. Deze Transporter is hoogstwaarschijnlijk bij de ontvoeringen gebruikt, aangezien hierin bloed van [naam slachtoffer 2] is aangetroffen;
- uit zendmastgegevens van meerdere telefoonnummers, die door de verdachte en de medeverdachte Kaya worden gebruikt, kan worden afgeleid dat zij in de nacht van 5 op 6 april 2016 nabij [adres delict 1] en [adres delict 2] waren en dat zij daar ook zijn geweest in de nacht van 3 op 4 april 2016, kennelijk op een voorverkenning;
- [naam slachtoffer 1] is ter terechtzitting als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij de verdachte heeft herkend als één van de twee daders die hem probeerden te ontvoeren.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde ontvoeringen wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
a.
a) de op de plaats delict en in de berging aangetroffen spullenHet DNA dat is aangetroffen op de koorden/hengsels van de tassen en de pet (aangetroffen op de plaats delict) betreft telkens een mengprofiel met DNA-kenmerken van meerdere personen, waarbij sprake is van een match met DNA profiel van de verdachte. Zonder aanvullend bewijs kan op basis hiervan hooguit worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment met deze goederen in aanraking is gekomen. Daarmee staat echter niet tevens vast dat genoemde goederen de verdachte toebehoren en hij degene is die deze heeft achtergelaten op de plaats delict.
Evenmin kan op basis van de foto op de mobiele telefoon van zijn vriendin worden vastgesteld dat het op de plaats delict aangetroffen vuurwapen, door de verdachte daar is vastgehouden of achtergelaten. De foto is ver vóór 6 april 2016 gemaakt. Verder staat op de foto een persoon met een pistoolmitrailleur dat grote gelijkenis vertoont met die welke op de plaats delict is aangetroffen, maar het gezicht van de persoon is niet te zien. Op basis van lichamelijke kenmerken kan niet worden vastgesteld dat de man op de foto de verdachte betreft. Bovendien heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 2] verklaard dat hij, en niet de verdachte, degene op de foto is. Die verklaring wordt door meerdere getuigen bevestigd. Het dossier bevat verder geen ander bewijs waaruit blijkt dat dat de verdachte op enig moment de pistoolmitrailleur in zijn bezit heeft gehad. Gezien het vorenstaande is de conclusie die de officier van justitie trekt, namelijk dat de verdachte degene moet zijn geweest die de pistoolmitrailleur op 6 april 2016 voorhanden heeft gehad, dan ook niet gerechtvaardigd.
Ook op basis van de in de berging van [adres delict 3] aangetroffen goederen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op de plaats delict was of anderszins een rol heeft gespeeld bij de ontvoeringen. De berging werd weliswaar gebruikt als opslagruimte voor (illegale) goederen die aan te wenden zijn voor diverse criminele activiteiten. Een aantal van die goederen is ook in verband te brengen met de ontvoeringen, zoals de rol ducttape en een (valse) sleutel die past op de Volkswagen Transporter waarin bloed is aangetroffen van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] . Echter, de verdachte en verschillende getuigen hebben verklaard dat de berging dienst deed als safe-house waar meerdere personen hun (illegale) spullen bewaarden. Deze verklaringen worden ondersteund door het feit dat er een vingerafdruk van een ander dan de verdachte ( [naam medeverdachte 3] ) op een loper in de berging is aangetroffen. De goederen in de berging kunnen daarom niet enkel in verband worden gebracht met de verdachte, laat staan dat vastgesteld kan worden dat het dus de verdachte geweest is die betrokken is geweest bij de ontvoeringen, zonder dat daarvoor ondersteunend bewijs is.
b) Zendmastgegevens en voertuigbewegingen
Volgens de officier van justitie maakte de verdachte ten tijde van de ontvoeringen gebruik van drie telefoons: een Blackberry met het Imeinummer eindigend op [nummer 1] , één met het telefoonnummer eindigend op [nummer 2] , en een Samsung met het Imeinummer eindigend op
[nummer 3] .
De verdachte en diverse getuigen, bekenden van de verdachte, hebben verklaard dat zij regelmatig onderling telefoons en simkaarten uitwisselen. De politie bevestigt dit algemene beeld ook in haar aanvragen voor de taps in dit dossier. Zo laten de historische gegevens van de Blackberry [nummer 1] bijvoorbeeld een patroon zien dat meer past bij gebruik door meer dan één persoon en straalde de [nummer 2] op 5 april 2016 gedurende de dag een zendmast aan [adres delict 3] te Capelle aan den IJssel aan, terwijl de Blackberry [nummer 1] gedurende die hele dag een zendmast aan [adres delict 4] te Rotterdam aanstraalde. Het lijkt er dan ook op dat deze telefoons door twee verschillende personen werd gebruikt, in ieder geval niet beide gelijktijdig door de verdachte.
De vraag is daarom vervolgens of de verdachte de telefoon(nummer)(s) die volgens de officier van justitie bij hem in gebruik waren ook daadwerkelijk aan hem kunnen worden gekoppeld ten tijde van het tenlastegelegde. Daartoe geldt het volgende.
De Blackberry [nummer 1] heeft op 6 april 2016 van 00.29 uur tot 18.29 uur een zendmast aan [adres delict 5] te Rotterdam aangestraald. Het dossier bevat geen bewijs waaruit blijkt dat de gebruiker van deze telefoon op 6 april 2016 bij de delicten betrokken zou zijn geweest en dat deze gebruiker op dat moment de verdachte was.
Op 8 april 2016, 2 dagen na het tenlastegelegde, heeft een verbalisant de gebruiker van telefoon [nummer 2] aan zijn stem herkend als de verdachte. Uit de historische verkeersgegevens van [nummer 2] blijkt dat deze telefoon op 5 april 2016 om 22.37 uur de zendmast aan [adres delict 3] te Capelle aan den IJssel heeft aangestraald en om 23.36 en 23.37 uur de zendmast aan [adres delict 2] te Rotterdam. Vanaf 23.55 uur (zendmast [adres delict 6] te Rotterdam) tot aan 6 april 2016 te 19.26 uur (zendmast [adres delict 7] te Krimpen aan den IJssel) stond deze telefoon uitgeschakeld.
Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de gebruiker van deze telefoon, daargelaten de vraag of dit de verdachte was, ten tijde van de (pogingen tot) ontvoeringen op de plaats delict is geweest.
Op 16 juni 2016 werd bij de verdachte de Samsung telefoon aangetroffen voorzien van Imeinummer [nummer 3] . Dit nummer heeft ten tijde van de delicten een zendmast aangestraald op [adres delict 2] . Het dossier bevat verder aan informatie over dit telefoonnummer enkel de opmerking van de verbalisant (politieproces-verbaal blz. 697) dat de telefoon in de periode van 2 maart 2016 tot en met 16 juni 2016 veruit als meeste een zendmast aan [adres delict 3] te Capelle aan den IJssel aanstraalde.
Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het uitwisselen van telefoons in vriendengroep van de verdachte, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te trekken dat de verdachte ook op 6 april 2016 de gebruiker van deze telefoon moet zijn geweest.
Vanwege het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de delicten daadwerkelijk de gebruiker is geweest van de door de officier van justitie genoemde telefoon(nummer)(s). Maar zelfs als de verdachte wel de gebruiker daarvan zou zijn geweest en die telefoons op 4 april (volgens de officier van justitie vond toen een voorverkenning plaats) dan wel 6 april 2016 een zendmast aanstraalden in de buurt van de plaats delict, dan levert dat enkele gegeven, ook gezien de reikwijdte van een zendmast, nog geen bewijs op dat de verdachte ook daadwerkelijk op de plaats delict was, laat staan dat hij één van de daders is geweest die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben proberen te ontvoeren.
De officier van justitie heeft ook gewezen op de voertuigbewegingen die zich in het dossier bevinden. Echter, de verdachte is niet rechtstreeks in verband te brengen met één van deze voertuigen als gebruiker daarvan, zodat ook deze gegevens geen bewijs opleveren voor betrokkenheid van de verdachte bij de ontvoeringen zoals is tenlastegelegd.
c) de verklaring ter terechtzitting van de getuige [naam slachtoffer 1]
heeft pas op de terechtzitting van 5 april 2017 de verdachte als één van de daders aangewezen en verklaard dat hij hem aan zijn ogen herkent.
heeft daartoe op de zitting verklaard dat hij tijdens de ontvoering geen van de twee daders had herkend omdat zij bivakmutsen op hadden. Later hoorde hij van meerdere mensen op straat dat de verdachte één van de daders zou zijn. Hij wist hoe de verdachte er uitzag want hij had de verdachte voorafgaand aan de ontvoering een aantal keren op straat had gezien, waarbij iemand anders de verdachte had aangewezen omdat deze een berucht persoon in de wijk zou zijn. Toen [naam slachtoffer 1] de verdachte na de ontvoering weer zag, herkende hij hem als één van de daders aan zijn bruine ogen.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van een zuivere herkenning van de verdachte door [naam slachtoffer 1] , maar dat de herkenning is beïnvloed doordat [naam slachtoffer 1] van diverse personen heeft gehoord dat de verdachte één van de daders was. De rechtbank acht de verklaring van [naam slachtoffer 1] dan ook van onvoldoende gewicht om deze voor het bewijs te kunnen gebruiken.
Conclusie
Concluderend bevat het dossier niet het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte, samen met anderen, de twee ontvoeringen heeft gepleegd. De door de officier van justitie aangevoerde omstandigheden bieden weliswaar aanwijzingen voor een mogelijke betrokkenheid van de verdachte, maar zijn onvoldoende, ook in onderlinge samenhang bezien, om tot een bewezenverklaring te komen van het tenlastegelegde medeplegen van de ontvoeringen. Naast het feit dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ter plaatse was ten tijde van het plegen van de twee ontvoeringen, blijkt uit het dossier al evenmin welke rol de verdachte daarbij dan zou hebben vervuld en bij welke specifieke uitvoeringshandelingen hij betrokken zou zijn geweest. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 3
De verdachte wordt verweten omstreeks 6 april 2016 een pistoolmitrailleur, die is gebruikt bij de hiervoor besproken (pogingen tot) ontvoeringen, voorhanden te hebben gehad.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is er geen wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte op enig moment omstreeks 6 april 2016 dit vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De verdachte wordt daarom ook van dit feit vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 4 en feit 6
Feit 4 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 4 subsidiair en feit 6
De verdachte wordt verweten dat hij een Volkswagen Transporter met kenteken [kentekennummer 2] en een BMW met kenteken [kentekennummer 3] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze auto’s van diefstal afkomstig waren.
De gestolen Volkswagen Transporter is op 16 juni 2016 aangetroffen in een parkeervak aan [adres delict 3] te Capelle aan den IJssel. De gestolen BMW is op 22 juni 2016 door de politie aangetroffen op [adres delict 8] te Capelle aan den IJssel. Het dossier bevat geen bewijs waaruit blijkt dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad met deze Volkswagen Transporter of de BMW en dus ook niet dat hij deze auto voorhanden heeft gehad. Het feit dat valse sleutels passend op de auto’s zijn aangetroffen in de berging van [adres delict 3] is daarvoor onvoldoende, erop gelet dat (zoals hiervoor reeds overwogen) meerdere mensen hun spullen in die berging bewaarden.
De verdachte wordt derhalve van het onder 4 subsidiair en 6 ten laste gelegde vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 5In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
5.
hij in de periode van 9 mei 2016 tot en met 10 mei 2016 te Dordrecht een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, in de zin van artikel 1, onder 3e van die wet in de vorm van een pistool (merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

5.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had een pistool voorhanden in de auto op de openbare weg. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt grote veiligheidsrisico's met zich. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft. Daar komt bij dat de verdachte ter zitting uitgelegd moest worden om welke gelegenheid het in dit geval precies ging, omdat de verdachte, naar eigen zeggen, regelmatig met vuurwapens in een auto zit.
Dat de verdachte vaker (vuur)wapens voorhanden heeft blijkt ook uit het feit dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2017 al eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Dit alles weegt de rechtbank als strafverzwarend mee en het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook op zijn plaats.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 1 in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] . De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van € 3.750,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 4 in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] . De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 7.730,- aan materiële schade.
Beoordeling:
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten, en dus voor deze feiten aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden, zullen beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen worden verklaard.
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair, 2, 3, 4 primair en subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. J. Holleman en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2017.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in de woning waar [naam slachtoffer 1] verbleef, die [naam slachtoffer 1] opgewacht en/of
(vervolgens)
- met (een) masker(s) op en/of gewapend met een (automatisch) vuurwapen (met
een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch)
vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [naam slachtoffer 1] afgelopen en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Hou je mond dicht of je gaat neer”
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] geschopt
en/of getrapt en/of gestompt en/of (met een vuurwapen, althans een hard
voorwerp) geslagen en/of vervolgens)
- de zak(ken) van de kleding van die [naam slachtoffer 1] leeggehaa1d en/of (vervolgens)
- de telefoon(s) van die [naam slachtoffer 1] uitgezet en/of (vervolgens)
- de mond van die [naam slachtoffer 1] afgeplakt (met (duc)tape) en/of (vervolgens)
- de handen van die [naam slachtoffer 1] geboeid (met handboeien) en/of (vervolgens)
- een zak over het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gedaan en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar buiten (mee)getrokken en/of (vervolgens)
-een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool,
althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en),
op (het hoofd van) die [naam slachtoffer 1] gericht en/of (vervolgens)
- tweemaal, althans eenmaal, met een (automatische) vuurwapen geschoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar, althans in de richting van, een auto getrokken;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2016 te Rotterdam, ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, immers heeft/is hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat
opzet
-in de woning waar [naam slachtoffer 1] verbleef, die [naam slachtoffer 1] opgewacht en/of
(vervolgens)
-met (een) masker (s) op en/of gewapend met een (automatisch) vuurwapen
(meteen geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een
(automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [naam slachtoffer 1]
afgelopen en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Hou je mond dicht of je gaat
neer althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 1]
geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of (met een vuurwapen, althans
een hard voorwerp) geslagen en/of (vervolgens)
-de zak(ken) van de kleding van die [naam slachtoffer 1] leeggehaald en/of
(vervolgens)
-de telefoon(s) van die [naam slachtoffer 1] uitgezet en/of (vervolgens)
-de mond van die [naam slachtoffer 1] afgeplakt (met (duc)tape) en/of (vervolgens)
-de handen van die [naam slachtoffer 1] geboeid (met handboeien) en/of
(vervolgens)
-een zak over het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gedaan en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar buiten (mee)getrokken en/of (vervolgens)
-een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool,
althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en),
op (het hoofd van) die [naam slachtoffer 1] gericht en/of (vervolgens)
-tweemaal, althans éénmaal, met een (automatisch) vuurwapen geschoten
en/of (vervolgens)
-die [naam slachtoffer 1] naar, althans in de richting van, een auto getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te
houden,
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet
- in politiejassen/-vesten, althans politiekleding gekleed en/of met bivakmuts(en) op en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en),
op die [naam slachtoffer 2] afgelopen en/of (vervolgens)
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Politie, politie" en/of
"We gaan je schieten", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of (vervolgens)
- op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] geslagen en/of (vervolgens)
- getracht handboeien om de polsen van die [naam slachtoffer 2] te doen en/of
(vervolgens)
- met die [naam slachtoffer 2] geworsteld en/of (vervolgens)
- één of meer knietje(s) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd, van die
[naam slachtoffer 2] gegeven (terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond zat) en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer 2] van een (stenen) trap (afgetrokken en/of (vervolgens)
- tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 2] gestompt en/of (met een wapen,
althans een hard voorwerp) geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 20 van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3ᵒ van die
wet, geschikt om automatisch te vuren, in de vorm van een pistoolmitrailleur
(merk CZ, model vz.61, kaliber 7.65mm Browning)
en/of
daarbij behorende munitie, te weten (totaal) achtentwintig (28), althans één
of meer, kogelpatro(o)n(en) (merken CBC en/of GFL, kaliber 7.65mm Browning)
in de zin van art. 1 onder 4 0 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie
als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III,
en/of
daarbij behorend een geluidsdemper van een vuurwapen, te weten
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 30
van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art. 26/55 WWM jo 47 Sr)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
primair
hij op of omstreeks 30 maart 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (bedrijfs) auto (merk
Volkswagen, type 7HM, kleur zwart, kenteken [kentekennummer 4] ), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming en/of een valse sleutel;
(art. 311 Sr)
subsidiair voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 06 april 2016 tot en met 16 juni 2016 te
Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, een goed,
te weten een (bedrijfs)auto (merk Volkswagen, type 7HM, kleur zwart,
kenteken [kentekennummer 4] ) heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
het een door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander)
misdrijf, verkregen goed betrof;
(art. 416/417bis Sr)
5.
hij in of omstreeks de periode van 09 mei 2016 tot en met 10 mei 2016 te
Dordrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen, in de zin van artikel 1, onder 3e van die wet in de vorm van
een pistool (merk Glock, model 17, kaliber 9x19mm)
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd
(art. 26 jo 55 WWM jo 47 Sr)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
6.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2016 tot en met 22 juni 2016 te
Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een
(personen)auto (merk DMW, kleur zwart, kenteken [kentekennummer 3] ), heeft verworven en/of
heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed betrof;
(art. 416/417bis Sr)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht