ECLI:NL:RBROT:2017:3111

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
10/810233-16 / TUL VV 22/004828-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gemotiveerde vrijspraak medeplegen (poging tot) wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling wegens diefstal van politiekleding uit een politiebureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van (poging tot) wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal van politiekleding uit een politiebureau. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1 en 2, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze feiten had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet ter plaatse was ten tijde van de ontvoeringen en dat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij de feiten vast te stellen. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten op 6 maart 2016 heeft ingebroken in een politiebureau en daarbij politiekleding heeft gestolen. Dit feit werd bewezen verklaard, en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van € 583,75 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810233-16
Parketnummer vordering TUL VV: 22/004828-14
Datum uitspraak: 19 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2016, 27 januari 2017 en
5 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. B. van Unnik en P. Swaak (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/004828-14.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 6 april 2016 omstreeks 02.09 uur ontving de politiemeldkamer een melding dat er een incident gaande was aan [adres delict 1] te Rotterdam. Toen politieagenten naar [adres delict 1] reden, troffen zij op de [adres delict 2] , nabij [adres delict 1] , drie vechtende mannen aan, die vlakbij een zwarte BMW stonden. Twee mannen renden weg. De derde man had een zak over zijn hoofd en handboeien om zijn polsen. Hij bleek te zijn genaamd [naam slachtoffer 1] . [naam slachtoffer 1] verklaarde dat hij na een avond uit met zijn neef [naam slachtoffer 2] , die die nacht verbleef aan [adres delict 1] , de woning aan de [adres delict 2] was binnengegaan en daar was overvallen door twee gemaskerde mannen met vuurwapens. Zij hadden hem geslagen, geboeid en een zak over zijn hoofd gedaan. Nadat de telefoon van één van de daders was overgegaan, hoorde [naam slachtoffer 1] de stem aan de andere kant van de lijn zeggen “we hebben die andere ook te pakken, we moeten weg, neem hem mee”. De daders hebben [naam slachtoffer 1] vervolgens uit de woning naar de BMW gesleurd. Toen de politieagenten aan kwamen rijden, hebben de daders hem losgelaten en zijn weggerend. De BMW lieten de daders achter.
De BMW bleek te zijn gestolen en valse kentekenplaten te hebben, voorzien van het nummer [kentekennummer 1] . Op straat, naast de BMW, troffen de politieagenten een rugzak en een pet aan. In de kofferbak van de BMW werd een stoffen tas aangetroffen.
Een getuige heeft verklaard dat hij kort na het incident een man van de plaats delict zag wegrennen en dat die man onderweg een aantal spullen weggooide. Op de plekken die de getuige aanwees, werden een mobiele telefoon en een pistoolmitrailleur aangetroffen. De patroonmagazijnen van de pistoolmitrailleur waren met ducttape aan elkaar bevestigd.
Op nagenoeg hetzelfde moment dat [naam slachtoffer 1] werd overvallen, werd op nog geen honderd meter verderop ook zijn neef [naam slachtoffer 2] overvallen. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij, na een avond uit met [naam slachtoffer 1] , toen hij het portiek dat leidt naar de woning aan [adres delict 1] binnenging, werd gevolgd door twee mannen die in politiekleding gekleed waren. Hij werd door hen geslagen en geschopt en mee de portiektrap af naar beneden getrokken. Beneden heeft hij één van de daders door de ruit van de portiekdeur geduwd, waarna de daders zijn weggevlucht. Zijn vriendin, die het incident zag gebeuren, heeft de politie gebeld. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij de daders hebben zien wegrijden in een zwarte Volkswagen Transporter.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en in ieder geval nog twee andere personen, de (pogingen tot) ontvoeringen (hierna: ontvoeringen) van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft gepleegd. De officier van justitie heeft dit gebaseerd op het volgende:
-in de ter plaatse aangetroffen blauwe Nokia telefoon (een zgn. gelegenheidstelefoon) bleek een simkaart te zitten met het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] . De enige twee telefoonnummers die onder de contacten in deze telefoon stonden, zijn de telefoonnummers eindigend op [nummer 2] en [nummer 3] . Op 6 april 2016 tussen 00.36 en 02.08 uur maakten alle drie de telefoonnummers gebruik van een zendmast aan de [adres delict 2] te Rotterdam. Uit historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer 2] bleek dat dit telefoonnummer op 5 en 6 april 2016 in een telefoontoestel had gezeten met het Imeinummer eindigend op [nummer 4] . In de telefoon [nummer 4] heeft op 19 en 20 april 2016 het telefoonnummer eindigend op [nummer 5] gezeten. De simkaart met het telefoonnummer [nummer 5] is op 26 april 2016 bij de verdachte aangetroffen;
-de verdachte maakte gebruik van het telefoonnummer eindigend op [nummer 6] . Op 6 april 2016 heeft dit telefoonnummer van 01.28 tot 01.48 uur een zendmast aan de [adres delict 2] te Rotterdam aangestraald;
-de verdachte maakte geregeld gebruik van de auto van zijn vriendin, een Volkswagen Polo met het kenteken [kentekennummer 2] . Uit gegevens die zijn opgevraagd bij Vialis bleek dat de Volkswagen polo op 5 april 2016 om 23.08 uur over de [straatnaam 1] te Rotterdam reed en werd gevolgd door de gestolen BMW met het kenteken [kentekennummer 1] ;
- in de nacht van 3 op 4 april 2016 heeft het telefoonnummer [nummer 6] ook een zendmast aan de [adres delict 2] aangestraald, net als een telefoonnummer dat door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] wordt gebruikt. De Volkswagen Polo met het kenteken [kentekennummer 2] is om 23.39 uur langs een Vialis punt nabij de plaats delict gekomen en om 05.35 uur weer langs een Vialis punt weg van de plaats delict gereden. Kennelijk waren de verdachten op een voorverkenning.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde ontvoeringen wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
a. de telefoonnummers [nummer 6] en [nummer 2]
Op 6 april 2016 om 01.02 uur en om 02.18 uur is met het telefoonnummer [nummer 6] gebeld naar het telefoonnummer van de moeder van de verdachte. Van 8 tot en met 26 april 2016 is de telecommunicatie van dit telefoonnummer onderzocht en heeft de verbalisant tijdens diverse gesprekken de gebruiker van het telefoonnummer aan zijn stem herkend als de verdachte.
Op basis hiervan kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de ontvoeringen de gebruiker was van het telefoonnummer [nummer 6] .
De gebruiker van het telefoonnummer [nummer 2] heeft op 6 april 2016 om 02.11 uur gebeld naar het nummer [nummer 1] , welke simkaart is aangetroffen in een telefoon op de plaats delict. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de gebruiker van [nummer 2] tijdens de ontvoeringen contact heeft gezocht/gehad met één van de daders. In de nacht van 5 op 6 april 2016, straalt het telefoonnummer [nummer 2] omstreeks het moment dat de ontvoeringen plaatsvonden dezelfde zendmasten aan als het telefoonnummer [nummer 6] van de verdachte (de zendmast aan de [adres delict 3] of de zendmast aan de [adres delict 2] ). Dat is op zichzelf bezien echter onvoldoende om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de verdachte ten tijde van de delicten de gebruiker van het telefoonnummer [nummer 2] moet zijn geweest. Dit geldt temeer nu beide verdachten en diverse getuigen, bekenden van de verdachten, hebben verklaard dat zij regelmatig onderling telefoons en simkaarten uitwisselen en de politie op basis van haar onderzoek ook tot deze conclusie komt.
Maar zelfs als de verdachte de gebruiker zou zijn geweest van beide telefoonnummers ( [nummer 6] en [nummer 2] ), dan is enige conclusie die daaruit kan worden getrokken, gezien de reikwijdte van een zendmast, dat de verdachte op 4 april 2016 (volgens de officier van justitie tijdens een voorverkenning) en op 6 april 2016 ten tijde van de ontvoeringen in de buurt van de [adres delict 2] is geweest. Deze gegevens leveren op zichzelf geen bewijs op dat de verdachte op de plaats delict was of dat hij één van de daders is geweest die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben proberen te ontvoeren.
b. betrokken voertuigen
Door Vialis is geregistreerd dat op 5 april 2016 om 23.08 uur de BMW met kenteken [kentekennummer 1] , die bij de twee ontvoeringen is gebruikt, over de [straatnaam 1] te Rotterdam reed. Dit is nabij [adres delict 1] en de [adres delict 2] . Voorts is geregistreerd dat voor de BMW de Volkswagen Polo met het kenteken [kentekennummer 2] reed. Deze Volkswagen Polo stond op naam van de vriendin van de verdachte, [kentekennummer 1] .
De Volkswagen Polo is eerder in de buurt van de BMW gesignaleerd. Op 3 april 2016 om 05.55 uur werd de BMW op anderhalve minuut gevolgd door de Volkswagen Polo op de [straatnaam 2] te Rotterdam.
Uit camera’s van de milieuzone bleek dat op 6 april 2016 omstreeks 00.18 uur een Volkswagen Transporter, voorzien van kenteken [kentekennummer 3] , op de [straatnaam 1] werd geregistreerd. Op 6 juli 2016 stond nabij de woning aan [adres delict 4] te Capelle aan den IJssel, waar de medeverdachte [naam medeverdachte 1] verbleef, een (gestolen) Volkswagen Transporter met het (valse) kenteken [kentekennummer 3] geparkeerd, waarin bloed van [naam slachtoffer 2] is aangetroffen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat Volkswagen Transporter die op
6 april 2016 op de [straatnaam 1] werd geregistreerd, is gebruikt bij de ontvoeringen.
Op de camerabeelden van de milieuzone is verder te zien dat op 6 april 2016, twee minuten na de voornoemde Volkswagen Transporter, om 00.20 uur een Renault Megane, voorzien van het kenteken [kentekennummer 4] over de [straatnaam 1] reed en de [adres delict 2] insloeg.
De Renault Megane is om 01:09 uur wederom op de [straatnaam 1] geregistreerd.
De Renault Megane met het kenteken [kentekennummer 4] staat op naam van [naam] . [naam] is een zwager van de verdachte.
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat twee voertuigen, die in het bezit zijn van twee goede bekenden van de verdachte en waarin de verdachte naar eigen zeggen weleens reed, in verband kunnen worden gebracht met de gestolen BMW en Volkswagen Transporter, die beide bij de ontvoeringen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zijn gebruikt, en dat zij in de nacht waarin de delicten hebben plaatsgevonden op enig moment in de buurt van de plaats delict zijn geweest.
Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die in de nacht van 5 op 6 april 2016 in één van de vier hiervoor genoemde auto’s heeft gereden.
Conclusie
Concluderend bevat het dossier niet het wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van de ontvoeringen ter plaatse is geweest. Naast het feit dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ter plaatse was ten tijde van het plegen van de ontvoeringen, blijkt uit het dossier al evenmin welke rol de verdachte daarbij dan zou hebben vervuld en bij welke specifieke uitvoeringshandelingen hij betrokken zou zijn geweest. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Ten aanzien van feit 3Feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 6 maart 2016 omstreeks 5:23 is er ingebroken in het politiebureau aan [adres delict 5] in Rotterdam. Daarbij zijn vier politiejassen en een kogelwerend vest meegenomen.
Op 10 maart 2016 is medeverdachte [naam medeverdachte 2] aangehouden in een witte Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 5] . Deze auto was onder andere voorzien van xenon-verlichting en vijfspaaksvelgen.
Standpunt van de verdediging
Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wetenschap had van deze inbraak en dat hij daar ondersteuning aan gaf, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.
Beoordeling
Op 5 maart 2016 om 21:55 belt medeverdachte [naam medeverdachte 2] met de verdachte. [naam medeverdachte 2] zegt tegen de verdachte in dat telefoongesprek dat ze hem “wel nodig” hebben (tapgesprek, sessienummer 588). De verdachte geeft daarop aan dat hij op [naam medeverdachte 2] zal wachten.
Uit camerabeelden gemaakt bij de [adres delict 6] (de woning waar de verdachte staat ingeschreven) wordt gezien dat de verdachte later die nacht om 4:56 uit het portiek van die woning komt lopen en richting een geparkeerde Volkswagen Golf loopt. Dat de verdachte is ingestapt in die Volkswagen Golf, volgt uit een getapt telefoongesprek om 5:03:18 (sessienummer 673). Uit dat gesprek blijkt dat de verdachte op dat moment in een witte Volkswagen Golf zit, samen met eerdergenoemde [naam medeverdachte 2] en een derde persoon. De verdachte neemt de telefoon op enig moment over van [naam medeverdachte 2] en voert op dat moment het gesprek met medeverdachte [naam medeverdachte 3] over waar [naam medeverdachte 3] op dat moment staat, zodat ze weten waar ze hem kunnen ophalen.
Omstreeks 5:15 straalt de telefoon van [naam medeverdachte 2] een zendmast aan op de [adres delict 7] in Rotterdam en om 5:16 wordt het kenteken [kentekennummer 5] (de witte Volkswagen Golf waarin [naam medeverdachte 2] later wordt aangehouden) geregistreerd op de [straatnaam 1] in Rotterdam, ongeveer 700 meter van de plaats delict.
Omstreeks 5:23 gaat het inbraakalarm van het politiebureau aan [adres delict 5] af.
Op verschillende camerabeelden van de [adres delict 5] te Rotterdam is vervolgens te zien hoe om 5:22 twee personen voorbij komen rennen met over hun armen en schouders politiekleding. Eén minuut later, om 5:23, komt een witte Volkswagen Golf voorbij rijden vanuit de richting waar de twee personen naar toe renden. Deze Golf was, net zoals de Golf waarin [naam medeverdachte 2] later werd aangehouden, voorzien van xenon-verlichting en vijfspaaksvelgen.
Uit camerabeelden gemaakt bij de [adres delict 6] blijkt dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 2] die nacht van 6 maart om 5:26 weer bij het portiek van die woning komt, en dat [naam medeverdachte 2] een groot, donkerkleurig pakket de woning van de verdachte in brengt.
Op 7 maart 2016 stuurt [naam medeverdachte 2] een SMS-bericht (sessienummer 964) naar [naam medeverdachte 3] dat hij zijn mond moet houden over de kleding die ze hebben en dat niemand dat mag weten.
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten op 6 maart 2016 hebben ingebroken in het politiebureau aan [adres delict 5] en daar politiekleding hebben gestolen. Gelet op het feit dat de verdachte eerder die avond is verteld door [naam medeverdachte 2] dat hij “nodig was”, dat hij voorafgaand, tijdens en direct na de inbraak samen was met medeverdachte [naam medeverdachte 2] , dat hij het gesprek voerde met [naam medeverdachte 3] over waar ze hem zouden oppikken, dat de verdachte op de plaats delict tenminste in de vluchtauto aanwezig was en op de uitkijk stond, én dat de verdachten (gelet op het korte tijdsbestek) direct na de inbraak rechtstreeks naar het huis van de verdachte zijn gereden om daar een pakket naar binnen te brengen, oordeelt de rechtbank dat er ten aanzien van de diefstal sprake was van een nauwe, bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij op 6 maart 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een politiebureau, gelegen aan [adres delict 5] ( [nummer 7] ) heeft weggenomen politiekledingstukken, toebehorende aan de politie eenheid Rotterdam, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders ingebroken in een politiebureau en politiekleding gestolen. Daarbij is schade ontstaan aan een raam. Het is aannemelijk dat de verdachte er doelbewust op uit was om deze kleding te stelen, hetgeen – gelet op de relatief beperkte financiële waarde daarvan – geen ander doel kan hebben dan om zichzelf, of anderen, de gelegenheid te bieden om zich met behulp daarvan onbevoegd voor te doen als politieagenten. Dit kan voor ernstige onrust in de samenleving zorgen, nu mensen erop moeten kunnen vertrouwen dat mensen in politiekleding ook daadwerkelijk bevoegde politieagenten zijn.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 maart 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder veroordeeld is voor vermogensdelicten.
Dit alles weegt de rechtbank als strafverzwarend mee en het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 1 in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.750,- aan immateriële schade.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, en dus voor dit feiten aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2
Benadeelde partij politie eenheid Rotterdam
Als benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 3 in het geding gevoegd politie eenheid Rotterdam. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 583,75 aan materiële schade.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 maart 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 583,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2016.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 november 2015 is de verdachte ter zake van een poging tot diefstal met braak, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte groot 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 2 december 2015.
9.2.
Beoordeling
Het hierboven bewezenverklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 583,75 (zegge: vijfhonderd drieëntachtig euro en vijfenzeventig cent) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam te betalen
€ 583,75 (zegge: vijfhonderd drieëntachtig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 583,75 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
11 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij politie eenheid Rotterdam en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
4 maanden, van de bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 november 2015 aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. J. Holleman en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2017.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[dossiernaam 1] )
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in de woning waar [naam slachtoffer 1] verbleef, die [naam slachtoffer 1] opgewacht en/of
(vervolgens)
- met (een) masker(s) op en/of gewapend met een (automatisch) vuurwapen (met
een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch)
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [naam slachtoffer 1] afgelopen en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Hou je mond dicht of je gaat neer"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] geschopt
en/of getrapt en/of gestompt en/of (met een vuurwapen, althans een hard
voorwerp) geslagen en/of (vervolgens)
- de zak(ken) van de kleding van die [naam slachtoffer 1] leeggehaald en/of (vervolgens)
- de telefoon(s) van die [naam slachtoffer 1] uitgezet en/of (vervolgens)
- de mond van die [naam slachtoffer 1] afgeplakt (met (duc)tape) en/of (vervolgens)
- de handen van die [naam slachtoffer 1] geboeid (met handboeien) en/of (vervolgens)
- een zak over het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gedaan en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar buiten (mee)getrokken en/of (vervolgens)
- een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool,
althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op
(het hoofd van) die [naam slachtoffer 1] gericht en/of (vervolgens)
- tweemaal, althans éénmaal, met een (automatisch) vuurwapen geschoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar, althans in de richting van, een auto getrokken;
(art. 282 jo 47 sr)
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of
beroofd te houden,
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet
- in de woning waar [naam slachtoffer 1] verbleef, die [naam slachtoffer 1] opgewacht en/of
(vervolgens)
- met (een) masker(s) op en/of gewapend met een (automatisch) vuurwapen (met
een geluidsdemper) en/of een pistool, althans (een) op een (automatisch)
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [naam slachtoffer 1] afgelopen en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Hou je mond dicht of je gaat neer"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] geschopt
en/of getrapt en/of gestompt en/of (met een vuurwapen, althans een hard
voorwerp) geslagen en/of (vervolgens)
- de zak(ken) van de kleding van die [naam slachtoffer 1] leeggehaald en/of (vervolgens)
- de telefoon(s) van die [naam slachtoffer 1] uitgezet en/of (vervolgens)
- de mond van die [naam slachtoffer 1] afgeplakt (met (duc)tape) en/of (vervolgens)
- de handen van die [naam slachtoffer 1] geboeid (met handboeien) en/of (vervolgens)
- een zak over het hoofd van die [naam slachtoffer 1] gedaan en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar buiten (mee)getrokken en/of (vervolgens)
- een (automatisch) vuurwapen (met een geluidsdemper) en/of een pistool,
althans (een) op een (automatisch) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op
(het hoofd van) die [naam slachtoffer 1] gericht en/of (vervolgens)
- tweemaal, althans éénmaal, met een (automatisch) vuurwapen geschoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 1] naar, althans in de richting van,een auto getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 282 jo 47 jo 45 Sr)
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[dossiernaam 1] )
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te
houden,
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet
- in politiejassen/-vesten, althans politiekleding, gekleed en/of met
bivakmuts(en) op en/of gewapend met (een) vuurwapen(s), althans (een) op een
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [naam slachtoffer 2] afgelopen en/of
(vervolgens)
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Politie, politie" en/of
"We gaan je schieten", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of (vervolgens)
- op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] geslagen en/of (vervolgens)
- getracht handboeien om de polsen van die [naam slachtoffer 2] te doen en/of
(vervolgens)
- met die [naam slachtoffer 2] geworsteld en/of (vervolgens)
- één of meer knietje(s) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd, van die
[naam slachtoffer 2] gegeven (terwijl die [naam slachtoffer 2] op de grond zat) en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer 2] van een (stenen) trap (af)getrokken en/of (vervolgens)
- tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer 2] gestompt en/of (met een
wapen, althans een hard voorwerp) geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 282 jo 47 jo 45 Sr)
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
( [dossiernaam 2] )
hij op of omstreeks 06 maart 2016 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een politiebureau, gelegen op/aan [adres delict 5] ( [nummer 7] )
heeft weggenomen één of meer politiejas(sen), althans
politiekledingstuk(ken), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan de politie eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming.
(art. 311 Sr)