In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan. De verdachte en zijn medeverdachte werden beschuldigd van het vervoeren van zes Irakezen in een bestelbus, verborgen achter een lading autobanden, op weg naar Engeland. Tijdens de uitreiscontrole op 30 september 2016 in Hoek van Holland werden de vreemdelingen ontdekt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en stelde dat de verdachten wetenschap hadden van de aanwezigheid van de vreemdelingen. De verdediging voerde echter aan dat de verdachten geen kennis hadden van de vreemdelingen in de laadruimte en dat het scenario dat hen werd aangereikt niet consistent was.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende objectieve, feitelijke gegevens zijn die de wetenschap van de verdachte en zijn medeverdachte kunnen bewijzen. De verklaringen van de verdachten waren niet overtuigend en de rechtbank oordeelde dat de wetenschap van de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.