ECLI:NL:RBROT:2017:3060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
C/10/518729 / FT EA 17/110
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanning tot werk

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 11 januari 2017. De verzoeker, die inkomsten ontvangt op basis van de Participatiewet, heeft een schuldenlast die volgens zijn verklaring € 43.217,38 bedraagt. De rechtbank constateert echter dat er een evidente fout is gemaakt, aangezien dezelfde schuld tweemaal op de schuldenlijst staat vermeld. De rechtbank neemt daarom aan dat de werkelijke schuldenlast € 21.608,69 bedraagt.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als de verzoeker kan aantonen dat hij te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzoeker niet aan deze voorwaarde voldoet. Hij heeft slechts één schuld aan ING Bank, ontstaan op 1 maart 2003, en is eerder toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, die tussentijds is beëindigd omdat hij zijn verplichtingen niet nakwam.

Tijdens de zitting heeft de verzoeker verklaard dat hij sinds 2010 maandelijks € 50 heeft afbetaald op zijn schuld, maar ING Bank heeft het minnelijke aanbod afgewezen omdat de verzoeker zich onvoldoende inspant om betaald werk te vinden. De rechtbank merkt op dat de verzoeker niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij arbeidsongeschikt is en dat hij geen werk zoekt vanwege gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft ernstige twijfels over de bereidheid van de verzoeker om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Gezien het gebrek aan goede trouw en de onvoldoende inspanning om werk te vinden, wijst de rechtbank het verzoek af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 10 april 2017
[naam],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 11 januari 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 3 april 2017.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit hoofde van de Participatiewet. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 43.217,38. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een evidente fout, nu dezelfde schuld tweemaal op de schuldenlijst staat vermeld. De rechtbank neemt daarom als uitgangspunt dat de schuldenlast € 21.608,69 bedraagt.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoeker heeft slechts één schuld. Dit is een schuld aan ING Bank, ontstaan op 1 maart 2003.
Verzoeker is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 augustus 2005 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De schuld aan ING Bank bedroeg toen ruim € 13.000. Deze schuldsaneringsregeling is bij vonnis van 11 december 2006 tussentijds beëindigd, aangezien verzoeker is tekortgeschoten in zijn verplichtingen (door middelen aan de boedel te onttrekken).
Na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling is de schuld aan ING Bank verder opgelopen tot € 21.608,69. Verzoeker heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij sinds 2010 wel elke maand € 50 heeft afbetaald op de schuld aan ING Bank.
ING Bank is niet akkoord gegaan met de aangeboden minnelijke regeling, omdat verzoeker zich in haar visie onvoldoende inspant om betaald werk te vinden. Schuldhulpverlening heeft zich op het standpunt gesteld dat ING Bank het minnelijke aanbod terecht heeft geweigerd, nu verzoeker zich passief opstelt ten aanzien van zijn mogelijkheden om te gaan werken. Hij is, in de visie van schuldhulpverlening, vaag over zijn klachten en heeft geen recent arbeidsrapport waar duidelijk uit naar voren komt dat hij niet zou kunnen werken.
Verzoeker heeft hieromtrent desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat hij op het moment geen werk zoekt, omdat hij gezondheidsproblemen heeft en de zorg draagt voor twee jonge kinderen. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn gezondheidsproblemen ter zitting een aantal stukken overgelegd. De meest recente stukken zijn een oproep voor een opname bij de afdeling orthopedie van het Vlietland Ziekenhuis op 21 december 2016, een medicatieoverzicht van de apotheek, een bevestiging van een afspraak bij de afdeling radiologie op 7 juli 2016 en een beschikking ondersteuning bij het voeren van een huishouden van ROGplus, gedateerd 19 september 2016. Verzoeker heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij op dit moment arbeidsongeschikt is. Tegen de achtergrond van de reden van de weigering van ING Bank en de visie van schuldhulpverlening, had van verzoeker verwacht mogen worden dat hij zijn eventuele arbeidsongeschiktheid concreet zou aantonen. Nu hij dit niet heeft gedaan, valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien waarom verzoeker geen betaald werk heeft gezocht. Dit valt verzoeker te verwijten. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de schuld aan ING Bank niet te goeder trouw onbetaald is en wordt gelaten.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoeker heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij niet solliciteert voor een baan van 36 uur per week omdat hij gezondheidsproblemen ervaart en de zorg heeft over twee kinderen. Verzoeker heeft echter niet voldoende aannemelijk kunnen maken dat hij door zijn gezondheidsproblemen niet kan werken. Daarnaast is het hebben van kinderen geen reden om niet naar betaald werk te zoeken. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bereid is om zich in te spannen voor het zoeken van werk. De rechtbank heeft dan ook ernstige twijfels over de bereidheid van verzoeker om aan de verplichtingen van de wettelijke schuldsaneringsregeling te voldoen.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, en in aanwezigheid van J.M.W. Pool, griffier in het openbaar uitgesproken op 10 april 2017. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.