Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond,
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. I. Amghar. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) was toegekend met een dagloon van € 49,16, dat over de eerste twee maanden met 10% was verlaagd. Eiser betwistte de hoogte van het vastgestelde dagloon en stelde dat dit in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat er ook betalingen na de referteperiode in aanmerking genomen dienden te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft overgelegd van de door hem gestelde contante betalingen na de referteperiode. Hierdoor kon de rechtbank niet volgen dat het dagloon te laag was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat eiser geen recht had op een hogere uitkering, waardoor er geen sprake was van een beperking van het eigendomsrecht en er dus geen strijd was met het EVRM.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen omstandigheden waren die een veroordeling tot schadevergoeding rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.