ECLI:NL:RBROT:2017:3006

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
10/650451-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift in verband met PGB-fraude

Op 5 april 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. A. Stoop. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van valsheid in geschrift in het kader van PGB-fraude. De zaak kwam voor de rechtbank na een eerdere beslissing van de raadkamer, waarin was bepaald dat de officier van justitie de verdediging inzage moest geven in de TCI-journaals. Deze inzage is echter niet verleend, wat door de verdediging werd aangevoerd als een schending van de rechten van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie in gebreke was gebleven en dat dit verzuim de ontvankelijkheid van de officier van justitie aantastte. De rechtbank concludeerde dat de weigering om de TCI-journaals te verstrekken, de kern van het wettelijk systeem aantastte en leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, dat eerder was geschorst. De uitspraak benadrukt het belang van de verhouding tussen de rechterlijke macht en het openbaar ministerie, en de noodzaak voor het openbaar ministerie om te voldoen aan rechterlijke bevelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/650451-14
Datum uitspraak: 5 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor economische strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsvrouw mr. A. Stoop, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

Ter terechtzitting van 5 april 2017 hebben zowel de officier van justitie als de raadsvrouw
aangevoerd dat de raadkamer van deze rechtbank in de onderhavige zaak, in een eerder stadium, heeft beslist dat de officier van justitie, op verzoek daartoe door de raadsman, de verdediging inzage dient te verlenen in de zogenaamde TCI-journaals. De verdediging heeft tot op heden de verzochte TCI-journaals echter nog niet kunnen inzien; aan de door de raadkamer ingewilligde onderzoekswens is door de officier van justitie nog geen gehoor gegeven, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank heeft tot op de terechtzitting van 5 april 2017 geen inzage gehad in het dossier van de raadkamerzitting waarop bovenbedoelde zitting is genomen. Dit raadkamerdossier maakt ook geen deel uit van het dossier waar de rechtbank thans over beschikt.
Daarnaar gevraagd en gewezen op de omstandigheid dat de raadkamer van deze rechtbank reeds heeft beslist dat de officier van justitie de verdediging inzage dient te verlenen in de bedoelde TCI-journaals, heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 5 april 2017 andermaal aangegeven dat zij aan voornoemd bevel geen gevolg kan geven. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het standpunt van het openbaar ministerie in dezen is dat met inzage door de verdediging van de TCI-journaals de identiteit van een informant bekend zal worden, hetgeen zeer onwenselijk is. Het bekend worden van identiteiten van informanten kan levensbedreigende situaties opleveren en kan bovendien nog veel meer informatie die afgeschermd moet blijven, vrijgeven.
De raadsvrouw heeft haar verzoek tot inzage in de TCI-journaals gehandhaafd. De officier van justitie heeft andermaal gepersisteerd.
De rechtbank stelt vast dat na voormelde raadkamerbeslissing geen feiten en omstandigheden zijn bekend geworden die, waren zij ten tijde van het nemen van die beslissing aan de rechtbank bekend geweest, tot een ander oordeel zouden hebben geleid.
Evenmin hebben zich nadien omstandigheden voorgedaan die het verzuim hebben gedekt. Nu het openbaar ministerie heeft geweigerd uitvoering te geven aan een door de raadkamer gegeven bevel, is sprake van een schending van de verhouding tussen de rechterlijke macht en het openbaar ministerie die de kern van het wettelijk systeem aantast. Dit verzuim kan niet anders tot gevolg hebben dan een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie (HR 1 juni 1999, NJ 1999, 567/Karman).

4.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en C.M.J. Peeters, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2017.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2014 tot en met 24 december
2014 in Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer) en/of Bergschenhoek (gemeente
Lansingerland) en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van (een) gevaarlijke
stof(fen) en met een vervoermiddel dat is aangewezen ingevolge artikel 3,
onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, anders dan met
inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels,
immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s), een vervoermiddel,
te weten een transporteenheid (bestaande uit een voertuig, merk Volkswagen,
type Caddy, kenteken: [kentekennummer] , en een aanhangwagen), met daarin (een)
gevaarlijke stof(fen), te weten een hoeveelheid kaliumchloraat (UN1485) en/of
hexamethyleentetramine (UN1328) en/of strontiumnitraat (UN1507) en/of
kaliumnitraat (UN1486) en/of zwavel (UN1350) en/of kaliumperchloraat
(UN1489), in elk geval (een) gevaarlijke stof(fen), over land vervoerd en/of
laten staan, zulks terwijl:
- in strijd met randnummer 5.1.2.1.a van de ADR, de verpakking van de
gevaarlijke stof kaliumchloraat niet was voorzien van de aanduiding
"oververpakking";
- in strijd met randnummer 5.2.1.1 van de ADR, het UN-nummer niet op de
verpakking(en) van de gevaarlijke stof(fen) kaliumchloraat en/of
hexamethyleentetramine en/of kaliumnitraat en/of zwavel was aangegeven;
- in strijd met randnummer 5.2.2.1.1 van de ADR, geen etiket(ten) op de
verpakking(en) van de gevaarlijke stof(fen) strontiumnitraat en/of
kaliumnitraat en/of zwavel aanwezig was/waren;
- in strijd met randnummer 4.1.1.3 van de ADR, de verpakking(en) van de
gevaarlijke stof(fen) hexamethyleentetramine en/of strontiumnitraat geen
beproefde verpakking was/waren;
- in strijd met randnummer 7.5.7.1 van de ADR, de verpakking(en) met de
gevaarlijke stof(fen) kaliumchloraat en/of hexamethyleentetramine en/of
strontiumnitraat en/of kaliumnitraat en/of zwavel en/of kaliumperchloraat
niet (goed) vastgezet waren met geschikte middelen die in staat waren de
goederen (in de aanhangwagen) in bedwang te houden op een wijze die
bewegingen, die de stand van de verpakking(en) zouden kunnen wijzigen,
voorkomen of die zouden kunnen leiden tot beschadiging van de verpakking(en);
- in strijd met randnummer 5.3.2.1.1 van de ADR, zowel aan de voorzijde als
aan de achterzijde van voornoemd vervoermiddel, waarin zich de gevaarlijke
stof(fen) kaliumchloraat en/of hexamethyleentetramine en/of strontiumnitraat
en/of kaliumnitraat en/of zwavel en/of kaliumperchloraat bevond(en), geen
oranje borden waren aangebracht;
- in strijd met randnummer 8.2.1.1, hij/zij als bestuurder niet in het bezit
was/waren van een geldig certificaat, afgegeven door de bevoegde autoriteit,
waarin staat dat hij/zij heeft/hebben deelgenomen aan een opleiding en met
goed gevolg een examen heeft/hebben afgelegd aangaande bijzondere
voorschriften, die bij het vervoer van gevaarlijke goederen in acht moeten
worden genomen;
(Strafbaarstelling: artikel 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen junctis
artikelen 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten)
art 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2014 tot en met 24 december
2014 in Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer) en/of Bergschenhoek (gemeente
Lansingerland) en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
met een voertuig (merk Volkswagen, type Caddy, kenteken: [kentekennummer] ) en/of een
aan dat voertuig gekoppelde aanhangwagen, langs de weg (een) gevaarlijke
stof(fen), te weten een hoeveelheid kaliumchloraat (UN1485) en/of
hexamethyleentetramine (UN1328) en/of strontiumnitraat (UN1507) en/of
kaliumnitraat (UN1486) en/of zwavel (UN1350) en/of kaliumperchloraat
(UN1489), in elk geval (een) gevaarlijke stof(fen), heeft vervoerd, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als
zodanig aangeduide bebouwde kommen van gemeenten niet heeft/hebben vermeden;
(Strafbaarstelling: artikel 11 Wet vervoer gevaarlijke stoffen, junctis
artikelen 1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten)
art 11 lid 1 Wet vervoer gevaarlijke stoffen
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2014 tot en met 24 december
2014 in Zwanenburg (gemeente Haarlemmermeer) en/of Nieuw-Vennep (gemeente
Haarlemmermeer) en/of Bergschenhoek (gemeente Lansingerland) en/of Rotterdam,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
teneinde (een) handeling(en) als bedoeld in artikel 1.2.2, eerste lid, van het
Vuurwerkbesluit, te weten het opslaan en/of vervaardigen en/of voorhanden
hebben en/of aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk
bestemd voor particulier gebruik en/of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik, voor te bereiden en/of te bevorderen,
één of meer voorwerp(en) en/of één of meer stof(fen), te weten een
hoeveelheid ammoniumsulfaat en/of kaliumchloraat en/of hexamethyleentetramine
en/of kaliumdichromaat en/of strontiumnitraat en/of kaliumnitraat en/of
zwavel en/of kaliumperchloraat en/of aluminium en/of plantaardige hars en/of
zetmeel, in elk geval één of meer voorwerp(en) en/of één of meer stof(fen),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of
ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het
verrichten van die handeling(en);
(Strafbaarstelling: artikel 1.2.2 lid 5 Vuurwerkbesluit juncto artikel
9.2.2.1 Wet milieubeheer junctis artikelen 1a, 2 en 6 Wet op de economische
delicten)
art 1.2.2 lid 5 ahf/ond c Vuurwerkbesluit
4.
hij op of omstreeks 24 december 2014 in Capelle aan den IJssel, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
stof(fen), te weten een hoeveelheid natriumchloride en/of
carbomethylcellulose en/of calciumcarbonaat en/of kwarts en/of zwavel en/of
aluminium en/of plantaardig materiaal en/of bariumnitraat en/of een legering
van magnesium, in elk geval (een) stof(fen), heeft gebracht in de Nieuwe Maas
en/of de Hollandse IJssel, zijnde (een) oppervlaktewater(en), terwijl:
a. daartoe geen strekkende vergunning was verleend door de Minister van
Verkeer en Waterstaat dan wel het bestuur van het betrokken waterschap, en
b. daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur, en
c. artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was;
(strafbaarstelling: artikel 6.2 lid 1 Waterwet junctis artikelen 1a, 2 en 6
Wet op de economische delicten)
art 6.2 lid 1 Waterwet
5.
hij op of omstreeks 24 december 2014 in Capelle aan den IJssel, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een of meer vat(en) en/of zak(ken) met) een hoeveelheid van de stof(fen)
natriumchloride en/of carbomethylcellulose en/of calciumcarbonaat en/of
kwarts en/of zwavel en/of aluminium en/of plantaardig materiaal en/of
bariumnitraat en/of een legering van magnesium heeft gedumpt en/of
gedeponeerd en/of laten liggen in/bij/op de Nieuwe Maas en/of de Hollandse
IJssel en/of de oever van de Nieuwe Maas en/of de Hollandse IJssel, in elk
geval handelingen heeft verricht en/of nagelaten,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den)
kunnen vermoeden dat door die handelingen en/of het nalaten daarvan de bodem
en/of de oever van (een) oppervlaktewater licha(a)m(en), te weten de Nieuwe
Maas en/of de Hollandse IJssel, kon(den) worden verontreinigd en/of
aangetast, en niet aan zijn/hun verplichting voldaan alle maatregelen te
nemen die redelijkerwijs van verdachte en/of zijn mededader(s) konden worden
gevergd om die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel indien
die verontreiniging en/of aantasting zich voordoet, de verontreiniging en/of
de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk
ongedaan te maken;
(strafbaarstelling: artikel 6.8 Waterwet junctis artikelen 1a, 2 en 6 Wet op
de economische delicten)
art 6.8 Waterwet
6.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2014 tot en met 24 december
2014 in Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer) en/of Capelle aan den IJssel
en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) met betrekking tot (een) (gevaarlijke en/of explosieve)
afvalstof(fen) heeft verricht en/of heeft nagelaten, terwijl verdachte en/of
zijn mededader(s) wist(en) of had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige
gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, en toen niet heeft
voldaan aan zijn/hun verplichting alle maatregelen te nemen en/of na te laten
die redelijkerwijs van hem/hen konden worden gevergd, teneinde die gevolgen
zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken, immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s):
a. een of meer vat(en) en/of zak(ken) met een hoeveelheid (gevaarlijke en/of
explosieve) afvalstof(fen) afgegeven, en/of
b. een aanhangwagen met een of meer vat(en) en/of zak(ken) met een
hoeveelheid (gevaarlijke en/of explosieve) afvalstof(fen) gedumpt en/of
gedeponeerd en/of laten staan op/nabij [straatnaam] te Rotterdam, en/of
c. een of meer vat(en) en/of zak(ken) met een hoeveelheid (gevaarlijke en/of
explosieve) afvalstof(fen) in het/de oppervlaktewater(en) de Hollandse IJssel
en/of de Nieuwe Maas gedumpt en/of gedeponeerd en/of laten liggen;
(strafbaarstelling: art. 10.1 lid 1 Wet milieubeheer junctis artikelen 1a, 2
en 6 Wet op de economische delicten)
art 10.1 lid 1 Wet milieubeheer
7.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2014 tot en met 20 december
2014 in Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer) en/of Bergschenhoek (gemeente
Lansingerland) en/of Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
((een) vat(en) en/of (een) zak(ken) met) een hoeveelheid ammoniumsulfaat en/of
kaliumchloraat en/of hexamethyleentetramine en/of kaliumdichromaat en/of
strontiumnitraat en/of kaliumnitraat en/of zwavel en/of kaliumperchloraat
en/of aluminium en/of plantaardige hars en/of zetmeel en/of natriumchloride
en/of carbomethylcellulose en/of calciumcarbonaat en/of kwarts en/of
plantaardig materiaal en/of bariumnitraat en/of een legering van magnesium, in
ieder geval bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen heeft
ingezameld, zonder vermelding op een lijst van inzamelaars;
(strafbaarstelling: artikel 10.45 lid 1 junctis artikelen 1a, 2 en 6 Wet op de
economische delicten)
art 10.45 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer