ECLI:NL:RBROT:2017:2870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
10/009665-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wapenbezit en bedreiging met een vuurwapen na twijfel over bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wapenbezit en bedreiging met een vuurwapen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 1 augustus 2015, waarbij de verdachte zou hebben gedreigd met een vuurwapen en dit wapen ook in zijn bezit zou hebben gehad. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Tijdens de zitting op 22 maart 2017 zijn er verschillende getuigen gehoord die verklaarden de verdachte te hebben gezien met een wapen. Echter, de rechtbank constateerde dat de herkenning van de verdachte door de getuigen niet volgens de juiste procedures was verlopen, wat de bewijskracht van hun verklaringen aantastte. Bovendien was er geen DNA-bewijs op het wapen aangetroffen en had de verdachte een alibi dat niet werd weerlegd.

De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden voldoende ruimte lieten voor redelijke twijfel over de schuld van de verdachte. De lengte van de verdachte kwam niet overeen met de beschrijving van de dader door de getuigen, en de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte geloofwaardig waren. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de dader was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/009665-16
Datum uitspraak: 5 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. C.P. Timmers, advocaat te Middelharnis.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2017.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest.

Waardering van het bewijs

Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 1 augustus 2015 is [naam slachtoffer] op de [adres delict] te Rotterdam bedreigd met een vuurwapen. Het vuurwapen is gevonden in de bosschage nabij de plaats van het incident. De verdachte was aanwezig bij het incident.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Drie getuigen hebben verklaard dat zij een jongen met een blauw t-shirt zagen die een wapen in zijn handen had en dat hij dit in de bosjes weggooide. Verbalisanten hebben een foto van de verdachte getoond aan de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] . Deze twee getuigen hebben op basis van die foto de verdachte herkend als de jongen met het blauwe t-shirt. De getuige [naam getuige 1] heeft daarbij verklaard dat zij de verdachte uit de buurt kent en heeft een omschrijving gegeven van de oom van verdachte die ook aanwezig zou zijn geweest bij het incident.
Met betrekking tot feit 2 is aangevoerd dat een getuige heeft verklaard dat haar broer werd bedreigd met het wapen en dat daarbij de woorden werden geuit zoals deze in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat er op het wapen geen DNA is aangetroffen. De getuigen hebben verklaard dat de dader wegrende en het wapen weggooide, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij in de groep stond bij aankomst van de politie. Daarnaast voldoet de verdachte niet aan het signalement dat de getuigen van hem hebben gegeven. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat zijn oom niet aanwezig was bij het incident.
Beoordeling
De vraag die beantwoord dient te worden is of de verdachte de man was die de bedreiging heeft geuit en het wapen voorhanden had.
Drie getuigen hebben verklaard dat degene die de bedreiging uitte en in het bezit was van een wapen, een blauw t-shirt aan had. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op de bewuste dag een blauw t-shirt droeg. De getuige [naam getuige 1] heeft de woning van de oma en van de oom van de man met het blauwe t-shirt aangewezen. Via de oma en de oom is de politie bij de verdachte uitgekomen. Vervolgens is aan de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] een foto van de verdachte getoond. Tijdens het tonen van deze foto hebben de getuigen de verdachte herkend als de man met het blauwe t-shirt. Een en ander in onderlinge samenhang bezien is voldoende wettig bewijs dat de verdachte de dader van beide feiten is.
Vastgesteld moet echter ook worden dat uit het onderzoek op de zitting feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen die de overtuigende kracht van dit bewijs raken:
a. De lengte van de verdachte komt niet overeen met de lengte van de dader zoals dit is waargenomen door de getuigen. De getuigen hebben de dader omschreven als een man van ongeveer 1 meter 65. De verdachte heeft verklaard dat hij 1 meter 87 is.
Deze verklaring is betrouwbaar omdat de rechtbank op de zitting de lengte van de verdachte ook heeft kunnen waarnemen en een gelijke schatting van de lengte heeft gemaakt.
b. De confrontatie van de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] met de foto van de verdachte is niet volgens de regelen der kunst verlopen. Door de verbalisanten is slechts één foto getoond aan de getuigen. Bij de getuige [naam getuige 2] met de vraag:
‘Ik wil u graag een foto tonen. Van wie wij denken dat de jongen is met het vuurwapen’. De getuigen hebben geantwoord:
‘Ja dat is hem’respectievelijk
‘ja’. De bewijskracht van deze herkenningen loopt hierdoor schade op.
c. Door het slachtoffer van de bedreiging met het vuurwapen is geen aangifte gedaan terwijl de reden hiervoor onduidelijk blijft.
d. De verdachte heeft op de zitting stellig en onderbouwd verklaard dat hij niet degene was met het wapen. Een verklaring die zeker niet als ongeloofwaardig is aan te merken.
Deze feiten en omstandigheden leiden ertoe dat het wettige bewijs ruimte laat voor redelijke twijfel. Het wettig bewijs overtuigt daarom niet.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.W. van Lottum en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. B.A.M. Elst en E.L. Vedder, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2017.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2015 te Rotterdam
een of meer wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet
in de vorm van een pistool van het merk BBM, type 315 Auto, kaliber
6,35mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2015 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend
- de hamer van een vuurwapen, althans van een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, naar achter gehaald en/of
- ( daarna) dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend
voorwerp op die [naam slachtoffer] gericht en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[naam slachtoffer] getoond en/of voorgehouden en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer] de woorden toegevoegd :"ik maak jullie af",
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )