ECLI:NL:RBROT:2017:2866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
ROT 16/4633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht lagere subsidieverlening voor bewonersinitiatief door gebiedscommissie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vereniging die een speeltuin en buurtactiviteiten organiseert, en de gebiedscommissie Prins Alexander. Eiseres had een subsidie aangevraagd voor het bewonersinitiatief 'Zomerspeelweek 2016', maar de gebiedscommissie verleende een lagere subsidie dan aangevraagd, met als reden dat het initiatief niet openbaar en toegankelijk zou zijn voor alle bewoners. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebiedscommissie de subsidieverlening ten onrechte heeft gebaseerd op de weigeringsgronden van de Nadere regels bewonersinitiatieven Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de interpretatie van het begrip 'openbaar' door de gebiedscommissie niet overeenkomt met de gangbare betekenis van het woord. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgronden niet correct waren toegepast en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.

Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de gebiedscommissie binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is bepaald dat de gebiedscommissie het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 16/4633

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 april 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en

de gebiedscommissie Prins Alexander, verweerster,

gemachtigde: mr. M.C. Rolle.

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerster aan eiseres voor het bewonersinitiatief Zomerspeelweek 2016 een subsidie verstrekt tot een bedrag van
€ 3.900,-.
Bij besluit van 22 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het onderzoek in de zaak ROT 16/3792, plaatsgevonden op 15 februari 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A.R. Dommershuijzen, haar voorzitter, en C.L. van den Berg-Jansen, haar penningmeester. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde

Overwegingen

1. Eiseres is een vereniging die een speeltuin en een buurt- en speeltuingebouw in stand houdt aan de [adres] in de wijk [wijk] . Als lokaal welzijnswerk organiseert eiseres onder andere activiteiten voor jongeren in de buurt.
2. Op een op 4 februari 2016 door verweerster ontvangen Aanvraagformulier bijdrage bewonersinitiatief heeft eiseres verzocht om een bijdrage aan het bewonersinitiatief Zomerspeelweek van maandag 8 augustus 2016 tot en met vrijdag
12 augustus 2016 van € 4.400,- (€ 4.900,- minus € 500,- aan eigen bijdrage aan begrote entreegelden van niet-leden). Het entreegeld voor de speeltuin voor niet-leden bedraagt volgens de begroting € 1,25 per persoon per dag.
3. Op 18 februari 2016 is (onder andere) deze aanvraag besproken tijdens de vergadering van verweerster en is besloten de beslissing op de aanvraag aan te houden. Bij e-mail van 19 februari 2016 heeft de Stichting Opzoomer Mee namens verweerster eiseres (onder andere) verzocht om uiterlijk 9 maart 2016 een gespecificeerde begroting over dit bewonersinitiatief bij haar in te dienen.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerster de aanvraag gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 3.900,-. De reden dat de te verstrekken subsidie lager is dan eiseres had aangevraagd is dat deelname aan activiteiten met een bijdrage bewonersinitiatief voor alle bewoners onder dezelfde voorwaarden plaats moet vinden. Van alle deelnemers wordt daarom een financiële bijdrage verwacht, ongeacht het lidmaatschap van de vereniging.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerster het primaire besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft zij - in afwijking van het advies van het hoofd juridische diensten - ten grondslag gelegd dat het bewonersinitiatief niet voldoet aan de voorwaarde dat het openbaar en toegankelijk is voor de bewoners als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Nadere regels bewonersinitiatieven Rotterdam van 30 juni 2015 (de Nadere regels) omdat het begrip openbaar volgens haar betekent dat de activiteit voor iedereen en onder dezelfde voorwaarden toegankelijk moet zijn. Daaraan wordt niet voldaan als niet-leden van de speeltuin een entreeprijs moeten betalen en leden niet. Verder voldoet het bewonersinitiatief volgens haar om diezelfde reden niet aan de voorwaarde dat het initiatief van eiseres als vereniging openstaat voor niet-leden als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder d, van de Nadere regels. Volgens verweerster zijn deze weigeringsgronden beide van toepassing.
6.1.
De bevoegdheden ingevolgde de SVR 2014 zijn wat betreft het beslissen over subsidies voor bewonersinitiatieven op grond van de Verordening op de gebiedscommissies 2014 aan de gebiedscommissie overgedragen.
6.2.
Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Nadere regels, die met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 gelden - en die ook volgens partijen van toepassing zijn op deze beoordeling -, wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien de activiteit of het initiatief niet openbaar en toegankelijk is voor de bewoners.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onder d, van dit artikel kan een subsidieaanvraag naast de op de in de Subsidieverordening Rotterdam 2014 genoemde gronden worden afgewezen als de aanvrager een vereniging is en het initiatief niet openstaat voor niet-leden.
7.1.
In geschil is de vraag of verweerster de gedeeltelijke toewijzing van de aanvraag van eiseres, in die zin dat hierop een bedrag van € 500,- in mindering is gebracht, terecht heeft gehandhaafd op de weigeringsgronden van de Nadere regels, inhoudende dat het bewonersinitiatief niet openbaar en toegankelijk is voor de bewoners en niet openstaat voor niet-leden.
7.2.
In het verweerschrift heeft verweerster toegelicht en ter zitting heeft verweerster bevestigd dat het begrip openbaar in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Nadere regels volgens haar betekent dat alle bewoners onder dezelfde (‘gelijke’) voorwaarden aan het bewonersinitiatief moeten kunnen deelnemen en dat het niet bij het karakter van een bewonersinitiatief past om onderscheid te maken tussen bewoners. De rechtbank stelt vast dat deze interpretatie van het woord ‘openbaar’ niet overeenkomt met de betekenis hiervan in het Van Dale woordenboek, zoals eiseres ook heeft betoogd. Uit het Van Dale woordenboek volgt dat in deze context de betekenis van het woord ‘openbaar’ is: voor ieder toegankelijk. Daar staat niet voor ieder toegankelijk onder dezelfde (‘gelijke’) voorwaarden. De rechtbank is van oordeel dat de interpretatie van het woord ‘openbaar’, als gebruikt in de Nadere regels, in het bestreden besluit niet overeenkomt met wat hieronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan. Eiseres heeft terecht betoogd dat verweerster door deze interpretatie een beperking heeft aangebracht die niet uit artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, in verbinding met het tweede lid, aanhef en onder d, van de Nadere regels volgt. Verweerster heeft haar interpretatie van het woord ‘openbaar’ in die zin dat alle bewoners onder gelijke voorwaarden aan het bewonersinitiatief moeten kunnen deelnemen niet als voorwaarde aan de subsidieverlening verbonden maar deze uitdrukkelijk gekoppeld aan hetgeen in evenvermelde bepalingen is opgenomen en daarop de lagere subsidieverlening gebaseerd. Dat is naar het oordeel van de rechtbank dus onjuist.
7.3.
Het bovenstaande betekent dat verweerster bij het bestreden besluit ten onrechte de weigeringsgronden van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, in verbinding met het tweede lid, aanhef en onder d, van de Nadere regels aan de lagere subsidieverlening ten grondslag heeft gelegd. Hierdoor ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke grondslag en is het onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit moet daarom wegens strijd met de artikelen 7:12, eerste lid, en 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden vernietigd. Gelet hierop behoeft hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd geen bespreking meer.
7.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat er volgens haar niet slechts één uitkomst mogelijk is gelet op de beleidsruimte die verweerster bij een subsidieverlening als de onderhavige heeft. Verweerster zal daarom een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.5.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerster aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.6.
Van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerster binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerster aan eiseres het betaalde griffierecht van € 334,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. H.C. de Wit-Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.