In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had een BMW 740d aangeschaft voor een bedrag van 26.000 euro, contant betaald. De officier van justitie stelde dat de herkomst van het geld crimineel was, gezien de financiële situatie van de verdachte en haar partner, die op dat moment aanzienlijke schulden hadden. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een taakstraf van 100 uren.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte een verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld. Zij verklaarde dat zij 19.000 euro van haar zus in Turkije had geleend en 7.000 euro had gespaard door het inwisselen van gouden sieraden. De rechtbank vond deze verklaring niet hoogst onwaarschijnlijk en oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet voldoende had aangetoond dat de BMW was aangeschaft met crimineel geld.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens werd besloten dat de in beslag genomen BMW aan de verdachte moest worden teruggegeven. De rechtbank heeft geen beslissing genomen over een verzoek van de verdediging om de zus van de verdachte als getuige te horen, aangezien de verdachte vrijgesproken werd en daar geen belang meer bij had.