6.2.Op grond van artikel 4:61, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de aanvraag van de subsidie in ieder geval vergezeld van een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.
Op grond van artikel 4:63, tweede lid, van de Awb worden de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.
7. Eiseres betoogt dat verweerster niet bevoegd was om financiële verantwoording te vragen van hetzelfde in 2015 wel gehonoreerde bewonersinitiatief. Volgens haar is verweerster slechts bevoegd om steekproefsgewijs controles uit te voeren. Daarvan was in dit geval geen sprake.
Eiseres stelt verder - onder verwijzing naar de door haar overgelegde geluidsopname van de vergadering van verweerster van 18 februari 2016 - dat zij er tijdens de vergadering op heeft gewezen dat zij niet kon voldoen aan het verzoek om een gespecificeerde begroting van toekomstige knutselmiddagen te overleggen maar dat zij wel een specificatie van de vorige reeks van knutselmiddagen kon overleggen. Eiseres is van mening dat zij aan het verzoek in de e-mail van 19 februari 2016 heeft voldaan met de openbare brief die zij op 24 februari 2016 naar de gemeenteraad heeft gestuurd. In deze brief heeft zij uiteengezet dat de onderbouwing volgens haar is het aantal knutselmiddagen vermenigvuldigd met de kosten van een gemiddelde knutselmiddag. Eiseres stelt dat zij een onvolledige specificatie bij haar brief van 24 februari 2016 heeft gevoegd omdat de knutselreeks die eind maart 2016 eindigde en waarvoor aan haar in 2015 subsidie is verleend nog niet was afgerond.
Tot slot betoogt eiseres dat het bestreden besluit in strijd is met het in artikel 1 van de Grondwet neergelegde gelijkheidsbeginsel en dat sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel omdat haar aanvraag in 2015 voor hetzelfde bewonersinitiatief op basis van exact dezelfde begroting wel zonder verzoek om een nadere specificatie is toegewezen.
8. De rechtbank constateert dat verweerster aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat eiseres geen inzage heeft gegeven in de onderbouwing van de begroting voor de knutselmiddagen in de periode september 2016 tot en met maart 2017.
Zij heeft niet, zoals in de vergadering van 18 februari 2016 was besproken en haar in de e‑mail van 19 februari 2016 was verzocht, een gespecifieerde begroting van het door haar aangevraagde bewonersinitiatief ingediend. Dat eiseres geen inzage heeft gegeven in de financiële verantwoording van hetzelfde bewonersinitiatief in 2015 is geen reden voor de afwijzing geweest. Verweerster heeft eiseres in het kader van de behandeling van de aanvraag als optie gegeven om de financiële verantwoording over de knutselmiddagen in 2015 in te brengen teneinde verweerster meer inzicht te geven in de in de begroting opgenomen bedragen. Door verweerster is echter nadrukkelijk gesteld dat inzage in de financiële verantwoording op vrijwillige basis zou kunnen geschieden.
Van eiseres werd verlangd dat zij zou onderbouwen waaraan het in de aanvraag vermelde bedrag van € 3,- per deelnemend kind zou worden besteed. Daarop is geen reactie gekomen van eiseres. Niet is gebleken dat eiseres niet aan dit verzoek had kunnen voldoen. Dat de besteding van dat bedrag afhangt van het aantal kinderen dat deelneemt aan een knutselmiddag, zoals namens eiseres ter zitting is betoogd, maakt niet dat eiseres de in haar aanvraag genoemde bedragen niet verdergaand heeft kunnen specificeren dan in de aanvraag was gedaan.
Niet is gebleken dat eiseres richting [stichting] Mee, die haar namens verweerster in de e-mail van 19 februari 2016 om een specificatie van de begroting in de aanvraag had verzocht, heeft gereageerd. Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat de brief van
24 februari 2016 door eiseres zowel naar [stichting] als naar de gemeenteraad is verzonden. Voor deze stelling zijn in de gedingstukken geen aanknopingspunten te vinden. Namens verweerster is ter zitting aangegeven dat zij voor het nemen van het bestreden besluit wel kennis heeft genomen van de brief van 24 februari 2016, maar dat dit het standpunt niet verandert, aangezien de brief van 24 februari 2016 evenmin een nadere specificatie van de begroting bevat. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
Dat in 2015 namens verweerster niet is verzocht om een specificatie van de begroting, terwijl dat in 2016 wel is gebeurd, maakt niet dat het gelijkheidsbeginsel en/of het rechtszekerheidsbeginsel zijn geschonden. Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat het toewijzen van een aanvraag voor hetzelfde initiatief op basis van eenzelfde begroting in het verleden niet betekent dat bij een nieuwe aanvraag geen nadere vragen aan betrokkene gesteld mogen worden. Verweerster was op grond van artikel 5, tweede lid, van de SVR 2014 bevoegd eiseres te verzoeken een specificatie van de begroting te overleggen en mocht, bij gebreke van een afdoende antwoord, de aanvraag afwijzen.
9. Het voorgaande betekent dat verweerster de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen. Het beroep van eiseres is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.