ECLI:NL:RBROT:2017:2714

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
ROT 16/3792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag bewonersinitiatief Knutselmiddagen wegens gebrek aan gespecificeerde begroting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2017 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de gebiedscommissie Prins Alexander. Eiseres, een vereniging die activiteiten voor jongeren organiseert, had op 1 februari 2016 een aanvraag ingediend voor een bijdrage aan het bewonersinitiatief 'Knutselmiddagen'. De aanvraag werd afgewezen omdat er geen gespecificeerde begroting was ingediend, wat volgens de Subsidieverordening Rotterdam 2014 noodzakelijk was. Eiseres had verzocht om een subsidie van € 3.000,- voor de periode van september 2016 tot en met maart 2017, maar de begroting die zij indiende was onvoldoende onderbouwd.

De rechtbank constateerde dat de gebiedscommissie bevoegd was om om een specificatie van de begroting te vragen en dat de afwijzing van de aanvraag op deze grond gerechtvaardigd was. Eiseres had niet voldaan aan het verzoek om een gespecificeerde begroting, ondanks dat zij in het verleden voor een vergelijkbaar initiatief geen specificatie had hoeven indienen. De rechtbank oordeelde dat het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel niet waren geschonden, omdat de commissie in dit geval wel om een specificatie had kunnen vragen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 16/3792

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 april 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en

de gebiedcommissie Prins Alexander, verweerster,

gemachtigde: mr. J.A. Karreman

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerster de aanvraag van eiseres om een bijdrage aan het bewonersinitiatief Knutselmiddagen afgewezen.
Bij besluit van 6 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het onderzoek in de zaak ROT 16/4633, plaatsgevonden op 15 februari 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A.R. Dommershuijzen, voorzitter, en C.L. van den Berg-Jansen, penningmeester. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is een vereniging die een speeltuin en een buurt- en speeltuingebouw in stand houdt aan de [adres] in de wijk [wijk] . Als lokaal welzijnswerk organiseert eiseres onder andere activiteiten voor jongeren in de buurt.
2. Op een op 1 februari 2016 door verweerster ontvangen Aanvraagformulier bijdrage bewonersinitiatief heeft eiseres verzocht om een bijdrage aan het bewonersinitiatief Knutselmiddagen in de periode van september 2016 tot en met maart 2017 ter hoogte van
€ 3.000,- (€ 3.360,- minus € 360,- aan eigen bijdrage). Uit het aanvraagformulier blijkt dat de knutselmiddagen twee keer per kalendermaand worden georganiseerd op de woensdagmiddag als de kinderen van het primair onderwijs vrij zijn. De begroting betreft uitsluitend de materiaalkosten. Als begroting is op het aanvraagformulier het volgende vermeld:
“Materiaalkosten € 3.360,-
7 maanden * 2 keer per * 80 kinderen
per kind per knutselmiddag Eur 3
(7 * 2 * 80 * Eur 3) (…)”.
3. Op 18 februari 2016 is (onder andere) deze aanvraag besproken tijdens de vergadering van verweerster en is besloten de beslissing over deze aanvraag aan te houden. Bij e-mail van 19 februari 2016 heeft [stichting] namens verweerster eiseres verzocht om uiterlijk 9 maart 2016 een gespecificeerde begroting over dit bewonersinitiatief bij haar in te dienen. Verder is eiseres gevraagd uiterlijk 9 maart 2016
vrijwillige basis een financiële verantwoording af te leggen over hetzelfde bewonersinitiatief dat door haar in 2015 is uitgevoerd en waarvoor aan haar een vergelijkbare bijdrage is verleend.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerster de aanvraag van eiseres afgewezen op de grond dat er geen inzage is in de onderbouwing van de begroting.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerster het primaire besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerster ten grondslag gelegd dat eiseres geen gespecificeerde begroting heeft ingediend, terwijl dit volgens haar voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk was. Volgens verweerster levert de omstandigheid dat in 2015 een vergelijkbare begroting voor hetzelfde bewonersinitiatief wel is geaccepteerd geen strijd op met het rechtszekerheids- en het gelijkheidsbeginsel.
6.1.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014) besluit het college over het verstrekken van subsidies.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de SVR 2014 wordt een aanvraag om subsidie ingediend bij het college met behulp van een door of namens verweerder vastgesteld aanvraagformulier.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is het college bevoegd ook andere dan de in het aanvraagformulier genoemde gegevens op te vragen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.
Op grond van artikel 12, tweede lid, van de SVR 2014, verschaft de subsidieontvanger alle informatie en verleent hij alle medewerking aan onderzoeken die door of namens verweerder worden uitgevoerd. De subsidieontvanger overlegt daarbij onverwijld de gevraagde bewijsstukken.
De bevoegdheden ingevolgde de SVR 2014 zijn wat betreft het beslissen over subsidies voor bewonersinitiatieven op grond van de Verordening op de gebiedscommissies 2014 aan de gebiedscommissie overgedragen.
6.2.
Op grond van artikel 4:61, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de aanvraag van de subsidie in ieder geval vergezeld van een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.
Op grond van artikel 4:63, tweede lid, van de Awb worden de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.
7. Eiseres betoogt dat verweerster niet bevoegd was om financiële verantwoording te vragen van hetzelfde in 2015 wel gehonoreerde bewonersinitiatief. Volgens haar is verweerster slechts bevoegd om steekproefsgewijs controles uit te voeren. Daarvan was in dit geval geen sprake.
Eiseres stelt verder - onder verwijzing naar de door haar overgelegde geluidsopname van de vergadering van verweerster van 18 februari 2016 - dat zij er tijdens de vergadering op heeft gewezen dat zij niet kon voldoen aan het verzoek om een gespecificeerde begroting van toekomstige knutselmiddagen te overleggen maar dat zij wel een specificatie van de vorige reeks van knutselmiddagen kon overleggen. Eiseres is van mening dat zij aan het verzoek in de e-mail van 19 februari 2016 heeft voldaan met de openbare brief die zij op 24 februari 2016 naar de gemeenteraad heeft gestuurd. In deze brief heeft zij uiteengezet dat de onderbouwing volgens haar is het aantal knutselmiddagen vermenigvuldigd met de kosten van een gemiddelde knutselmiddag. Eiseres stelt dat zij een onvolledige specificatie bij haar brief van 24 februari 2016 heeft gevoegd omdat de knutselreeks die eind maart 2016 eindigde en waarvoor aan haar in 2015 subsidie is verleend nog niet was afgerond.
Tot slot betoogt eiseres dat het bestreden besluit in strijd is met het in artikel 1 van de Grondwet neergelegde gelijkheidsbeginsel en dat sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel omdat haar aanvraag in 2015 voor hetzelfde bewonersinitiatief op basis van exact dezelfde begroting wel zonder verzoek om een nadere specificatie is toegewezen.
8. De rechtbank constateert dat verweerster aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat eiseres geen inzage heeft gegeven in de onderbouwing van de begroting voor de knutselmiddagen in de periode september 2016 tot en met maart 2017.
Zij heeft niet, zoals in de vergadering van 18 februari 2016 was besproken en haar in de e‑mail van 19 februari 2016 was verzocht, een gespecifieerde begroting van het door haar aangevraagde bewonersinitiatief ingediend. Dat eiseres geen inzage heeft gegeven in de financiële verantwoording van hetzelfde bewonersinitiatief in 2015 is geen reden voor de afwijzing geweest. Verweerster heeft eiseres in het kader van de behandeling van de aanvraag als optie gegeven om de financiële verantwoording over de knutselmiddagen in 2015 in te brengen teneinde verweerster meer inzicht te geven in de in de begroting opgenomen bedragen. Door verweerster is echter nadrukkelijk gesteld dat inzage in de financiële verantwoording op vrijwillige basis zou kunnen geschieden.
Van eiseres werd verlangd dat zij zou onderbouwen waaraan het in de aanvraag vermelde bedrag van € 3,- per deelnemend kind zou worden besteed. Daarop is geen reactie gekomen van eiseres. Niet is gebleken dat eiseres niet aan dit verzoek had kunnen voldoen. Dat de besteding van dat bedrag afhangt van het aantal kinderen dat deelneemt aan een knutselmiddag, zoals namens eiseres ter zitting is betoogd, maakt niet dat eiseres de in haar aanvraag genoemde bedragen niet verdergaand heeft kunnen specificeren dan in de aanvraag was gedaan.
Niet is gebleken dat eiseres richting [stichting] Mee, die haar namens verweerster in de e-mail van 19 februari 2016 om een specificatie van de begroting in de aanvraag had verzocht, heeft gereageerd. Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat de brief van
24 februari 2016 door eiseres zowel naar [stichting] als naar de gemeenteraad is verzonden. Voor deze stelling zijn in de gedingstukken geen aanknopingspunten te vinden. Namens verweerster is ter zitting aangegeven dat zij voor het nemen van het bestreden besluit wel kennis heeft genomen van de brief van 24 februari 2016, maar dat dit het standpunt niet verandert, aangezien de brief van 24 februari 2016 evenmin een nadere specificatie van de begroting bevat. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
Dat in 2015 namens verweerster niet is verzocht om een specificatie van de begroting, terwijl dat in 2016 wel is gebeurd, maakt niet dat het gelijkheidsbeginsel en/of het rechtszekerheidsbeginsel zijn geschonden. Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat het toewijzen van een aanvraag voor hetzelfde initiatief op basis van eenzelfde begroting in het verleden niet betekent dat bij een nieuwe aanvraag geen nadere vragen aan betrokkene gesteld mogen worden. Verweerster was op grond van artikel 5, tweede lid, van de SVR 2014 bevoegd eiseres te verzoeken een specificatie van de begroting te overleggen en mocht, bij gebreke van een afdoende antwoord, de aanvraag afwijzen.
9. Het voorgaande betekent dat verweerster de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen. Het beroep van eiseres is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. H.C. de Wit-Mulder, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.