In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 april 2017 uitspraak gedaan over twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van bijzondere voorwaarden die aan de veroordeelde waren opgelegd. De vorderingen zijn ingediend door de officier van justitie en hebben betrekking op de niet-naleving van deze voorwaarden door de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om de vordering met parketnummer 10/741053-15 te behandelen, omdat deze vordering betrekking heeft op bijzondere voorwaarden die door de politierechter zijn opgelegd. De rechtbank is echter wel bevoegd om de vordering met parketnummer 10/741093-15 te behandelen, aangezien deze vordering betrekking heeft op voorwaarden die door de meervoudige kamer voor strafzaken zijn opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel. De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging te beperken tot een periode van drie maanden, rekening houdend met de omstandigheden van de veroordeelde en het feit dat hij al een aanzienlijke tijd in een gesloten kliniek heeft doorgebracht. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.