ECLI:NL:RBROT:2017:2608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
10/811201-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door stompen en slaan van ex-echtgenote met gebroken jukbeen als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ex-echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 november 2015 in Vlaardingen zijn ex-echtgenote heeft mishandeld door haar meermalen met kracht in het gezicht te stompen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat het slachtoffer haar verwondingen had opgelopen door een deur. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, gezien de verwondingen van het slachtoffer en de verklaringen van getuigen. De rechtbank achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

De rechtbank hechtte geen waarde aan de intrekking van de aangifte door het slachtoffer, omdat deze intrekking niet vrijwillig leek te zijn en er voldoende bewijs was voor de oorspronkelijke aangifte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en legde een gevangenisstraf op van 115 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de impact van huiselijk geweld op slachtoffers en hun omgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/811201-15
Datum uitspraak: 6 april 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P. Hoogenraad, advocaat te Maassluis.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Verhoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 135 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij [naam instelling] en een contactverbod met [naam slachtoffer] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Beoordeling feit 1
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij geprobeerd heeft om aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar tegen het gezicht althans het hoofd te stompen en/of te slaan. Subsidiair is dit feitencomplex ten laste gelegd als een eenvoudige mishandeling.
De verdachte ontkent het feit en heeft verklaard dat het slachtoffer het letsel heeft opgelopen doordat zij de deur, die de verdachte wilde dichtdoen om het slachtoffer te belemmeren om binnen te komen, tegen haar gezicht heeft gekregen.
De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig, gelet op de verklaring van het slachtoffer en het bij het slachtoffer geconstateerde letsel, en gelet op de verklaringen van getuige [naam getuige] en de bovenbuurvrouw.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat het slachtoffer, nadat de politie haar in de badkamer van de woning van de verdachte had aangetroffen, heeft verklaard dat de verdachte haar met de hand had geslagen. De politie constateerde dat de neus van het slachtoffer opgezwollen was en hevig bloedde, dat haar jukbeenderen opgezwollen en blauw waren en dat op haar armen blauwe plekken en wonden zaten. Later bleek in het ziekenhuis dat zij een gebroken jukbeen had. Verder heeft de bovenbuurvrouw van de verdachte verklaard dat zij die avond geruzie, harde stemmen en gegil van een vrouw hoorde. Nadat de herrie even was opgehouden, hoorde zij weer gebonk. Daarnaast heeft de getuige [naam getuige] verklaard dat hij op 22 november 2015 omstreeks 01:00 uur heeft gezien dat een meisje (het slachtoffer) gillend en huilend, op blote voeten en zonder jas uit een poortje rende, terwijl zij helemaal onder het bloed zat. Het meisje riep volgens de getuige “Ga weg, ga weg! Hij komt eraan, hij komt eraan!”.
Gelet op deze bewijsmiddelen is niet aannemelijk dat het slachtoffer het letsel heeft opgelopen doordat zij een deur tegen zich aan heeft gekregen op het moment waarop zij de woning in wilde gaan. De bewijsmiddelen wijzen er juist op dat de verdachte het slachtoffer in de woning heeft mishandeld.
Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, levert het bewezenverklaarde naar het oordeel van de rechtbank geen poging tot zware mishandeling op. Het stompen tegen het gezicht van het slachtoffer is op zichzelf naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet zonder meer gericht geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook verder zijn in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2.
Beoordeling feit 2
De raadsman stelt dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat het slachtoffer haar aangifte op een later moment weer heeft ingetrokken en heeft verklaard dat zij de mishandeling had verzonnen om een verblijfsvergunning te krijgen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de mededeling van de aangeefster dat zij de aangifte wilde intrekken en dat zij de mishandeling had verzonnen. Daarbij is van belang dat bij de aangifte foto’s van de aangeefster gevoegd zijn, waarop te zien is dat zij diverse verwondingen had aan haar gezicht en hoofd. Bovendien is in een proces-verbaal van bevindingen vermeld dat buurtbewoners in die periode regelmatig ruzie hoorden uit de woning van de verdachte en het slachtoffer. Daarbij hoorden zij het slachtoffer vaak gillen van angst en hoorden zij de kinderen na de ruzies roepen om hun moeder. Ten slotte vindt de rechtbank van belang dat in het proces-verbaal van bevindingen met
nr. [proces-verbaalnummer] (blz 28 van het zaaksdossier) door verbalisant [naam verbalisant] wordt vermeld:
“Op 4 augustus 2015 kwam [naam slachtoffer] aan het politiebureau te Vlaardingen, samen met [naam verdachte] en een neef van [naam verdachte] , om de eerder gedane aangifte in te trekken. De neef van [naam verdachte] vertelde ter plaatse dat [naam slachtoffer] de aangifte wilde intrekken omdat ze alles wat er in de aangifte stond vermeld gelogen had om op deze manier aan een verblijfsvergunning te kunnen komen. [naam slachtoffer] beaamde dit maar was volgens de verbalisanten verder niet erg spraakzaam. Als zij iets wilde zeggen werd zij door deze neef de mond gesnoerd.”
De hier beschreven gang van zaken maakt het erg twijfelachtig of de intrekking van de aangifte wel vrijwillig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht gelet op de aangifte en de overige bewijsmiddelen ook de onder 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
hij op 22 november 2015 te Vlaardingen [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door meermalen met kracht in het gezicht van die [naam slachtoffer] te stompen ;
2.
hij op 19 augustus 2014 te Vlaardingen
opzettelijk [naam slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk
- de haren van die [naam slachtoffer] vastgepakt en vervolgens met kracht aan haar haren naar de grond getrokken en- vervolgens meermalen met kracht het hoofd van die [naam slachtoffer] tegen de grond geslagen , waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair.
mishandeling;
2.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft meerdere malen het slachtoffer, zijn ex-echtgenote, mishandeld door haar bij haar haren vast te pakken en haar meermalen met haar hoofd tegen de grond te slaan en haar meermalen in haar gezicht te stompen. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen, waaronder een gebroken jukbeen.
De verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van het slachtoffer op ernstige wijze aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daar nog lange tijd de gevolgen, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid, van kunnen ondervinden. Huiselijk geweld is bovendien, zeker wanneer dit in het bijzijn van kinderen gebeurt, schadelijk voor de ontwikkeling van deze kinderen. Dergelijk geweld veroorzaakt maatschappelijke verontwaardiging, ook omdat dit strijdig is met de bescherming die een gezin behoort te bieden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Wel heeft hij eerder een transactie voldaan wegens een mishandeling.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 februari 2016. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte ontkent problemen te hebben op sociaal-maatschappelijk gebied, hij zou alleen niet kunnen werken als gevolg van lichamelijke problemen. Hij ontkent middelengebruik en ontkent dat hij ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van alcohol verkeerde. Er zijn aanwijzingen dat er problemen hebben gespeeld in de partnerrelatie. Verder zijn de kinderen van de verdachte en zijn ex-partner uit huis geplaatst omdat er ernstige zorgen waren met betrekking tot de opvoeding. De kinderen zouden uitlatingen hebben gedaan die erop leken te duiden dat ze getuige zijn geweest van huiselijk geweld.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 115 (honderdvijftien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 70 (zeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , tenzij dit geschiedt in het bijzijn van een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
- de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van [naam instelling] , of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaars verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 november 2015 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan zijn vrouw [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen
(met kracht) in/tegen, althans op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
híj op of omstreeks 22 november 2015 te Vlaardingen
zijn echtgenoot, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door één of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2014 te Vlaardingen
opzettelijk zijn echtgenoot [naam slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk,
-de haren van die [naam slachtoffer] (vast)gepakt en/of (vast)gegrepen en/of
(vervolgens) (met kracht) aan de haar haren van die [naam slachtoffer] naar de grond getrokken en/of
-(vervolgens) één of meermalen (met kracht) het hoofd van die [naam slachtoffer]
op/tegen de grond geslagen en/of geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.