ECLI:NL:RBROT:2017:2564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
C/10/503564 / HA ZA 16-573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst wegens dwaling in de ongediertebestrijdingssector

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Rentokil Initial B.V. en OCI Terminal Europoort B.V. over de vernietiging van een overeenkomst. Rentokil, een professionele dienstverlener in ongediertebestrijding, had een overeenkomst gesloten met OTE voor het leveren van ongediertebestrijdingsdiensten. OTE stelde dat zij was misleid door Rentokil en dat zij de overeenkomst op basis van dwaling wilde vernietigen. De rechtbank oordeelde dat Rentokil niet voldoende informatie had verstrekt over de werkelijke situatie van de rattenoverlast, wat leidde tot een onjuiste voorstelling van zaken voor OTE. De rechtbank concludeerde dat OTE gerechtigd was de overeenkomst te vernietigen, omdat de dwaling te wijten was aan de inlichting van Rentokil. De rechtbank wees de vorderingen van Rentokil af en verklaarde dat OTE recht had op terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/503564 / HA ZA 16-573
Vonnis van 29 maart 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RENTOKIL INITIAL B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.L. Knols te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCI TERMINAL EUROPOORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.L. Markus te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Rentokil en OTE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 juni 2016 met producties 1 tot en met 15,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5,
  • de brief van de rechtbank van 5 oktober 2016 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • de brief van de rechtbank van 14 november 2016,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 januari 2017,
  • de bij rolbericht van 2 februari 2017 door Rentokil gemaakte opmerkingen bij het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rentokil is een onderneming die haar bedrijf maakt van het verlenen van facilitaire diensten. Rentokil Divisie Pest Control verleent in het bijzonder diensten ter voorkoming van overlast door en ter bestrijding van plaagdieren; zij adviseert bedrijven bij het bestrijden van ongedierte, waarbij zij voorafgaand aan het advies (vaak) een inspectie uitvoert bij haar opdrachtgever en een risico-inventarisatie opstelt.
2.2.
OTE is een terminalbedrijf gelegen in de Europoort te Rotterdam dat gespecialiseerd is in de opslag en het vervoer van ammoniak en ammonia. OTE is een bedrijf in de zin van het “Besluit Risico’s Zware Ongevallen” (hierna: BRZO) en om die reden gelden er strikte veiligheidseisen op het terrein.
2.3.
Sinds 2004 bestrijdt Rentokil in opdracht van OTE ongedierte op het terrein van OTE. De afspraken tussen partijen zijn steeds vastgelegd in ‘serviceovereenkomsten’.
2.4.
Op 28 augustus 2013 is, vanwege de toegenomen aanvraat van lokaas door bruine ratten, besloten het aantal ratten voerkisten uit te breiden van 15 naar 20. Aan de toen gesloten overeenkomst (hierna: Overeenkomst 2013) is het navolgende ontleend:
“(..)
Resultaten inspectie
(..)
Knaagdieren
Ongediertedetail:
Bruine rat
Opmerking:Bestrijdingsmiddel is telkens opgegeten, er wordt op deze locatie te weinig bestrijdingsmiddel aangeboden waardoor de populatie bruine ratten herstelt en groter wordt. Uiteindelijk ontwikkelt deze populatie een resistentie voor het bestrijdingsmiddel.
Klant aanbevelingen:
(Bestrijding) Om de hoge populatie van bruine ratten te kunnen blijven bestrijden moet er voldoende bestrijdingsmiddel aanwezig zijn. Dit kan doormiddel van meer voerkisten of de bezoek frequentie aan te passen.
(…)
Materialen
20 stalen rattenkisten
Plaagdieren
Servicedetail: Bezoekfrequentie: Kosten:
Bruine Ratten, Muizen Algemeen. 8 per jaar € 1.764,00 (per kwartaal)
(…)”
2.5.
Eind 2013 en in 2014 zijn op initiatief van Rentokil wederom diverse besprekingen gevoerd over een nieuwe serviceovereenkomst. Deze besprekingen zijn aan de zijde van OTE in aanvang gevoerd door de heer [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ), maintenance manager bij Rentokil, en na het vertrek van [persoon 1] door de heer [persoon 2] (hierna: [persoon 2] ), de in deze periode nieuw aangestelde maintenance manager. Aan de zijde van Rentokil zijn deze gesprekken gevoerd door de heer [persoon 3] (hierna: Van [persoon 3] ).
2.6.
Op 8 oktober 2014 tekenen partijen een vernieuwde overeenkomst (hierna: ‘Overeenkomst 2014’). In deze overeenkomst is, voor zover van belang, het navolgende opgenomen (in cursief is handgeschreven):
“(..)
CONTRACT
____________________________________________________________________________________________________________________
Soorten ongedierte of activiteit (…) aantal behand. Locatie & bijzonderheden
_____________________________________________
per jaar_________________________________________________________________
Bruine ratten (…) 12 Rondom gehele huidige locatie incl tanks
Huismuizen (…) 12 Binnen gehele huidige pand
____________________________________________________________________________________________________________________
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 3 jaar. De kosten van het contract bedragen per kwartaal (…) excl. BTW €
2702,00
____________________________________________________________________________________________________________________
JOB
____________________________________________________________________________________________________________________
Soorten ongedierte of activiteit Materialen Aantal Aantal Locatie & bijzonderheden
_________________________________________________________
stuks_______
behand._________________________________________
Bruine ratten Stalen rattenkist 55 Rondom opslag tanks
Installatie Digitale rapportage 1 1
Installatie Borging kisten 55 1 Rondom opslag tanks
____________________________________________________________________________________________________________________
De kosten voor deze job bedragen x per
kist(…) (…) excl. BTW €
52,90
De eenmalige kosten voor installatie bedragen: (…) (…) €
service
____________________________________________________________________________________________________________________
(…)”
2.7.
Op 3 november 2014 gaan de heren [medewerker Rentokil 1] en [medewerker Rentokil 2] van Rentokil bij OTE langs om de overeengekomen 55 gifkisten te plaatsten. De kisten worden niet geplaatst, maar in plaats daarvan opgeslagen op het terrein van OTE (over de reden waarom verschillen partijen van mening).
2.8.
Bij e-mail van 17 maart 2015 bericht Van [persoon 3] namens Rentokil aan [persoon 2] van OTE het navolgende:
“(..)
Ik heb enkele weken geleden begrepen van mijn collega [medewerker Rentokil 1] dat je een aantal van de geleverde nieuwe voerkisten (waar je opdracht voor hebt gegeven) niet geplaatst wilt hebben op het terrein gedeelte. Je zou hierover nog contact opnemen met mij. Aangezien ik nog niets heb vernomen en OCI Terminal hiervoor heeft betaald neem ik zelf contact op.
Ik heb net overleg gehad met mijn collega hoe we kunnen meedenken met OCI Terminals.
1) Euro Tank Terminal zou ook een stukje met jullie kunnen meedenken hierin en de overige voerkisten kunnen overnemen aangezien wij al 2 keer eerder een melding hebben ontvangen van Euro Tank Terminal m.b.t. bruine ratten. Tot nu toe is het goed afgelopen maar het is wachten op een keer dat het daar mis gaat. Er is immers weinig voor nodig voor een rattenplaag gezien de snelheid van voortplanting.
2) Voor het bedrag wat betaald is voor de nog niet geplaatste voerkisten kunnen wij kijken of wij de konijnen kunnen bestrijden.
Ik zie je reactie graag tegemoet.
(…)”.
2.9.
Bij e-mail van 18 maart 2015 reageert [persoon 2] als volgt:
“(..)
Het is idd zo dat we het nut niet inzien van het plaatsen van de kisten. Verzoek is onze serviceovereenkomst met jullie hierop aan te passen. De kisten mag je terugnemen en we kijken wel hoe we dit verrekenen.
Konijnen hebben we geen hinder van. Wel aanwezig maar niet urgent deze te bestrijden. Wat ETT betreft. Als zij klachten over ratten hebben dan zullen ze hier wel actie op ondernemen. Ik denk niet dat OCI daar wat in kan betekenen.
(…)”
2.10.
Partijen treden vervolgens verder in overleg over aanpassing van de overeenkomst, maar komen niet tot een akkoord.
2.11.
Op 10 augustus 2015 wordt een servicemedewerker van Rentokil weggestuurd van het terrein van OTE.
2.12.
Bij brief van 4 september 2015 vernietigt OTE de Overeenkomst 2014 met onmiddellijke ingang met een beroep op dwaling. Zij stelt daarbij voor dat Rentokil de reeds door OTE betaalde termijnen mag houden (en dat OTE deze niet terug zal vorderen) en dat Rentokil de gifkisten binnen vier weken bij OTE komt ophalen. Bij gebreke van acceptatie behoudt OTE zich het recht voor de reeds gedane betalingen alsnog terug te vorderen.
2.13.
Bij schrijven van 7 oktober 2015 reageert Rentokil op de door OTE in voormeld schrijven weergegeven gang van zaken, die zij weerspreekt.
2.14.
Partijen corresponderen vervolgens nog over een minnelijke regeling, maar komen niet tot een akkoord.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Rentokil vordert in conventie – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van OTE tot betaling van
primair
een bedrag van € 6.808, -- aan openstaande en niet betaalde kwartaalbedragen over de periode 24 dec 2015 tot 24 juni 2016;
een bedrag van € 715,-- aan buitengerechtelijke kosten;
de wettelijke handelsrente ex artikel 119a BW over de bedragen sub a en sub b vanaf het moment dat die bedragen versculdigd zijn;
e kwartaalbedragen zoals overeengekomen in de overeenkomst van 8 oktober 2014 ter hoogte va € 2.702,--/kwartaal, met ingang van 1 januari 2015 (en elke daaropvolgend 1 januari van enig jaar te verhogen met CBS prijsindexcijfer voor gezinsconsumptie) tot aan het moment dat de overeenkomst tussen Rentokil en OTE rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
subsidiair
de kwartaalbedragen zoals overeengekomen in de overeenkomst d.d. 28 augustus 2013 ter hoogte van € 1.764,-- met ingang van 1 januari 2014 (en elke daaropvolgend 1 januari van enig jaar te verhogen met CBS prijsindexcijfer voor gezinsconsumptie) tot aan het moment dat de overeenkomst tussen Rentokil en OTE rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de bedragen onder sub e;
en zowel primair als subsidiair
de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
OTE voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Rentokil in de kosten van de procedure met inbegrip van de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis worden voldaan. Zij beroept zich daarbij op dwaling harerzijds en tekortkomingen aan de zijde van Rentokil.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
OTE vordert in reconventie – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
voor recht te verklaren dat de Overeenkomst (2014,
Rb)buitengerechtelijk is vernietigd door OTE;
Rentokil te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.647,51 wegens door OTE onverschuldigd betaalde bedragen uit hoofde van de vernietigde Overeenkomst;
Rentokil te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 911,48;
de overeenkomst van 28 augustus 2013 in zijn geheel te ontbinden;
subsidiair
5) de overeenkomst van 28 augustus 2013 partieel te ontbinden, te weten voor de periode vanaf 8 oktober 2014, dan wel vanaf een nader vast te stellen periode;
en zowel primair als subsidiair
Rentokil te veroordelen in de kosten van de procedure met inbegrip van de nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis worden voldaan.
3.5.
Rentokil voert verweer en concludeert tot:
primair
afwijzing van de vordering van OTE;
subsidiair
voor het geval de rechtbank van oordeel is dat het primair onder sub 1 gevorderde dient te worden toegewezen en de eerdere overeenkomst d.d. 28 augustus 2013 herleeft tot afwijzing van het onder sub 2 gevorderde op basis van verrekening;
meer subsidiair
voor het geval de rechtbank van oordeel is dat het primair onder sub 1 gevorderde dient te worden toegewezen en de eerdere overeenkomst d.d. 28 augustus 2013 niet herleeft, dan wel geheel of gedeeltelijk dient te worden ontbonden, tot uitsluitende toewijzing van het gevorderde bedrag ad € 13.647,51 onder verrekening van de waarde van de door Rentokil onverschuldigd verrichtte prestaties, te bepalen op een bedrag van € 11.739,26, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
en zowel primair als subsidiair als meer subsidiair
tot afwijzing van de door OTE gevorderde buitengerechtelijke kosten en tot veroordeling van OTE in de kosten van het geding in reconventie, de nakosten daaronder begrepen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van de comparitie waarin is opgenomen het mondeling ter zitting gegeven oordeel dat de rechtbank – gelet op het verweer van OTE en het belang van de rechtstitel (de overeenkomst van opdracht) die ten grondslag ligt aan de vordering – bevoegd is van de vordering kennis te nemen op grond van het bepaalde in artikel 93 Rv.
4.2.
Vanwege de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie zullen deze in het hierna volgende gezamenlijk worden behandeld.
4.3.
Kernpunt van het geschil tussen partijen betreft de vraag of OTE voor het aangaan van de Overeenkomst 2014 juist is voorgelicht en geadviseerd door Rentokil. OTE meent van niet. OTE stelt dat zij op basis van de informatie is uitgegaan van een verkeerde veronderstelling; zij beroept zich daarom – zowel in conventie als in reconventie – primair op vernietiging van de Overeenkomst 2014 wegens dwaling. Rentokil daarentegen is de opvatting toegedaan dat zij OTE correct heeft geadviseerd en dat voor zover OTE heeft gedwaald dit voor haar rekening en risico dient te blijven.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6:228 BW een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij en de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten. Een overeenkomst is ook dan vernietigbaar indien beide partijen uitgingen van de onjuiste voorstelling van zaken. Daarbij geldt dat het aan de wederpartij kenbaar moet zijn geweest dat de omstandigheid waaromtrent werd gedwaald voor de dwalende van essentieel belang was. Aan een beroep op dwaling kan in de weg staan de omstandigheid dat de dwalende zelf onvoldoende onderzoek heeft gedaan om een onjuiste voorstelling van zaken te voorkomen. Naar vaste rechtspraak zullen de redelijkheid en billijkheid er zich in het algemeen echter tegen verzetten dat de dwaling voor rekening van de dwalende blijft indien deze afging op mededelingen van de wederpartij of de wederpartij de dwalende had behoren in te lichten.
4.5.
Vaststaat dat Rentokil zich profileert en overeenkomsten sluit als professional op het terrein van ongediertebestrijding. Op basis van de door haar met OTE gesloten overeenkomsten heeft Rentokil steeds jaarlijks meerdere inspecties verricht op het terrein bij OTE en met name op basis daarvan OTE geadviseerd omtrent de te nemen maatregelen en over de (omvang van de) in te huren diensten. Gelet hierop heeft als uitgangspunt bij de beoordeling van het beroep op dwaling te gelden dat op Rentokil de verplichting rustte om OTE bij het aangaan van de (nieuwe) Overeenkomst 2014 te informeren omtrent de stand van zaken en mocht OTE er harerzijds van uitgaan dat de informatie die Rentokil aan haar verschafte juist was en dat het daarbij gegeven advies was gebaseerd op en paste bij een juiste analyse van de stand van zaken. Uit de stellingen over en weer blijkt dat het eerste overleg over deze overeenkomst eind 2013 heeft plaatsgehad. Toen heeft Rentokil geadviseerd het aantal gifkisten, dat eerder dat jaar was opgeschroefd naar 20, te vermeerderen met 55 extra gifkisten gespreid te plaatsen op het terrein. Omtrent de bij dit advies door Rentokil gegeven omschrijving van de stand van zaken verschillen partijen van mening. Volgens OTE zou door Rentokil zijn gezegd dat sprake was van “ernstige rattenoverlast” dan wel “een rattenplaag”, hetgeen door Rentokil is ontkend. Naar Rentokil stelt, heeft zij aan de hand van de rapportages, in het licht van de nog steeds toegenomen activiteit van bruine ratten in het najaar van 2013 geadviseerd het aantal kisten uit te breiden. Wat er zij van de vraag of uit de in het geding gebrachte rapportages kan worden opgemaakt dat in vergelijking met de stand van zaken bij het sluiten van de Overeenkomst 2013 in het najaar van 2013 en begin 2014 sprake was van de gestelde “toegenomen activiteit van bruine ratten” (rapportages over de periode voor augustus 2013 zijn niet in geding gebracht), uit de latere rapportages over 2014 blijkt daarvan niet; in tegendeel. Uit deze rapportages blijkt namelijk, zoals Rentokil zelf ook stelt bij dagvaarding, dat na de aanvankelijke toename in de zomer en het najaar van 2013, de activiteit in de loop van 2014 juist is afgenomen. Dat deze situatie ten tijde van het sluiten van de overeenkomst weer was gewijzigd, is gesteld noch gebleken. In rechte heeft daarom als uitgangspunt te gelden dat dit niet het geval was. Gelet hierop had het op de weg van Rentokil gelegen om op het moment dat partijen uiteindelijk overgingen tot het sluiten van de overeenkomst in oktober 2014 OTE te informeren omtrent deze actuele stand van zaken. Dat heeft Rentokil niet gedaan. Naar de rechtbank begrijpt, is ook op het moment van het sluiten van de overeenkomst uitgegaan van de veronderstelling dat de situatie was verergerd en een verdere uitbreiding van kisten noodzakelijk was, hetgeen niet overeenkomstig de werkelijke stand van zaken was, zodat sprake is geweest van dwaling aan de zijde van OTE door onjuiste informatie van Rentokil. Niet in geschil is dat de ware omvang van de aanwezigheid van ratten voor OTE van essentieel belang was voor het sluiten van de overeenkomst, hetgeen de aard van de overeenkomst ook met zich brengt. Hetzelfde geldt voor de kenbaarheid. Aan de vereisten voor dwaling is derhalve voldaan. Het nog door Rentokil opgeworpen verweer dat OTE de dwaling aan zichzelf heeft te wijten en deze dus voor haar risico dient te blijven, omdat ook OTE over voormelde rapportages beschikte en zijzelf onderzoek naar de stand van zaken had kunnen en moeten verrichten, wordt verworpen. Gelet op de aard van de overeenkomst en de kwaliteit waarin deze door Rentokil is gesloten, verzetten de redelijkheid en de billijkheid zich er tegen om in een geval als het onderhavige een onderzoeksplicht van de dwalende aan te nemen die zou prevaleren boven de mededelingsplicht van de professionele wederpartij.
4.6.
De conclusie moet zijn dat het beroep op dwaling slaagt en OTE gerechtigd was de overeenkomst buitengerechtelijk te vernietigen, gelijk zij bij schrijven van 4 september 2015 heeft gedaan. Deze vernietiging werkt terug tot het tijdstip waarop partijen de litigieuze overeenkomst hebben ondertekend, te weten 8 oktober 2014. Dit brengt met zich dat de door OTE op basis daarvan gedane betalingen in beginsel onverschuldigd waren en door Rentokil dienen te worden terugbetaald, een en ander tenzij het door Rentokil (subsidiair of meer subsidiair) gedane beroep op verrekening slaagt.
4.7.
Rentokil legt aan haar beroep op verrekening allereerst ten grondslag de stelling dat partijen met het sluiten van de Overeenkomst 2014 de eerdere nog lopende Overeenkomst 2013 hebben beëindigd, zodat met de vernietiging van de Overeenkomst 2014 ook deze beëindiging is vernietigd en deze Overeenkomst 2013 ‘herleeft’. Derhalve zijn partijen jegens elkaar gehouden tot nakoming van de verbintenissen als hierin opgenomen en heeft Rentokil recht op betaling van de (lagere) termijnbedragen van € 1.764,00 per kwartaal, tot het moment waarop deze eerdere overeenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, aldus Rentokil.
4.8.
De rechtbank volgt deze stelling in zoverre dat met het sluiten van de Overeenkomst 2014 de eerdere Overeenkomst 2013 geacht kan worden met wederzijds goedvinden te zijn beëindigd. Het enkele feit dat de Overeenkomst 2014 is vernietigd, is echter onvoldoende om aan te nemen dat partijen hebben beoogd deze eerdere overeenkomst te doen herleven. OTE heeft dit ook weersproken, terwijl de omstandigheden evenmin daarop wijzen. Partijen zijn immers met elkaar in overleg getreden om te bezien of Rentokil andere diensten aan OTE zou kunnen leveren, waarover zij geen overeenstemming hebben bereikt.
Het beroep op verrekening op deze grondslag faalt derhalve.
4.9.
Rentokil legt aan haar beroep op verrekening, als meer subsidiair verweer in reconventie, voorts ten grondslag dat hetgeen zij nog aan ongediertebestrijding heeft verricht bij OTE na 8 oktober 2014 onverschuldigd is verricht, zodat aan haar op grond van artikel 6:210 BW de waarde daarvan dient te worden vergoed.
4.10.
Dit verweer treft doel. Nu de Overeenkomst 2014 op goede gronden door OTE is vernietigd en de Overeenkomst 2013, zoals hiervoor is geoordeeld, niet herleeft, heeft met terugwerkende kracht te gelden dat tussen partijen vanaf oktober 2014 geen contractuele relatie meer heeft bestaan. Niet in geschil is dat Rentokil tot 4 september 2015, de datum waarop de Overeenkomst 2014 door OTE is vernietigd, wel inspecties heeft verricht. Aangezien dat onverschuldigd was, dient OTE aan Rentokil de waarde daarvan te vergoeden. Rentokil heeft deze waarde berekend op basis van 1,5 maal de vergoeding voor verleende service als opgenomen in de Overeenkomst 2013, omdat deze inspecties nog zijn uitgevoerd op dat niveau, te weten 20 rattenkisten, met een verhoogde bezoekfrequentie van 12 als bepaald in de Overeenkomst 2014. OTE heeft deze berekening niet betwist, zodat ook de rechtbank daarvan uitgaat.
Aldus berekend bedraagt het te verrekenen bedrag € 11.739,26.
4.11.
Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen in conventie dienen te worden afgewezen.
De primaire vorderingen in reconventie als hiervoor weergegeven onder 3.4. sub 1 en 2 liggen voor toewijzing gereed met dien verstande dat met de vordering sub 2 verrekend dient te worden het hiervoor onder 4.10 vermelde bedrag, zodat daarvan resteert € 13.647,51 minus € 11.739,26 = € 1.908,25. De daarbij onder sub 3 opgenomen vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, nu OTE heeft nagelaten deze kosten – na betwisting daarvan door Rentokil – nader te onderbouwen.
Een en ander brengt met zich dat de overige vorderingen (met uitzondering van die tot betaling van de proceskosten, waarover hierna) en de stellingen van partijen met betrekking daartoe buiten bespreking kunnen blijven.
4.12.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie en gelet op het feit dat beide partijen in reconventie deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst af de vordering van Rentokil;
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat de Overeenkomst 2014 buitengerechtelijk is vernietigd door OTE;
5.3.
veroordeelt Rentokil tot betaling aan OTE van een bedrag van € 1.908,25;
in conventie en in reconventie voorts
5.4.
verklaart het vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
5.5.
compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2017.
1515/2221